In deze zaak is de vraag aan de orde of de werknemer op eigen initiatief ontslag heeft genomen en daardoor verwijtbaar werkloos is geworden in de zin van artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b van de WW: de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de werknemer zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd.
De rechtbank oordeelt dat de werknemer niet verwijtbaar werkloos is geworden. Het beroep is gegrond. De rechtbank licht dit oordeel hierna toe.
Arbeidsconflict
De werkzaamheden van de man waren vanwege de coronacrisis weggevallen. Hij was bereid, onder voorwaarden, een andere functie te aanvaarden. De werkgever wilde daar niet aan meewerken. Het arbeidsconflict dat hieruit ontstond, mondde uit in het tekenen van een overeenkomst tot het beëindigen van het dienstverband. UWV heeft vervolgens geweigerd de werknemer een WW-uitkering toe te kennen. De rechtbank gaat hier niet in mee.
Initiatief bij werkgever
Omdat het na het onderzoek van UWV onduidelijk is gebleven of het initiatief voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij de werknemer lag of bij de werkgever, moet UWV – op grond van zijn ‘Beleidsregels toepassing artikel 24 en 27 WW 2006’ (Beleidsregels) – ervan uitgaan dat het initiatief lag bij de werkgever. Dit betekent dat de werknemer niet verwijtbaar werkloos is geworden.
Ook als de werkgever nog nadere informatie verstrekt zal het, op basis van de overgelegde stukken en de toelichting op de zitting, op zijn minst onduidelijk blijven wie het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft genomen.
Niet verwijtbaar werkloos
Op grond van de Beleidsregels moet UWV er dan nog steeds van uit gaan dat de werknemer niet verwijtbaar werkloos is geworden. De rechtbank vindt bovendien een finale uitkomst voor de werknemer urgent, omdat het om zijn recht op een uitkering gaat.
Recht op WW
De rechtbank voorziet daarom zelf in de zaak door te oordelen dat de werknemer niet verwijtbaar werkloos is, en dat de werknemer recht heeft op een WW-uitkering op basis van zijn aanvraag van 27 december 2020.
Uitspraak Rechtbank Amsterdam, 24 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6765