
De werkgever wilde alleen een arbeidsovereenkomst voor een jaar aanbieden, omdat de werkneemster op dat moment niet voldeed aan de voorwaarde van goed functioneren. Gezien de informatie waarover de werkgever beschikte, mocht de werkgever dit zo beslissen, aldus het hof.
Wat speelt er in deze zaak?
Tussen partijen bestond een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (twee jaar), met de bepaling dat werkneemster bij goed functioneren een dienstverband voor onbepaalde tijd zou krijgen. De werkgever was slechts bereid na het aflopen van de arbeidsovereenkomst een arbeidsovereenkomst voor een jaar aan te bieden. De werkneemster maakt in dit geding aanspraak op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Arbeidsovereenkomst ontbonden
Bij beschikking van 1 augustus 2022 heeft de kantonrechter in de rechtbank Den Haag op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 september 2022 ontbonden “indien komt vast te staan dat er tussen de werkneemster en de de werkgever na 15 oktober 2021 nog sprake is van een arbeidsovereenkomst”.
Aan deze beslissing ligt de overweging ten grondslag, samengevat, dat de werkneemster verwijtbaar heeft gehandeld door (i) heimelijk acht keer geluidsopnamen te maken – en deze vervolgens in de openbaarheid te brengen – van de gesprekken die zij heeft gevoerd met haar leidinggevenden over haar functioneren tegen de achtergrond van de vraag of zij goed genoeg functioneerde om haar arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te verlengen en (ii) door vertrouwelijke, niet aan haar gerichte correspondentie in de procedure bij de kantonrechter en het hof in het geding te brengen, waarmee zij de vertrouwelijkheid van die correspondentie heeft geschonden. Deze beschikking is onherroepelijk geworden.
In eerste aanleg heeft de werkneemster gevorderd dat de kantonrechter de werkgever zal veroordelen om aan de werkneemster per 15 oktober 2020 op straffe van verbeurte van een dwangsom een contract voor onbepaalde tijd aan te bieden (met beslissing over de proceskosten).
Niet geslaagd in opgedragen bewijs
Bij tussenvonnis heeft de kantonrechter de werkneemster opgedragen bewijs te leveren van haar stelling dat de voorzitter van het College van Bestuur op 10 juli 2020 per telefoon aan haar heeft gemeld dat besloten is tot een verlenging van haar arbeidscontract met de duur van een jaar met als reden het mogelijke vertrek van de Vice President Operations en de wens van de werkgever om te bezien hoe de verstandhouding/relatie tussen de werkneemster en de nieuwe VPO zal zijn (is er een ‘klik’?).
Na aktewisseling heeft de kantonrechter bij eindvonnis geoordeeld dat de werkneemster niet was geslaagd in het haar opgedragen bewijs.
In hoger beroep
Tegen het tussenvonnis heeft de werkneemster elf grieven gericht, tegen het eindvonnis acht grieven. De werkneemster heeft in hoger beroep haar eis gewijzigd. Haar conclusie in hoger beroep houdt in dat het hof de bestreden vonnissen (gedeeltelijk) zal vernietigen en alsnog:
primair
- voor recht zal verklaren dat de werkgever op grond van de contractuele afspraak, dan wel goed werkgeverschap een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had moeten aanbieden per 15 oktober 2020, dan wel 15 oktober 2021, en zodoende een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan, althans zou zijn ontstaan;
- “Voortzetting van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd per 15 oktober 2020, dan wel per 15 oktober 2021, althans per een in goede justitie te betalen datum”;
subsidiair
- voor recht zal verklaren dat de werkgever op grond van goed werkgeverschap gehouden was aan de werkneemster een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden per 15 oktober 2020, dan wel 15 oktober 2021, althans per een in goede justitie te bepalen datum;
- de werkgever zal veroordelen tot het aanbieden van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd per 15 oktober 2020, dan wel per 15 oktober 2021, althans per een in goede justitie te bepalen datum;
primair & subsidiair
- de werkgever zal veroordelen om binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis het salaris over de maanden oktober 2021 t/m maart 2022 te betalen, verhoogd met de wettelijke rente, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de wettelijke verhoging;
- de werkgever zal veroordelen (tegen kwijting) steeds uiterlijk op de laatste dag van de maand te betalen het overeengekomen maandsalaris vanaf de maand april 2022, totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, dan wel de verplichting tot betaling op een andere grond komt te vervallen;
meer subsidiair
- de werkgever zal veroordelen tot betaling van schadevergoeding van € 258.040,16 bruto aan inkomensschade, € 240.312,- netto aan pensioenschade en de volledige advocaatkosten;
primair, subsidiair en meer subsidiair
- de werkgever zal veroordelen tot betaling van € 8.508,- aan functioneringstoelage over 2020;
- de werkgever zal veroordelen in de kosten van de procedure en de eventuele nakosten.
Naar aanleiding van de grieven overweegt het hof als volgt.
Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
De werkneemster stelt in de eerste plaats dat de werkgever in aansluiting op de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (die afliep tegen 15 oktober 2020) gehouden was met haar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te sluiten. Zij stelt daartoe dat zij bij goed functioneren per 15 oktober 2020 een dienstverband voor onbepaalde tijd zou krijgen en dat aan deze voorwaarde van goed functioneren was voldaan op die datum.
Niet voldaan aan voorwaarde goed functioneren
De werkgever bestrijdt het laatste. Volgens de werkgever voldeed de werkneemster op dat moment niet aan de voorwaarde van goed functioneren.
Anders dan de werkneemster meent, kan uit diverse stukken in voldoende mate worden opgemaakt dat er bij het CvB twijfels bestonden over het goede functioneren van de werkneemster als directeur Finance.
Anders dan de werkneemster betoogt, komen ook in het verslag van het R&O-gesprek van 3 juni 2020 kritische passages voor over haar functioneren.
Feedback van collega’s
De werkneemster heeft aan een groot aantal collega’s gevraagd feedback te geven ter voorbereiding op het R&O-gesprek van 3 juni 2020. Daaruit komt volgens haar een zeer positief beeld naar voren. Anders dan kennelijk de werkneemster, leest het hof in de gegeven reacties niet uitsluitend positief commentaar. Het hof citeert uit een aantal commentaren.
Kritische kanttekeningen
Het hof is zich ervan bewust dat het achtereenvolgens weergeven van alleen de kritische opmerkingen een eenzijdig beeld geeft van het functioneren van de werkneemster en daarmee de werkneemster tekortdoet. Waar het hier echter om gaat, is dat deze passages duidelijk maken waarom bij de beoordeling van het functioneren van de werkneemster óók grond bestond voor het plaatsen van kritische kanttekeningen.
Terugkerende thema’s
Daarbij is nog van belang dat het hier citaten betreft uit het commentaar van achttien van de 27 collega’s aan wie de werkneemster commentaar had gevraagd. Ook is van belang dat in deze kritiek terugkerende thema’s kunnen worden gelezen, namelijk – in de woorden van de werkgever – een als te directief ervaren stijl van leiding geven, tekortschietend beschouwend vermogen, teveel zaken tegelijkertijd oppakken en gebrek aan organisatiesensitiviteit.
De werkneemster heeft erkend dat zij in februari 2020 heeft gesproken met de Ombudsman over signalen van onrust. Dat deze signalen er zijn geweest – en de inhoud ervan -, strookt bovendien met de hierboven weergegeven kritische passages uit de feedback die de werkneemster heeft ontvangen van diverse collega’s.
Niet alleen lof, maar ook kritiek
Het voorgaande overziende, rijst het beeld van een nieuwe directeur Finance die niet alleen maar lof oogstte voor haar werk, maar ook kritiek. Een en ander klinkt onmiskenbaar door in het verslag van het R&O-gesprek op 3 juni 2020. De wijze waarop de werkneemster deze kritiek heeft weersproken – bijvoorbeeld door de ernst ervan te relativeren, door te wijzen op de overwegend positieve feedback, door andere onderzoeken aan te halen, door op te merken dat de werkgever nooit een onderzoek is gestart naar signalen, door te benadrukken dat de kritiek niet werd gedeeld door de Vice President Operations – miskent dat het niet aan het hof is om een oordeel te geven over haar functioneren.
Goed werkgever
Het gaat in de onderhavige zaak niet om een disfunctioneringsontslag, maar om de vraag of de werkgever als goed werkgever in redelijkheid gehouden was aan de werkneemster na twee jaar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden wegens goed functioneren. Bij de beantwoording van de vraag of de werkneemster goed functioneerde, mocht de werkgever inderdaad in vergaande mate haar eigen afweging maken. Het is het hof niet gebleken dat de werkgever daarbij de grenzen van de haar toekomende beoordelingsvrijheid heeft overschreden.
Anders dan de werkneemster meent, bestaat geen grond voor haar stelling dat de beslissing van de werkgever om haar niet een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden, was ingegeven door een oneigenlijk motief, namelijk om van een bestuurder af te komen. Geen van de door de werkneemster overgelegde transcripties van door haar opgenomen gesprekken biedt daarvoor voldoende steun.
Verlenging arbeidsovereenkomst met één jaar
Het verdient overigens opmerking dat de werkgever op basis van haar bevindingen niet heeft besloten afscheid te nemen van de werkneemster na het aflopen van de arbeidsovereenkomst per 15 oktober 2020, maar om haar een verlenging van de arbeidsovereenkomst aan te bieden voor een jaar. Er bestaat geen grond voor twijfel aan de oprechte bedoeling van de werkgever om de werkneemster gedurende dat jaar in staat te stellen de twijfels over haar functioneren weg te nemen.
De conclusie van het voorgaande is dat de werkgever niet was gehouden met de werkneemster een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te sluiten na het aflopen van haar arbeidsovereenkomst tegen 15 oktober 2020.
Niet buiten redelijke twijfel
Gebleken is dat het goede functioneren van de werkneemster voor de werkgever op dat moment niet buiten redelijke twijfel was en dat de werkgever om die reden op dat moment nog niet bereid was tot het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Gegeven de informatie waarover de werkgever beschikte, stond het de werkgever vrij in die zin te beslissen.
Geen van de grieven kan tot vernietiging van de bestreden vonnissen leiden.
Uitspraak Hof Den Haag, 16 mei 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:753