Het gaat onder meer om complexe samenloopsituaties bij werknemersregelingen, het toetsen van arbeidsrechtelijke bepalingen bij het uitvoeren van de WW, de veelheid aan verlofregelingen bij ouderschap en hardheden in de WIA.
UWV wil mensen en organisaties verbinden op het thema van werk en inkomen om:
- mensen te ondersteunen om werk te behouden of te krijgen;
- mensen van inkomen te voorzien als werk uitblijft of (even) niet mogelijk is;
- de persoonlijke situatie van mensen, inclusief gezondheid en arbeidsmogelijkheden, in ogenschouw te nemen en maatwerk toe te passen waar nodig;
- de werkgever te ondersteunen op het gebied van werk en inkomen, met aandacht voor inclusiviteit.
UWV hoopt en verwacht dat alle burgers en bedrijven die in aanraking komen met UWV op zo kort mogelijke termijn daadwerkelijk verbeteringen in onze dienstverlening zullen ervaren. Veel
verbeterinitiatieven kunnen we als UWV zelf vormgeven en realiseren, maar een aantal essentiële onderwerpen kan alleen slagen als dit wordt ondersteund door wijzigingen in wetgeving.
Knelpunten in dienstverlening
- Cliënten moeten te lang wachten op sociaal-medische beoordelingen
UWV blijft hard werken om de achterstanden terug te dringen. Maar er is méér nodig, zoals het aanpassen van wet- en regelgeving. Dit kan ingrijpende consequenties hebben voor werkgevers en werknemers en vraagt om zorgvuldigheid. - Bij arbeidsmarktdienstverlening staat de behoefte van de burger niet altijd centraal
- Optimale dienstverlening is niet altijd mogelijk door het ontbreken van wettelijke ruimte voor gegevensuitwisselingen tussen instanties
Overdracht aan gemeenten van afgewezen Wajongaanvragers
Complexiteit gegevensverstrekkingen socialezekerheidsrechten gedetineerdenKnelpunten in wet- en regelgeving binnen huidig stelsel
- Brutering van vorderingen na een jaarovergang
- Wajong-gerechtigden die geen toegang hebben tot vrijwillige verzekeringen
- Termijn verhoging beslagvrije voet in verband met woonlasten
- Samenloop verschillende werknemersregelingen (WW, ZW, WIA, etc.)
- Complexiteit dwarsverbanden sociaal zekerheidsrecht en arbeidsrecht
- Verlofregelingen bij ouderschap
Stelselcomplexiteit
- Hardheden WIA
Brutering vorderingen na jaarovergang
Een belangrijk knelpunt betreft de brutering van vorderingen (terugbetalingen aan UWV) na het passeren van een jaargrens. Uitkeringen zijn, net als inkomen uit arbeid, brutobedragen; een cliënt ontvangt een nettobedrag op zijn rekening en UWV draagt de loonheffing over de uitkering namens cliënt af aan de Belastingdienst. Wanneer blijkt dat de uitkering (deels) onterecht is betaald, is UWV verplicht deze uitkering volledig terug te vorderen.
Wanneer een terugvordering wordt terugbetaald in hetzelfde jaar als waarin de uitkering is uitbetaald, hoeft de cliënt alleen het door hem netto ontvangen bedrag terug te betalen.
Terugbetalen
Als de terugvordering na een jaargrens wordt terugbetaald (dat wil zeggen na 31 december), mag UWV de loonheffing niet meer bij de Belastingdienst terughalen omdat het kalenderjaar voor de
(loon)heffing voor UWV is afgesloten. Dit betekent dat de cliënt het volledige brutobedrag aan UWV moet terugbetalen en zelf de belasting moet terugvragen bij de Belastingdienst.
Voorbeeld:
In 2021 is (fictief) bruto 1000 euro betaald, waarvan de cliënt netto 670 euro heeft ontvangen.
In 2022 blijkt dat dit bedrag in 2021 onterecht is betaald; UWV kan niet anders dan 1000 euro terugvorderen. De cliënt moet zelf 330 euro terugvragen bij de Belastingdienst.
Dit bruto-netto verschil kan cliënten in financiële problemen brengen, omdat meer dan het ontvangen bedrag terugbetaald moet worden. Hoewel de teveel betaalde belasting mogelijk kan
worden teruggekregen via een voorlopige teruggaaf, een voorlopige aangifte inkomstenbelasting of op een later moment na een aangifte inkomstenbelasting, heeft de cliënt daar in praktische zin op het moment van terugbetalen weinig aan. Als een cliënt onvoldoende geld beschikbaar heeft om het gehele bedrag te voldoen, is het mogelijk om een terugbetalingsregeling te treffen, maar daar verdwijnt het probleem niet mee.
Netto terugbetalen in later jaar?
UWV verricht allerlei inspanningen verricht om het aantal terugvorderingen zo veel als mogelijk te beperken. Op dit moment onderzoekt een werkgroep met deelname vanuit SZW, UWV, Financiën en Belastingdienst of het mogelijk is om ook in een later jaar netto te kunnen terugbetalen. Het gaat echter om complexe materie waarin sociale en (uitvoering van) fiscale wetgeving elkaar raken en beïnvloeden.
Samenloop werknemersregelingen
Door de flexibilisering van de arbeidsmarkt en verschillende contractvormen ontstaan steeds meer samenloop- en overgangssituaties tussen verschillende UWV-wetten; mensen werken in kleine
banen naast een uitkering. Uit deze deeltijdbanen ontstaan weer (andere) uitkeringsrechten.
Complexiteit ontstaat door afwijkende bepalingen en uitgangspunten tussen de regelingen (een werkgever is verantwoordelijk voor de ziekmelding bij een uitzendcontract, een werknemer meldt
zich ziek in de WW; de WW kent maand- en de ZW weekbetalingen). Maar de complexiteit ontstaat vooral ook door het niet altijd tijdig beschikbaar zijn van noodzakelijke gegevens (met name de
loongegevens) op het moment dat deze nodig zijn voor het vaststellen van een uitkering.
Complexe samenloopsituaties
Ook hier is ‘ontschot’ denken van steeds groter belang: het volledig los van elkaar bezien van de werkloosheids-, ziekte- en arbeidsongeschiktheidsregelingen is in de huidige arbeidsmarkt eigenlijk
niet (meer) mogelijk. Het leidt tot complexe samenloopsituaties met verschillende daglonen en verrekeningen tussen verschillende wetten. Naast de foutgevoeligheid bij de uitvoering, leidt dit tot
onzekerheid over de hoogte van het maandelijkse inkomen, mede omdat actuele loongegevens niet altijd beschikbaar zijn op moment van aanvraag.
Bij het nadenken over vereenvoudigingen van wetgeving is het van belang deze maatschappelijke ontwikkelingen en samenloopcomplexiteit mee te nemen door niet alleen vanuit één perspectief naar een wet te kijken en/of te bekijken of regelingen niet (deels) kunnen worden samengevoegd.
Complexiteit dwarsverbanden SZ-recht en arbeidsrecht
UWV wil ook graag aandacht vragen voor de reikwijdte van de rol van UWV bij het toetsen van arbeidsrechtelijke bepalingen bij het uitvoeren van de WW. In deze wet zijn juridisch stevige
dwarsverbanden aangebracht tussen sociaal zekerheidsrecht en arbeidsrecht (denk aan ontslagredenen, ketenaansprakelijkheden en contractvormen).
De intentie van de wetgever is helder, alleen kan door de individualisering en de toenemende verscheidenheid van werkgever- en werknemerrelaties, de vraag worden gesteld of de toetsende rol van UWV met betrekking tot het nakomen van afspraken die werkgever en werknemer onderling hebben gemaakt houdbaar en zinvol is en werknemers niet in zeer lastige situaties kan brengen.
Voorbeeld:
Een werkgever en werknemer hebben onderling afgesproken dat de opzegtermijn bij ontslag langer is dan de wettelijke termijn van twee maanden, namelijk zes. Op het moment van het ontslag hanteert de werkgever (ten onrechte) een opzegtermijn van vier maanden. UWV moet formeel toetsen of de bovenwettelijk afgesproken termijn is nagekomen en zal in dit geval de werknemer terug moeten verwijzen naar zijn werkgever om eerst de resterende twee maanden salaris op te eisen voordat de WW-uitkering start. Arbeidsrechtelijk is dit correct, maar de feitelijke positie van de werknemer leidt er toe dat die in de meeste gevallen twee maanden geen inkomsten heeft.
Een vergelijkbare situatie kan ontstaan bij de toets op de ketenbepaling (dat wil zeggen de toets of formeel-juridisch sprake is van een vaste arbeidsovereenkomst bij te lang durende en/of elkaar
opvolgende tijdelijke dienstverbanden).
Voorbeeld:
Een werknemer meldt zich na afloop van een tijdelijk dienstverband voor een WW-uitkering, maar UWV constateert dat er vanwege vier elkaar opvolgende tijdelijke dienstverbanden juridisch sprake is van een vast dienstverband. UWV is in deze situatie verplicht de WW-aanvraag af te wijzen en de werknemer terug te verwijzen naar zijn ex-werkgever om alsnog zijn contract te claimen. De werknemer bevindt zich hierdoor in een lastige positie. En zelfs als werkgever en werknemer er gezamenlijk alsnog goed uitkomen, is er een periode van onzekerheid en gebrek aan inkomsten.
Vereenvoudiging WW
Door deze relatie met het arbeidsrecht ligt de toets op het nakomen van arbeidsrechtelijke kaders en afspraken bij UWV, terwijl die naar het idee van UWV primair thuishoort in het werkveld van werknemers en werkgevers. UWV gaat ervan uit de relatie sociale zekerheid en arbeidsrecht wordt meegenomen in het traject vereenvoudiging WW, zodat bovengenoemde ‘tussen wal en schip’- situaties en onduidelijkheden voor burgers worden voorkomen.
Verlofregelingen bij ouderschap
In de uitvoeringstoets van de Wet Betaald Ouderschapsverlof (WBO) is door UWV aandacht gevraagd voor de complexiteit van alle ouder- en kindregelingen. Met de introductie van de WBO is nu sprake van in totaal zes soorten verlofvormen, die in hoogte, duur, opnamemogelijkheden en manier van aanvragen (vooraf, achteraf, rechtstreeks door werknemer of via werkgever) verschillen.
Verschillende signalen zijn door UWV en de politiek ontvangen dat burgers door de veelheid aan verlofvormen het overzicht verliezen en er veel initiatief en kennis van hen wordt verwacht om gebruik te maken van de regelingen. De verschillen bij de verlofvormen roepen onzekerheid op en creëren een afhankelijkheid van de werkgever.
Toegankelijkheidstoets
UWV heeft daarom met instemming kennis genomen van de motie Tielen waarin wordt verwezen naar deze complexiteit en wordt gevraagd om een ‘toegankelijkheidstoets’. Deze toets wordt nu door Significant Public uitgevoerd. UWV verwacht dat hierdoor meer zicht zal ontstaan op de problematiek en oplossingsrichtingen voor vereenvoudiging en harmonisatie zal aandragen.
Hardheden WIA
Zoals ook onderkend in het coalitieakkoord vraagt de WIA speciale aandacht. De WIA verzekert werknemers tegen inkomensverlies door arbeidsongeschiktheid. Recht en hoogte van de WIA-uitkering hangen samen met de inkomsten uit arbeid voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid.
Groot financieel risico
De inkomensterugval van mensen met een hoger inkomen is vaak groter en de WIA verzekert betrokkene van een redelijk vangnet, gerelateerd aan het eerdere inkomen. Hier is ook naar verhouding premie voor afgedragen. Deze systematiek heeft wel tot gevolg dat werknemers met een hoog inkomen eerder volledig arbeidsongeschikt worden bevonden dan werknemers die een relatief laag inkomen hebben, ook met exact dezelfde beperking/problematiek. Hierin schuilt een groot financieel risico voor de minder verdienende werknemer; er is sprake van een beperking,
maar vanwege het kleinere verschil tussen het voormalige inkomen en de ‘resterende verdiencapaciteit’ is minder vaak sprake van een WIA-toekenning dan bij ‘meerverdieners’. De groep met een laag inkomen moet daardoor vaker een beroep doen op WW of bijstand met alle bijkomende beperkingen en verplichtingen.
Restverdiencapaciteit
Daarnaast is de hoogte van de uitkering sterk afhankelijk van de situatie van de burger op de arbeidsmarkt. Hier heeft hij minder invloed op dan bij de totstandkoming van de WIA werd
gedacht, terwijl de consequenties erg groot kunnen zijn. De WIA/WGA gaat uit van de basisgedachte dat iedereen werkt naar vermogen en de beschikbare capaciteit om te werken (de
restverdiencapaciteit) ook daadwerkelijk benut. Werkloos worden in de WIA heeft daardoor grote gevolgen, evenals onregelmatige inkomsten (als flex- of oproepkracht of als zelfstandige). Het
benutten van de restverdiencapaciteit is daarmee bepalend voor de hoogte van de uitkering.
Vervolguitkering
Als een cliënt maandelijks 1000 euro ‘restverdiencapaciteit’ heeft, maar er niet in slaagt om daarvan de helft of meer daadwerkelijk te verdienen, dan wordt de totale uitkering verlaagd en gebaseerd op het minimumloon in plaats van op het oorspronkelijke maandloon van de cliënt. Betrokkene valt dan terug op de zogeheten ‘vervolguitkering’ en niet meer op een loonaanvullingsuitkering. Dit heeft voor betrokkenen grote financiële consequenties.
Een oplossing voor deze vraagstukken zal om verschillende redenen fundamenteel moeten zijn, omdat ‘eenvoudigere’ oplossingen (zoals een lager percentage voor toegang tot de WIA) tot
vergelijkbare hardheden zullen leiden en niet realistisch zijn zonder dat er eerst zicht is op het verminderen van de achterstanden bij de sociaal-medische beoordelingen. Wel vragen stelselwijzigingen om zorgvuldige wetgeving
UWV kijkt dan ook uit naar de uitkomsten van het IBO vereenvoudiging en naar voorstellen om voor de burger en uitvoering tot een eenvoudiger stelsel te komen, waarbij aandacht is voor hardheden en voor de problematiek van de oplopende wachttijden voor sociaal-medische beoordelingen.