
Niet is komen vast te staan dat de zieke werknemer heeft gehandeld in strijd met de aanwijzingen van de bedrijfsarts.
Het door de werkgever ingediende zelfstandige tegenverzoek (ontbinding van de arbeidsovereenkomst) wordt toegewezen op grond van een verstoorde verhouding. De werkgever is daarvoor een ernstig verwijt te maken. Naast de transitievergoeding kent de kantonrechter aan werknemer een billijke vergoeding toe van € 25.000.
Werkgever moet dringende reden bewijzen
Allereerst merkt de kantonrechter op dat in kwesties waarin sprake is van een ontslag op staande voet de bewijslast van de gegeven dringende reden is gelegen bij de werkgever.
Wat betreft de vraag of de werknemer (voorman) in strijd met het verbod van de bedrijfsarts zware arbeid heeft verricht, en daarmee zijn herstel heeft belemmerd, staat het navolgende vast.
Niet werken vanwege beperkingen
In zijn rapportage van 9 april 2018 stelt de bedrijfsarts dat de werknemer beperkingen heeft in het autorijden, het frequent reiken/buigen/bukken/torderen, het maken van snelle hoofdbewegingen, het klimmen en het werken op hoogte. Ook zijn er energetische beperkingen. De bedrijfsarts acht het vanwege voornoemde beperkingen onmogelijk dat de werknemer zijn werkzaamheden bij de werkgever kan hervatten.
Oprit leggen bij woning
Uit de bevindingen van de detective van een detectivebureau blijkt dat de werknemer in de maand juni 2018 tijdens zijn ziekte thuis arbeid heeft verricht. Het betreft het leggen van bestrating naast zijn woning. De werknemer betwist niet dat hij – geassisteerd door zijn (schoon)zoon – doende is geweest met het leggen van een oprit bij zijn woning.
Geen zeer zware arbeid
De werknemer bestrijdt echter dat sprake is van zeer zware arbeid. De werknemer verwijst daarbij naar het advies van zijn fysiotherapeut als ook van sportarts die hem beiden adviseren om thuis oefeningen te doen en werkzaamheden te verrichten om zijn conditie als ook de kracht in zijn bovenbenen te verbeteren. Wat hiervan moge zijn, beide verklaringen zijn niet afkomstig van de bedrijfsarts en daarom komt daaraan in deze procedure geen doorslaggevende betekenis toe.
Beeldopnames van detective
Relevant acht de kantonrechter wel de beeldopnames van detective. De kantonrechter heeft deze bekeken en constateert dat er inderdaad door de werknemer wordt gewerkt aan zijn oprit.
De kantonrechter constateert echter ook dat dat in een rustig en ontspannen tempo gebeurt. Anders dan de werkgever stelt geven de beelden de kantonrechter niet de indruk dat de werknemer onder een bepaalde tijdsdruk zware inspanningen verricht.
Lichte fysieke inspanning
De kantonrechter krijgt uit de beelden eerder de indruk dat er een betrekkelijk lichte fysieke inspanning wordt geleverd.
Niet genoemd door bedrijfsarts
Uit de verklaring van de bedrijfsarts van april 2018 volgt strikt genomen niet dat de werknemer op dat moment de betreffende werkzaamheden niet zou hebben mogen verrichten. De bedrijfsarts vermeldt op welke gebieden de werknemer beperkingen kent maar verbindt daar niet de conclusie aan dat er geen fysieke inspanning mag worden geleverd.
Maar zelfs als dat uit die verklaring van april zou hebben gebleken, dan zegt dat nog niets over werkzaamheden in juni 2018. Inmiddels is al weer enige tijd verstreken en het is zeer wel aannemelijk dat de werknemer dan zwaarder mag worden belast.
Geen overtreding
Met andere woorden, de verklaring van de bedrijfsarts uit april 2018 is geen onderbouwing voor de stelling dat de werknemer een aanwijzing van de bedrijfsarts overtreedt en al helemaal niet van de bewering dat daardoor het herstel van de werknemer wordt belemmerd. Uit de verklaring van de bedrijfsarts van 4 juni 2018, waarin staat dat de werknemer ongeschikt is voor zijn eigen arbeid en aangepast werk, volgt dat evenmin.
Bewijslast niet geslaagd
Ander bewijs voor dit deel van de aangevoerde dringende reden heeft de werkgever niet geleverd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de werkgever er niet in is geslaagd te bewijzen dat de werknemer heeft gehandeld in strijd met de aanwijzingen van de bedrijfsarts.
Onvoldoende en onjuist informeren
Het andere deel van de dringende reden bestaat uit de stelling dat de werknemer de bedrijfsarts onvoldoende zou hebben geïnformeerd en dat hij bij de ondervraging ten burele van de werkgever op 29 juni 2018 zou hebben gelogen over de verrichte werkzaamheden.
Niet nagevraagd bij bedrijfsarts
Wat betreft het beweerdelijk onjuist informeren van de bedrijfsarts, dat argument snijdt in de ogen van de kantonrechter al geen hout omdat de werkgever in het geheel niet meer heeft nagevraagd bij de bedrijfsarts naar hetgeen de werknemer in juni 2018 medisch gezien nu wel of niet mocht doen. Dan is het voor de besluitvorming ook niet meer relevant wat de werknemer wel of niet tegen de bedrijfsarts heeft gezegd.
Geen beroepsmatige werkzaamheden
Verder heeft de werkgever aan de werknemer gevraagd of deze aan het werk was, waarop de werknemer ontkennend heeft geantwoord. Na enig heen en weer vragen is het tot de werknemer doorgedrongen dat het wellicht ging om de werkzaamheden aan de oprit en niet om beroepsmatige werkzaamheden.
Liegen is niet bewezen
De werknemer heeft nadien erkend dat hij bestratingswerkzaamheden aan de oprit heeft uitgevoerd, zich daarbij niet realiserend dat dit mogelijk niet was toegestaan. De kantonrechter acht voorgaande lezing van de werknemer, die er op neerkomt dat aanvankelijk sprake was van een misverstand, niet onaannemelijk en dus komt niet vast te staan dat hij in het gesprek van 29 juni 2018 heeft gelogen.
Naar het oordeel van de kantonrechter komt ook dit onderdeel van de aangevoerde dringende reden niet vast te staan.
Zonder waarschuwing ontslagen, veel te zware straf
Geheel ten overvloede overweegt de kantonrechter dat indien wel zou zijn komen vast te staan dat de werknemer heeft gehandeld in strijd met de aanwijzingen van de bedrijfsarts, of dat hij de bedrijfsarts belangrijke informatie zou hebben onthouden of dat hij heeft gelogen tegen de werkgever , dat dan geldt dat de werkgever de werknemer heeft ontslagen zonder hem van te voren te sommeren de aanwijzingen van de bedrijfsarts na te leven dan wel een loonstop door te voeren.
Evenmin heeft de werknemer dan de gelegenheid gekregen om zijn opstelling tegenover de bedrijfsarts en/of de werkgever te verbeteren. De werkgever heeft zonder nadere waarschuwing de meest zware sanctie uit het arbeidsrecht toegepast. Volgens de kantonrechter gaat dat in dit geval veel te ver.
Omdat de kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag (op staande voet) niet rechtsgeldig is, wijst hij het primaire verzoek van de werknemer tot vernietiging van dat ontslag toe.
Arbeidsovereenkomst blijft in stand
Nu het ontslag (op staande voet) wordt vernietigd, is de arbeidsovereenkomst onverkort blijven voortduren. De werkgever is daarom gehouden tot betaling van het overeengekomen salaris tot aan het moment dat er op rechtsgeldige wijze een einde aan de arbeidsovereenkomst komt. Partijen zijn het er over eens dat de werkgever het loon van de werknemer vanaf 29 juni 2018 onbetaald heeft gelaten, zodat de hierop gerichte vordering in de hoofdzaak zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna is bepaald.
Ontbinding arbeidsovereenkomst
De werkgever heeft bij wijze van tegenverzoek verzocht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen (voorwaardelijk) te ontbinden, voor het geval (nog steeds) een arbeidsovereenkomst tussen partijen bestaat.
E-grond
De werkgever heeft aan het ontbindingsverzoek primair ten grondslag gelegd dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de kant van de werknemer (e-grond). Het gaat om het zelfde feitencomplex als hiervoor is besproken. Zoals de kantonrechter hiervoor al heeft overwogen, is dit verwijt niet althans in onvoldoende mate komen vast te staan, zodat niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van een voldragen grond. De vordering van de werkgever kan – voor zover deze is gestoeld op de e-grond – niet slagen.
Verstoorde arbeidsverhouding
Subsidiair stelt de werkgever zich op het standpunt dat sprake is van een verstoorde verhouding die moet leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. de werkgever is daarbij de mening toegedaan dat de verstoring van de arbeidsverhouding geheel te wijten is aan de gedragingen van de werknemer en dat hij zijn plichten als werknemer grovelijk heeft nagelaten.
De kantonrechter overweegt op dit punt het navolgende.
Uit de stellingname over en weer – ook van de kant van de werknemer – is de kantonrechter duidelijk geworden dat er sprake is van een zeer verstoorde verhouding die een continuering van de arbeidsrelatie onmogelijk maakt.
Geheel aan werkgever te wijten
Volgens de kantonrechter is het ontstaan van deze verstoorde verhouding geheel aan de werkgever te wijten, nu de werkgever zich zonder voldoende te hebben geïnformeerd op grond van onvolledige informatie een beslissing heeft genomen met zeer verstrekkende gevolgen voor de werknemer. Daarnaast is gebleken dat de werkgever niet bereid is dit in te zien en op zijn schreden terug te keren.
Navragen bij bedrijfsarts niet gedaan
Naar het oordeel van de kantonrechter had het op de weg van de werkgever gelegen om aan de bedrijfsarts voor te leggen of de werkzaamheden aan de oprit pasten binnen het herstel van de werknemer. Desgewenst had de bedrijfsarts bij de werknemer kunnen navragen en zich door hem laten voorzien van de medische stukken van de behandelaren van de werknemer. Daarop had de bedrijfsarts een afgewogen oordeel kunnen baseren en dat aan de werkgever kunnen meedelen.
Eigenmachtig oordeel werkgever onbegrijpelijk
Het is voor de kantonrechter onbegrijpelijk dat de werkgever dat heeft nagelaten en zich eigenmachtig een oordeel heeft gevormd over de gezondheidstoestand van de werkgever. In plaats van na te vragen bij de bedrijfsarts komt de werkgever er wel aan toe om een privédetective in te schakelen die de werknemer observeert en op beeld vastlegt. Dat is onder de gegeven omstandigheden, uit het dossier blijkt niet dat de werknemer eerder blijk heeft gegeven het vertrouwen van zijn werkgever niet te verdienen, disproportioneel.
Op zoek naar stok om mee te slaan
Voornoemd handelen van de werkgever doet bij de kantonrechter het ernstige vermoeden rijzen dat hij niet uit was op waarheidsvinding maar op zoek was naar de bekende stok om de hond mee te slaan. de werknemer moest er uit. Dat maakt dat de kantonrechter geen basis meer aanwezig ziet voor een verdere samenwerking in de toekomst.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de over en weer naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding opleveren. Gelet op de ontstane situatie is herplaatsing van de werknemer binnen de organisatie van de werkgever niet aan de orde.
De kantonrechter acht de werkgever in zwaarwegende mate debet aan het ontstaan van de verstoorde arbeidsverhouding die thans tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst leidt.
Arbeidsovereenkomst ontbonden
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van de werkgever zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst ontbindt met ingang van 1 december 2018. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, een en ander met behoud van een termijn van ten minste één maand.
Transitievergoeding
De werkgever is aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever is ontbonden. Aan deze beide voorwaarden is voldaan. De kantonrechter kent aan de werknemer daarom een transitievergoeding toe ten bedrage van € 3.063.
Billijke vergoeding
De werknemer heeft verzocht aan hem een billijke vergoeding toe te kennen. Er is niet gebleken dat de werknemer met betrekking tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een verwijt kan worden gemaakt. De werknemer is wel bijzonder onheus door de werkgever bejegend.
Wantrouwen werkgever in werknemer groot
De werkgever heeft gehandeld zonder zich er eerst van te overtuigen wat nu de medische status van de werknemer was. De enkele navraag bij de bedrijfsarts om na te vragen of de werkzaamheden die de werknemer in privé uitvoerde pasten in de context van zijn herstel en was in dat verband voldoende geweest. Het wantrouwen van de werkgever jegens de werknemer is echter meteen dermate groot dat de werkgever een detective inhuurt om de gangen van de werknemer na te trekken.
Onredelijk onder druk gezet
De werknemer heeft naar het oordeel van de kantonrechter in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat hij tijdens het gesprek van 29 juni 2018 onredelijk onder druk is gezet en dat het gesprek op een intimiderende wijze is gevoerd. Van de werknemer kan redelijkerwijs niet worden verwacht terug te keren naar de werkgever.
Moeilijk bemiddelbaar op arbeidsmarkt
De kantonrechter weegt verder mee dat de werknemer – die al eerder een proefplaatsing via het UWV nodig had om bij de werkgever aan de slag te kunnen gaan – moeilijk bemiddelbaar op de arbeidsmarkt is. de werknemer is 58 jaar en te verwachten valt dat potentiële werkgevers voor het uitvoeren van fysieke werkzaamheden eerder zullen kiezen voor jongere – goedkopere – arbeidskrachten.
De werkgever zet een arbeidsongeschikte werknemer buiten de deur die, mede gelet op de psychische component die bij de ziekte van de werknemer speelt, niet gemakkelijk elders aan de slag zal kunnen komen.
Bemoeilijkt in re-integratie
Bovendien wordt de werknemer met de ontbinding van de arbeidsovereenkomst bemoeilijkt in zijn re-integratie, nu immers vanuit een bestaande arbeidsrelatie geen re-integratieactiviteiten meer kunnen worden ontplooid. Zo zal de werknemer niet op arbeidstherapeutische basis kunnen hervatten. Ook dit valt de werkgever in ernstige mate aan te rekenen.
Compensatie en preventief karakter
De kantonrechter ziet de toekenning van een billijke vergoeding enerzijds als compensatie voor door de werknemer geleden materiële en immateriële schade en anderzijds heeft de billijke vergoeding een preventief karakter, in de hoop de werkgever er toe te bewegen om in eventuele volgende gevallen haar handelen aan te passen.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend komt de kantonrechter tot het toekennen van een billijke vergoeding ter hoogte van € 25.000.
Uitspraak Rechtbank Limburg, 5 oktober 2018 (gepubliceerd 4 april 2023), ECLI:NL:RBLIM:2018:9502
Kom ook naar de Cursus Ontslag van A tot Z met Kirsten Roskam op 16 mei 2023 in BCN Utrecht