De staatssecretaris heeft onlangs aangegeven dat de goedkeuring, dat een werkgever geen gevolgen hoeft te verbinden aan een wijziging van het reispatroon van de werknemer, is verlengd tot 1 juli 2021.
Uiterlijk 12 maart 2020
De verlenging geldt alleen voor die vergoedingen waarop uiterlijk op 12 maart 2020 een onvoorwaardelijk recht bestond. Medewerkers die na die datum in dienst zijn gekomen, kun je dus alleen de werkelijke reisdagen onbelast vergoeden.
Het zou fijn zijn als de staatssecretaris de goedkeuring meteen voor het hele jaar 2021 had afgegeven. Zeker nu hij in de brief aan de Tweede Kamer een link legt naar een regeling voor een onbelaste thuiswerkvergoeding die er waarschijnlijk niet voor het einde van het jaar zal zijn!
Vaste reiskostenvergoeding per 1 juli: terug naar het ‘oude’ normaal
128 werkbare dagen
Als je aan het rekenen gaat, kan de verlenging tot 1 juli toch wel een gunstig effect hebben. Van 1 januari tot en met 30 juni zijn er 128 werkbare dagen. Feestdagen meegerekend.
Volg je de letterlijke tekst van de goedkeuring, dan mag je blijven uitgaan van de feiten en omstandigheden waarop je de vergoeding hebt gebaseerd. Je hoeft dus ook geen rekening te houden met korte onderbrekingen wegens verlof of ziekte. Dat deed je bij het vaststellen van de vergoeding immers ook niet.
En als je in het kalenderjaar tenminste 128 dagen naar dezelfde werkplek reist (voor parttimers evenredig) mag je als werkgever een onbelaste reiskostenvergoeding gebaseerd op 214 dagen geven.
Zelfs als je korte onderbrekingen niet als reisdagen mag tellen, kom je met slechts een paar reisdagen in de tweede helft van het jaar al snel aan de 128 dagen. Ook dan kun je dus een vaste onbelaste reiskostenvergoeding geven gebaseerd op 214 dagen.
Voorbeeld 1: korte onderbrekingen blijven werkdagen/reisdagen
Marian werkt volledig thuis.
In de periode van 1 januari t/m 30 juni werkt zij 128 dagen thuis.
Werkgever zou een onbelaste reiskostenvergoeding gebaseerd op 214 dagen kunnen geven.
Voorwaarde is dat er uiterlijk 12 maart 2020 een onvoorwaardelijk recht op de vergoeding was.
Voorbeeld 2: korte onderbrekingen zijn geen werkdagen/reisdagen
Robert werkt volledig thuis.
In de periode van 1 januari t/m 30 juni is zij 8 dagen ziek, zijn er 5 feestdagen en heeft hij 5 verlofdagen opgenomen.
In de periode van 1 januari t/m 30 juni werkt hij 118 dagen thuis.
Werkgever zou een onbelaste reiskostenvergoeding gebaseerd op 214 dagen kunnen geven als Robert na 30 juni nog tenminste 10 reisdagen naar zijn vaste werkplek heeft.
Voorwaarde is dat uiterlijk 12 maart 2020 er een onvoorwaardelijk recht op de vergoeding was.
Bron en meer informatie: Reiskostenvergoedingen 2021. Gemiste kans of toch niet?,
door Dik van Leeuwerden, Legal Watch ADP