
De minister gaat in op de belangrijkste uitkomsten van de evaluatie en geeft aan welke acties hij in gang zet naar aanleiding van de aanbevelingen uit de evaluatie.
De Wet Bevordering Speur en Ontwikkelingswerk (WBSO) heeft als doel om een deel van de R&D-werkzaamheden bij bedrijven te stimuleren en een bijdrage te leveren aan een goed vestigingsklimaat voor R&D- bedrijven in Nederland.
De WBSO beoogt R&D te stimuleren omdat innovaties een breder effect hebben in de economie en maatschappij (kennis spillovers). Meer R&D-activiteiten zouden hiernaast ook moeten leiden tot betere economische prestaties bij bedrijven.
Speur- en ontwikkelingswerk
De WBSO stimuleert een deel van R&D-werkzaamheden, aangeduid als speur- en ontwikkelingswerk (S&O). Criteria hierbij zijn dat het gaat om projecten van technisch nieuwe innovaties, die zien op de ontwikkeling van eigen producten, processen of programmatuur, of technisch-wetenschappelijk onderzoek.
Bedrijven kunnen de kosten van S&O verlagen doordat zij een deel van die kosten in mindering mogen brengen op de af te dragen (loon)belasting. Dit betreft loonkosten en kosten of investeringen die nodig zijn voor het verrichten van de werkzaamheden binnen S&O-projecten.
WBSO-gebruiker
Het overgrote deel, zo’n 97%, van de WBSO-gebruikers is mkb’er. De helft daarvan zijn micro-bedrijven met 1-9 werknemers. Het aandeel grootbedrijf is zo’n 3%. Het grootbedrijf is goed voor 37% (€ 513 miljoen) van de totale afdrachtvermindering op basis van de WBSO, het mkb dus voor 63%.
Een aandachtspunt dat uit de evaluatie naar voren komt, is een afname in doelgroepbereik wanneer de WBSO-gebruikers afgezet worden tegen R&D-bedrijven in Nederland, zoals gemeten met de CBS R&D-enquête.
Nader onderzoek
De schijnbaar groeiende discrepantie tussen uitgevoerde R&D door bedrijven en uitgevoerde S&O binnen de WBSO, vereist nader onderzoek. In overleg met het CBS wordt dan ook een onderzoek gestart naar het verschil tussen deze groepen, zoals aangeraden in de evaluatie.
Op basis hiervan wordt de afweging gemaakt of de criteria voor WBSO nog voldoende aansluiten op de uitvoering van R&D zoals we die willen stimuleren in Nederland. Tussentijds wordt ook verder verkend of er in de communicatie over de WBSO nog verbeteringen kunnen worden aangebracht, voor het geval er nog altijd misverstanden bestaan over de activiteiten die onder de WBSO vallen.
Het is van belang om in gesprek te gaan met bedrijven, zowel die WBSO gebruiken, als die dat niet doen.
De voortgang op of resultaten van deze verkenningen maken deel uit van de brief over de WBSO die jaarlijks op Prinsjesdag wordt verstuurd.
Doeltreffend?
De onderzoekers beoordelen de WBSO als overwegend doeltreffend. De WBSO stimuleert S&O- en R&D-investeringen bij bedrijven, zorgt ervoor dat meer bedrijven S&O-activiteiten doen en creëert met door haar gestimuleerde R&D-investeringen additionele kennis spillovers. Naast het effect op R&D wordt de WBSO ook als een doeltreffend vestigingsklimaatinstrument gezien.
Hoewel de WBSO dus S&O- en R&D-investeringen aanjaagt, is een aandachtspunt dat de effectiviteit van de WBSO is teruggelopen ten opzichte van de voorgaande evaluatieperiode. Eén van de oorzaken daarvan is de krapte op de arbeidsmarkt die R&D-intensieve bedrijven ondervinden. Dit kan bedrijven ervan weerhouden nog meer in R&D te investeren omdat zij simpelweg niet het extra personeel kunnen vinden, ondanks de prikkel om uit te breiden die uitgaat van de WBSO.
Op basis van de enquête, ingevuld door ca. 5.000 WBSO-gebruikers, wordt de regeling ook doeltreffend bevonden voor het stimuleren van innovatieve en economische prestaties van bedrijven.
De WBSO wordt gezien als belangrijk voor het vestigingsklimaat, zeker voor R&D-intensieve bedrijven. Wel blijkt uit de enquête dat bij de keuze om al dan niet in Nederland te investeren diverse factoren, waar de WBSO er één van is, vooral in samenhang worden bezien. Niet bij alle WBSO-gebruikers is vestigingsklimaat een belangrijk thema. Circa 84% van de gebruikers heeft geen vestiging in het buitenland en overweegt dat ook niet.
Doelmatig?
Als de opbrengsten, kosten en alternatieven worden afgewogen, concluderen de onderzoekers dat de WBSO overwegend macrodoelmatig is. Wel blijkt dat voor microbedrijven minder effecten gevonden worden. Toch lijkt de WBSO nog altijd het meest geschikte instrument te zijn om op grote schaal additionele S&O/R&D bij bedrijven te stimuleren.
De evaluatie beoordeelt ook de uitvoering van de WBSO als microdoelmatig: de uitvoeringskosten zijn een bescheiden 1,4% van het totale WBSO-budget en de administratieve lasten zijn proportioneel tot de baat die ondernemingen ervaren van de WBSO.
Aanbevelingen
Op het vlak van doeltreffendheid en doelmatigheid wordt vervolgens aanbevolen:
- te onderzoeken of een incrementeel element (extra investeringen t.o.v. voorgaande jaar (extra) stimuleren of mede bepalen hoe groot de belastingkorting wordt) de doeltreffendheid van de WBSO kan verhogen;
- te onderzoeken of een carry-forward optie van belastingkorting naar een volgend jaar een uitkomst kan bieden voor de verzilveringsuitdagingen;
- te onderzoeken waarom het doelgroepbereik af lijkt te nemen, en mocht dit relevant worden na een toename in WBSO-gebruik;
- eventueel de WBSO in grotere mate te richten op radicale R&D om kennis spillovers te vergroten en zo de doeltreffendheid te verbeteren.
Grote aanpassingen zoals een incrementeel deel, focus op radicale innovatie of een carry-forward optie, zijn aanbevelingen die goed onderzocht moeten worden op effectiviteit, maar ook op gevolgen voor het doelgroepbereik en de uitvoering. Ook moeten eventuele aanpassingen in lijn zijn met de doelstelling van de WBSO. Over het aanscherpen van de doelstelling zal het kabinet dan ook eerst een besluit moeten nemen. Daarna is het belangrijk om het effect van de mogelijke aanpassingen aan de WBSO te wegen in relatie tot het effect dat deze krapte op de arbeidsmarkt heeft op de investeringsbeslissing van bedrijven.
In de WBSO Prinsjesdagbrief volgt nadere informatie.
Uitvoering en administratieve lasten
Sinds de vorige evaluatie zijn er verschillende wijzigingen doorgevoerd die aantoonbaar hebben geleid tot meer flexibiliteit en een verlaging van de administratieve lasten bij het aanvragen van WBSO. 82% van de respondenten van de enquête geeft aan van mening te zijn dat de baten van de WBSO opwegen tegen de inspanning die daarvoor nodig is. Ook dit is een positiever beeld dan in de voorgaande evaluatie.
Verbeterpunten die de evaluatie benoemt relateren met name aan de administratieve lasten die bedrijven ondervinden in het bijhouden en verantwoorden van uren en kosten. Dit hangt samen met het gevoel van gebruikers dat de eisen aan deze registratie strenger geworden zijn, waardoor bedrijven een steeds uitgebreidere administratie moeten bijhouden.
Aanbeveling administratieve lasten
Er wordt aangeraden om verder te verkennen hoe de administratie van uren en werkelijke kosten en uitgaven kan worden vereenvoudigd. Dit zal de minister dan ook onderzoeken en hier komt hij op terug in de komende WBSO Prinsjesdagbrief.
Forfaitair uurloon omhoog
Hiernaast wordt de aanbeveling gedaan om het forfaitair uurloon te verhogen. Dit uurloon wordt gebruikt voor nieuwe bedrijven die nog geen geschiedenis aan loonkosten hebben waarmee een gemiddeld uurtarief berekend kan worden. Voor de eerste twee jaar wordt voor deze bedrijven het forfaitair uurloon van 29 euro gebruikt om hun afdrachtvermindering te berekenen. De evaluatie stelt dat dit voor sommige bedrijven en sectoren te laag is en weg begint te lopen bij de daadwerkelijke loonkosten.
Het forfaitaire uurloon wordt dan ook opgehoogd naar 33 euro per 2027. Daarmee valt het forfaitaire uurloon nog net onder de mediaan van de daadwerkelijke uurlonen. Deze verhoging wordt structureel gefinancierd binnen het al beschikbare budget van de WBSO.