
Een vrouw werkt via een bureau bij een benzinestation. In deze zaak staat de vraag centraal of sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de vrouw en het benzinestation. De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen.
Van een rechtstreekse contractuele relatie is geen sprake. Het feit dat het benzinestation instructies heeft gegeven met het oog op de uit te voeren werkzaamheden, de vrouw dezelfde soort werkzaamheden uitgevoerd heeft als de bij het benzinestation in dienst zijnde personen en de vrouw in de werkkleding van het benzinestation werkte, maakt dat niet anders.
Overeenkomst van opdracht
Het benzinestation en het bureau hebben de afspraken schriftelijk vastgelegd in de op 4 december 2019 ondertekende overeenkomst van opdracht. In deze overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
Artikel 1
Overeenkomst van opdracht
Partijen gaan een overeenkomst van opdracht aan als bedoeld in artikel 7:400 Burgerlijk Wetboek (…). Beide partijen hebben nadrukkelijk niet de bedoeling om tussen hen een dienstverband te laten ontstaan.
(…)
Het staat de opdrachtgever vrij ter zake van de opdracht aanwijzingen te geven als bedoeld in artikel 7:402 BW, terwijl de opdrachtnemer niettemin bij het uitvoeren van de afgesproken werkzaamheden geheel zelfstandig is. (…)
Geen rechtstreekse contractuele relatie
Uit de overeenkomst die het benzinestation heeft gesloten met het bureau, blijkt dat het bureau zich ertoe heeft verbonden om de in de overeenkomst benoemde werkzaamheden uit te voeren met door het bureau ter beschikking te stellen, bij het bureau in dienst zijnde werknemers. Van een rechtstreekse contractuele relatie tussen het benzinestation en de door het bureau ter beschikking gestelde werknemers is dus geen sprake.
Het feit dat twee van deze werknemers ook vennoot zijn van het bureau, maakt dit (ook wat hen betreft) niet anders. Ook met hen heeft het benzinestation geen rechtstreekse contractuele relatie. Zo bracht het bureau aan het benzinestation de overeengekomen vergoeding (artikel 12 van de overeenkomst) in rekening en moest het bureau de werknemers het overeengekomen loon betalen.
Instructies gegeven
Het feit dat het benzinestation aan de zus en de vrouw instructies heeft gegeven over de uit te voeren werkzaamheden, leidt niet tot het oordeel dat zij wel haar werknemers zijn. Op grond van de door partijen gesloten overeenkomst mocht het benzinestation aanwijzingen geven en waren het bureau en de vennoten verplicht om daaraan, mits sprake was van tijdig en verantwoorde aanwijzingen, gevolg te geven (artikel 9 van de overeenkomst en artikel 7:402 lid 1 BW).
Niet in dienst door zelfde werkzaamheden
Het feit dat de zus en de vrouw dezelfde soort werkzaamheden hebben uitgevoerd als de bij het benzinestation in dienst zijnde personen, leidt op zich genomen ook niet tot het oordeel dat zij bij het benzinestation in dienst waren. Nu het benzinestation haar benzinestation exploiteerde met eigen personeel, samen met door het bureau ter beschikking gestelde werknemers, is dat niet meer dan logisch.
Eigen zakelijk mailadres en toegang tot HR-systeem
In het verlengde daarvan is het ook logisch dat de zus en de vrouw, die gedurende een lange periode op de betreffende locatie werkten, zich, met een eigen zakelijk e-mailadres en toegang tot het HR-systeem van het benzinestation, als lid van het team beschouwden en werden beschouwd. De klus was immers te klaren met eigen personeel, samen met het personeel van het bureau.
Werkkleding
Logisch is daarnaast dat de werknemers van het bureau op de locatie in de werkkleding van het benzinestation werkten. Dat bevorderde de uniforme presentatie van de op de station werkzame personen en hun herkenbaarheid voor het publiek.
Verboden uit te besteden aan derden
Voor de stelling dat het het bureau niet vrij stond om in plaats van de zus en de vrouw andere werknemers in te zetten, is geen steun te vinden in de overeenkomst. In artikel 10 van de overeenkomst is het het bureau alleen verboden om de gegeven opdracht geheel of ten dele uit te besteden aan een of meer derden. Als en zolang de door het bureau ingezette werknemers aan de vereiste kwalificaties zouden voldoen (artikel 18 van de overeenkomst), was het aan het bureau om bepalen wie voor het bureau op de locatie werkten.
Geen schijnconstructie
Van een schijnconstructie is niet gebleken. Dat zou onder omstandigheden aan de orde kunnen zijn als zou zijn overeengekomen of het feitelijk zo zou zijn dat alleen de zus en de vrouw op de locatie voor het benzinestation werkten en nergens anders zouden mogen werken. Die situatie is niet aan de orde.
Daarnaast stond het het bureau vrij (artikel 11 van de overeenkomst) om ook voor derden te werken, zoals het bureau, afgaande op de informatie die de zus en de vrouw daarover tijdens de mondelinge behandeling hebben gegeven, vóór december 2019 ook heeft gedaan en, afgaande op de informatie die het benzinestation daarover tijdens de mondelinge behandeling heeft gegeven, nog steeds doet.
Nu niet blijkt dat er tussen de vrouw en het benzinestation sprake is van een arbeidsovereenkomst, oordeelt dat de kantonrechter dat geen van de verzoeken toewijsbaar zijn.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 27 februari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:6959