De precieze premiebedragen zijn er nog niet, wel is duidelijk dat veel fondsen niet ontkomen aan drastische premiestijgingen. Dat blijkt uit een rondgang van RTL Z, zo meldt RTL Nieuws.
Het ABP stelt de premie pas in november definitief vast, maar berekende al dat de premies met de nieuwe rekenregels een kleine 7 procent zou moeten stijgen. Bij het andere grote pensioenfonds PFZW gaan ze uit van ruim 10 procent.
Bij kleinere fondsen zijn de procentuele stijgingen nog groter.
Rekenvoorbeeld
Een werknemer van RTL verdient bruto 36.500 euro op jaarbasis.
De werknemer betaalt nu 6,2 procent pensioenpremie (1.321 euro per jaar bruto). Met een premiestijging van 25 procent wordt dat 330 euro meer.
De werkgever betaalt 12,5 procent premie, ofwel 2.665 euro per jaar. Met de stijging wordt dat 3331 euro.
Nieuwe rekenrente
De huidige rentestanden op de financiële markten zijn de reden voor de premiestijgingen. Toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) schrijft op basis van die rentestanden elke vijf jaar een rekenrente voor; de nieuwe rekenrente geldt vanaf januari 2021. Met die rekenrente kunnen pensioenfondsen bepalen of ze voldoende geld in kas hebben om in de toekomst hun pensioenen uit te keren.
Verwacht rendement
De pensioenfondsen moeten rekenen met een verwacht rendement. Door de lage rentestanden is die volgend jaar lager dan in 2020. Ofwel: het verwacht rendement daalt. Daarom moeten pensioenfondsen nu kiezen: de inkomsten vergroten (premiestijging) of de uitgaven verminderen (de pensioenen versoberen).
Door de pensioenopbouw te versoberen, krijgen werknemers later een lager pensioen of wordt minder nabestaandenpensioen uitgekeerd. Een combinatie van premiestijging en verslechtering van het pensioen is ook mogelijk.
Maatregelen minister
De vakbonden hopen dat minister Koolmees van Sociale Zaken maatregelen neemt om fikse ingrepen te voorkomen. Samen met de werkgevers overleggen ze met het ministerie over de overgangsperiode naar het nieuwe pensioenakkoord.
De minister heeft wel bepaald dat pensioenfondsen vanwege de uitzonderlijke omstandigheden door corona niet hoeven te korten op de pensioenuitkeringen, als de dekkingsgraad aan het eind van het jaar boven de 90 procent zit.