De Kennisgroep loonheffing algemeen van de Belastingdienst heeft een standpunt ingenomen over het loon van de meestverdienende werknemer in het kader van gebruikelijkloonregeling.
Anton en Berend voeren gezamenlijk het bestuur over en bv. Anton en Berend hebben met de bv een arbeidsovereenkomst gesloten en houden ieder 50% van de aandelen in de bv. Anton geniet een loon van € 230.000 per jaar. Berend geniet een loon van € 190.000 per jaar. Met uitzondering van de hoogte van het loon zijn de arbeidsovereenkomsten van Anton en Berend gelijk. Naast het gezamenlijke bestuur van de bv verrichten Anton en Berend geen andere activiteiten.
Er is geen onderzoek gedaan naar de meest vergelijkbare dienstbetrekking; het gebruikelijk loon van Berend wordt vastgesteld op het loon van de meestverdienende werknemer. De meestverdienende werknemer van de bv zonder aanmerkelijk belang geniet een loon van € 200.000 per jaar.
Vraag en antwoord
Moet het gebruikelijk loon van een werknemer met een aanmerkelijk belang (AB-werknemer) worden gesteld op het loon van de meestverdienende andere AB-werknemer in dienst bij de (verbonden) vennootschap?
Ja. Het gebruikelijk loon moet in casu worden gesteld op het loon van de werknemer met het hoogste loon in de zin van artikel 12a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964). Het is hierbij niet van belang of deze werknemer wel of geen aanmerkelijk belang heeft.
Het gebruikelijk loon van Berend bedraagt daarom € 230.000. Berend heeft echter de mogelijkheid om met toepassing van de tegenbewijsregeling van artikel 12a, tweede lid, Wet LB 1964 aannemelijk te maken dat het gebruikelijk loon moet worden gesteld op het loon van een werknemer met de meest vergelijkbare dienstbetrekking waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt.
Wettekst is duidelijk
De wettekst is duidelijk. In de wetsgeschiedenis ontbreekt een aanwijzing waaruit een andere dan de grammaticale uitleg zou moeten volgen. Het standpunt dat het gebruikelijk loon van de AB-werknemer ook op het hoogste loon van een andere AB-werknemer moet worden gesteld, wordt bevestigd door de Staatssecretaris van Financiën.
Niet van belang of werknemer aanmerkelijk belang heeft
De kennisgroep is daarom van mening dat voor het vaststellen van het gebruikelijk loon op het hoogste loon van een andere werknemer in dienst van het (verbonden) lichaam, het niet van belang is of deze werknemer een aanmerkelijk belang heeft.
Tegenbewijsregeling
De AB-werknemer heeft altijd nog de mogelijkheid om met toepassing van de tegenbewijsregeling van artikel 12a, tweede lid, Wet LB 1964 aannemelijk te maken dat het gebruikelijk loon moet worden gesteld op het loon van een werknemer met de meest vergelijkbare dienstbetrekking waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt.
In dienst zijn van het lichaam
Voor de aansluiting bij het loon van de meest verdienende werknemer, moet deze werknemer in dienst zijn van het lichaam of met het lichaam verbonden lichamen in de zin van artikel 10a, zevende lid, Wet LB 1964.
In de situatie dat A en B het belang in een werkmaatschappij middellijk houden via personal holdings A bv en B bv (waar A respectievelijk B werknemer van zijn), kan A niet als meest verdienende werknemer worden aangemerkt voor het gebruikelijk loon van B, omdat personal holding A bv en personal holding B bv geen verbonden lichamen zijn.
KG:204:2025:10 Loon meestverdienende werknemer in het kader van gebruikelijkloonregeling

