De inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale regeling aandelenopties verschuift naar 1 januari 2023.
Om ondernemend, technisch en ICT-personeel aan te trekken gebruiken startups en scale-ups vaak aandelen en aandelenopties als beloningsinstrument voor werknemers.
Startups en scale-ups lopen echter tegen een knellend probleem aan dat werknemers op het huidige heffingsmoment van uitoefening van een aandelenoptierecht niet altijd over (voldoende) liquide middelen beschikken om de verschuldigde belasting te voldoen.
Aanpassing heffingsmoment
Het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten beoogt dit probleem op te lossen door, in de hoofdregel, voor het heffingsmoment aan te sluiten bij het moment waarop het mogelijk zal zijn om aandelen te vervreemden. Daarmee ontstaat de mogelijkheid om de belastingheffing te voldoen door (een deel van de) aandelen te vervreemden. Ook wordt met deze generieke maatregel dit probleem voor werknemers van alle bedrijven weggenomen.
Met deze regeling wordt het naar verwachting van het kabinet aantrekkelijker aandelenoptierechten als beloningsinstrument in te zetten om daarmee personeel aan te trekken en te behouden.
Twijfels over wetsvoorstel
Het plenaire debat over het pakket Belastingplan 2022 vond op 10 november 2021 plaats. Onderdeel van dit pakket was het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten. In dit debat is verzocht dit wetsvoorstel aan te houden naar aanleiding van twijfels die zijn geuit door Kamerleden. Deze twijfels zagen hoofdzakelijk op (1) de uitvoeringslasten en (2) de generieke toepassing van de aandelenoptieregeling.
Mogelijkheden verkend
Naar aanleiding van deze twijfels heeft de staatssecretaris meerdere mogelijkheden verkend om enerzijds de uitvoeringslasten te beperken en anderzijds de generieke toepassing te beperken en daarbij de voor- en nadelen gewogen.
Daarbij heeft de staatssecretaris zich primair gericht op twee mogelijke aanpassingen, namelijk de mogelijkheid om:
- de toepassing van het wetsvoorstel te beperken tot bedrijven met een bepaalde omvang; en
- directeur-grootaandeelhouders (dga’s) en bestuurders uit te sluiten van de mogelijkheid om het heffingsmoment te verleggen.
Voor beide mogelijkheden geldt echter dat invoering ervan de complexiteit van de regeling zou vergroten en zou leiden tot meer uitvoeringslasten.
Belastingheffing bij werknemer
Er is sprake is van een maatregel die aangrijpt bij de belastingheffing van de werknemer zelf en dus niet van de onderneming waar hij in dienst is. Het wetsvoorstel leidt alleen tot een verschuiving van het heffingsmoment en (afhankelijk van de waardeontwikkeling) niet tot een vermindering van in te houden belasting. Als de waarde van de aandelen toeneemt gedurende de periode
waarin ze niet verhandelbaar zijn, zal de door de belastingplichtige (de werknemer) verschuldigde belasting juist toenemen.
Keuze op moment van uitoefenen
Het voorstel is ook niet van toepassing op werknemers die (beursgenoteerde) aandelen verkrijgen die regulier verhandelbaar zijn. Daarnaast moet de werknemer de keuze om eventueel wel direct bij de uitoefening van de aandelenoptierechten de belastingheffing te voldoen maken op het moment van uitoefenen. Dit is dus voordat de daaruit verkregen aandelen verhandelbaar worden. Op dat moment is de waardeontwikkeling van de verkregen aandelen nog onzeker, zodat daar geen arbitrage-element in zit.
Oneigenlijk gebruik voorkomen
Bij het ontwerp van dit wetsvoorstel is verder erop ingezet oneigenlijk gebruik van de voorgestelde regeling te voorkomen. Daarom kan bijvoorbeeld het heffingsmoment na beursgang of bij reeds beursgenoteerde vennootschappen onder voorwaarden maximaal vijf jaar uitgesteld worden om oneigenlijk gebruik en langdurig uitstel te voorkomen. Ook worden de voordelen uit de bij
uitoefening verkregen aandelen die nog niet in de loonheffing zijn betrokken (bijvoorbeeld dividenduitkeringen) gerekend tot het loon om grondslaguitholling te voorkomen.
De regeling is zo vormgegeven dat oneigenlijk gebruik zo veel mogelijk wordt voorkomen. De evaluatie vindt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel plaats. Bij deze evaluatie zal er ook aandacht zijn voor de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid door de Belastingdienst.
De uitkomsten van de verkenningen hebben Van Rij dan ook doen concluderen dat hij het wetsvoorstel niet zal aanpassen.
Niet inhoudelijk wijzigen
Gelet op het belang voor de werknemers van de startup en scale-up sector van een aanpassing van de huidige belastingregels met betrekking tot het heffingsmoment, de mogelijke overwogen aanpassingen en de daaraan klevende bezwaren, heeft de staatssecretaris besloten het wetsvoorstel niet inhoudelijk te wijzigen.
Vervolg wetsvoorstel
Binnen enkele weken zal Van Rij een nota van wijziging naar de Tweede Kamer sturen met een door het aanhouden van het wetsvoorstel noodzakelijke wijziging van de inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel naar 1 januari 2023. De staatssecretaris verzoekt de Kamer om vervolgens het gewijzigde wetsvoorstel weer in behandeling te nemen.
Kamerbrief over wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale regeling aandelenopties
Zo werd de maatregel bij het Belastingplan 2022 uitgelegd: