
Vast staat dat de advocaatkosten conform de beschreven wijze in de vaststellingsovereenkomst zijn uitbetaald aan de advocaat van de werknemer en het deel dat voor rekening van de werknemer kwam, van zijn bruto beëindigingsvergoeding is afgetrokken. Partijen zijn het in zoverre dus eens dat dat op juiste wijze is uitgevoerd.
Brutoloon?
De kern van het geschil is of de advocaatkosten van de werknemer, die de werkgever (deels) heeft betaald, als brutoloon moet worden aangemerkt en als zodanig kan worden verrekend.
De werknemer stelt dat die verloning van de advocaatkosten niet de bedoeling is geweest, terwijl de werkgever stelt dat hij de vaststellingsovereenkomst conform de fiscale regeling heeft uitgevoerd. Beide partijen beroepen zich dan ook op de afspraken die zijn vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst en de verwachtingen die zij op grond daarvan mochten hebben.
Salarisstroken
Volgens de salarisstrook met volgnummer 1 zou er een bedrag van € 43.374,73 netto aan de werknemer worden uitbetaald. Dit is echter niet gebeurd door een verrekening met het negatieve nettobedrag van de salarisstrook met volgnummer 9. Op deze strook zijn de totale advocaatkosten van € 29.036,91 ten onrechte als loon meegenomen waardoor een negatief nettobedrag van € 5.756,70 ontstaat. Dit bedrag is in mindering gebracht op de € 43.374,73 uitkering van salarisstrook met volgnummer 1. Er is dan ook een bedrag van € 5.756,70 netto te weinig aan de werknemer uitbetaald, stelt de werknemer.
Daarnaast had de werknemer het netto-equivalent van € 17.062,50 (volgnummer 9) moeten ontvangen, zijnde € 8.616,56. Dit alles maakt dat de werknemer een netto totaalbedrag van € 14.373,26 (€ 8.616,56 + € 5.756,70) van de werkgever vordert.
Wie draagt loonbelastinglast?
Dat de werkgever fiscaal juist moet handelen is niet in geschil tussen partijen, maar de vraag ligt voor wie de loonbelastinglast draagt. Daarvoor is de uitleg van de vaststellingsovereenkomst van belang.
Voor de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst op dit onderdeel zijn de e-mails tussen de werknemer en de medewerker van het bedrijf van belang. In die e-mails wordt gesproken over bedragen aan advocaatkosten zonder daarbij te benoemen of die bedragen bruto of netto zijn.
Uit de tekst van de e-mails kan worden opgemaakt dat een deel van de kosten, € 15.000,-, voor rekening van de werkgever zou komen. Het resterende deel van de kosten blijft gewoon voor rekening van de werknemer, maar dat deel zou van de bruto beëindigingsvergoeding worden afgehaald. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de werknemer daarover verklaard dat hij daarmee beoogde een bruto-nettovoordeel te verkrijgen.
Geen andere kosten meer
De verwachting van de werknemer was dan ook dat er geen andere kosten meer zouden zijn, mede ook gelet op de mededeling in de e-mail aan de werkgever “All these costs paid by de werkgever are fiscally deductible anyhow“. Nog los van de vraag of dit laatste fiscaal juist is, geeft dit wel de verwachting van de werknemer weer.
Advocaatkosten niet boven 30K
Wat de verwachting van de werkgever betreft is de mededeling “I need to limit the lawyer costs to 30K (=15K for me).” relevant. Daaruit kan immers worden opgemaakt dat de werkgever de verwachting had dat de advocaatkosten niet boven de 30K zouden uitkomen.
Niet benoemd of vergoeding advocaatkosten bruto of netto is
Na deze e-mails is de vaststellingsovereenkomst opgesteld. Daarin wordt niet benoemd of de vergoeding van de advocaatkosten bruto of netto is. Opvallend is dat met betrekking tot de beëindigingsvergoeding en de transitievergoeding wél expliciet benoemd is dat die bedragen bruto zijn.
De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat de werknemer uit de mededeling van de werkgever over de maximum advocaatkosten redelijkerwijs niet hoefde te verwachten dat de werkgever die kosten als een maximum brutovergoeding heeft bedoeld, terwijl daartegenover de werkgever wel redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de werknemer een bruto-nettovoordeel op het oog had waarbij nog een expliciete voorbeeldberekening is gegeven.
LB over advocaatkosten vaak voor rekening van werkgever
Hierbij weegt nog mee dat het niet ongebruikelijk is dat de loonbelasting over de advocaatkosten bij een vaststellingsovereenkomst voor rekening van de werkgever blijven. Dat het in dit specifieke geval om een aanzienlijk bedrag aan loonbelasting gaat maakt dat niet anders. Het had op de weg van de werkgever gelegen om daar aan de voorkant duidelijkheid over te creëren.
Werknemer hoeft kosten niet te dragen
Anders dan de werkgever heeft betoogd is de kantonrechter van oordeel dat de omstandigheid dat de werknemer mogelijk wist, of behoorde te weten, dat de werkgever de vergoeding van de advocaatkosten fiscaal moet verantwoorden nog niet meebrengt dat hij die kosten moet dragen.
In de vaststellingsovereenkomst staat omschreven welke kosten betaald worden en wat ontvangen wordt. Daarbij staat niet de verloning van de advocaatkosten genoemd.
Niet behoeden voor mogelijke gevolgen regeling
Voor zover de werkgever heeft willen betogen dat de werknemer de werkgever daarvoor had moeten waarschuwen omdat hij deskundige bijstand had, gaat dit niet op. De werknemer hoefde de werkgever niet te behoeden voor mogelijke gevolgen van een regeling die is aanvaard. De werkgever werd in eerste instantie ook juridisch bijgestaan en het opstellen van de vaststellingsovereenkomst is ook overgedragen aan de advocaat van de werkgever.
Werkgever had zelf fiscale consequenties moeten bezien
Dat de werkgever kennelijk geen ruggenspraak heeft gehouden over het aanvaarden van de voorgestelde regeling en de mogelijke fiscale consequentie(s) daarvan niet of onvoldoende heeft overzien, kan niet tegen de werknemer worden opgeworpen. Dat is een beslissing van de werkgever die voor zijn rekening komt. De werkgever had zelf de consequenties van de regeling moeten bezien en bij (mogelijk) ongewenste gevolgen dat moeten beseffen alvorens akkoord te gaan.
Finale kwijting
Het achteraf alsnog in rekening brengen van deze loonkosten bij de werknemer stuit af tegen de verleende finale kwijting “The employer (…) and the employee grant each other, after effectuation of what is stipulated in this agreement and the appendix to this agreement (…) final discharge”.
Er wordt immers finale kwijting verleend na uitvoering van hetgeen in de vaststellingsovereenkomst is bepaald. Daarin is niet bepaald dat de advocaatkosten worden verloond. Die kosten moet de werkgever daarom voor eigen rekening nemen.
Werkgever moet betalen
Het voorgaande betekent dat de werkgever ten onrechte de advocaatkosten heeft verloond en belast bij de werknemer. Niet weersproken is dat de negatieve loonstrook van € 5.756,70 in mindering is gebracht op de uitkering van € 43.374,73, zodat de werknemer dit bedrag nog toekomt.
Verder heeft de werkgever de berekening van het netto-equivalent van € 17.062,50 niet bestreden, anders dan dat de loonheffing over de advocaatkosten wel in mindering moest worden gebracht, zodat die vordering ook toewijsbaar is. Dit brengt de totaal toewijsbare vordering op € 14.373,26 (€ 8.616,56 + € 5.756,70) netto. Dat bedrag wijst de kantonrechter daarom ook toe.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 21 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:7620