Na wisseling van rechtsvorm door oprichting van een vennootschap heeft de vennootschap feitelijk ook de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst over de periode voor de oprichting overgenomen. De kantonrechter merkt de vennootschap daarom ook over de eerdere periode in 2017 aan als werkgever.
Wat is de situatie?
De werknemer is bij de werkgever in dienst geweest. De arbeidsovereenkomst is inmiddels geëindigd. Het gaat in deze zaak om de afwikkeling van de eindafrekening.
Een belangrijk twistpunt is de vraag of de vennootschap, die nu gedagvaard is, ook aangesproken kan worden over de periode vóór 1 januari 2018, omdat in 2017 geen sprake was van een vennootschap, maar van een eenmanszaak. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend.
Doorlopend dienstverband
Het gaat om een doorlopend dienstverband (geen onderbreking in tijd) waarbij de werknemer voor en na de wisseling van rechtsvorm dezelfde werkzaamheden heeft verricht. Feitelijk zijn de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst door de vennootschap overgenomen.
De werkgever heeft er ook op gewezen dat de vennootschap volgens de gegevens uit de Kamer van Koophandel pas op 27 juni 2018 is opgericht. In het licht daarvan is niet te begrijpen waarom de werkgever zichzelf vanaf 1 januari 2018 tot de oprichting in juni 2018 als werkgever van de werknemer ziet, maar de periode voor 1 januari 2018 niet. Daar is door de werkgever geen enkele toelichting op gegeven. De kantonrechter oordeelt daarom dat de werkgever in de periode voor 1 januari 2018 ook als werkgever aangemerkt kan worden.
Aanmelden bij UWV en pensioenfonds
Dit betekent dat de werkgever de werknemer ook over deze periode moet aanmelden bij het UWV en de daarbij behorende premie moet afdragen. De werkgever heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij in 2017 en in de periode van januari tot en met mei 2018 over het loon van de werknemer pensioenpremie heeft ingehouden en afgedragen. Over 2017 en over de periode tot en met mei 2018 moet daarom nog aanmelding bij het pensioenfonds plaatsvinden, ook met afdracht van de premie.
De werkgever heeft na dagvaarding voor het jaar 2018 een herberekening gemaakt en vakantietoeslag en verlofuren afgerekend. De werknemer heeft bij de mondelinge behandeling aangegeven daarin voor 2018 te willen berusten.
Over de periode vanaf 25 oktober 2017 tot 1 januari 2018 moet de vakantietoeslag echter opnieuw berekend en uitbetaald worden. Ook moet de werkgever inzicht geven in het verloop van vakantie-uren over die periode en de opgebouwde, niet-opgenomen vakantie-uren uitbetalen onder afgifte van een deugdelijke bruto/netto-specificatie.
Ook de jaaropgave over 2017 moet nog opgesteld worden.
Dwangsom
De werknemer heeft gevorderd de veroordeling te versterken met een dwangsom. Die zal de kantonrechter opleggen. Gelet op de stellingname van de werkgever kan er niet vanuit gegaan worden dat de werkgever over 2017 vrijwillig aan zijn verplichtingen zal voldoen, terwijl de werknemer een groot belang heeft bij juiste registratie van de arbeidsovereenkomst bij UWV en het pensioenfonds.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter veroordeelt de werkgever:
- de 8 procent vakantietoeslag opnieuw te berekenen over de periode van 25 oktober 2017 tot en met 31 december 2017 over een arbeidsduur van 8 uur per week (uitgaande van een salaris van € 2.740 bruto per maand bij een fulltime dienstverband van 36 uur) en het netto equivalent van de vakantietoeslag aan de ex-werknemer uit te betalen onder afgifte van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
- aan de werknemer een inzichtelijke opgave te sturen van de opgebouwde en opgenomen vakantie-uren over de periode 25 oktober 2017 tot en met 31 december 2017 en de niet opgenomen vakantie-uren alsnog uit te betalen onder afgifte van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
- het dienstverband van de werknemer vanaf 25 oktober 2017 bij het UWV te registreren onder afgifte van een bewijsstuk waaruit die registratie blijkt;
- het dienstverband van de werknemer vanaf 25 oktober 2017 bij het Pensioenfonds Zorg en Zekerheid te registreren en de bijbehorende pensioenpremie daarover aan het pensioenfonds te betalen onder afgifte aan de werknemer van een bewijsstuk waaruit blijkt dat de registratie is aangepast en de pensioenpremie is betaald;
- de jaaropgave over 2017 op te stellen en af te geven;
- met een dwangsom van € 500 per dag en een maximum van € 15.000, indien de werkgever met nakoming van één van deze verplichtingen geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 4 november 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:4832