
Arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht? De kantonrechter heeft zich gebogen over deze vraag.
Waar gaat deze zaak over?
Een man heeft vanaf 1 juni 2024 tot 5 oktober 2024 de man als ‘Bedrijfsleider’ voor de bv werkzaamheden verricht in haar pannenkoekenrestaurant.
In een gesprek op 5 oktober 2024 heeft de bv de man ervan beticht dat hij geld heeft weggenomen en hem daarbij gezegd dat hij moest ‘wegwezen en nooit meer [moest] terugkomen’. Per e-mail van 8 oktober 2024 heeft zij hem schriftelijk bevestigd dat hun samenwerking wegens ‘ernstige verdenkingen van diefstal’ per direct was beëindigd.
De man verzoekt de kantonrechter het bedrijf te veroordelen tot betalen van transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding.
Voor de rechtbank is de vraag of sprake is van een overeenkomst van opdracht of een arbeidsovereenkomst.
Deliveroo-arrest
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 maart 2025 (Deliveroo-arrest) overwogen dat de vraag of een overeenkomst als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, afhangt van alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien, waarbij onder meer de volgende negen gezichtspunten van belang kunnen zijn:
- a. de aard en duur van de werkzaamheden;
- b. de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
- c. de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
- d. het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
- e. de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand gekomen is;
- f. de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
- g. de hoogte van deze beloningen;
- h. de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt; en
- i. de vraag of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen (bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt).
Ad a: aard en duur werkzaamheden
De man heeft vanaf 1 juni 2024 tot 5 oktober 2024 werkzaamheden verricht als bedrijfsleider voor gemiddeld (circa) 38 uur per week. Hij verrichtte voor een deel gelijksoortige werkzaamheden (zoals de kassawerkzaamheden) als de ‘eerste medewerkers’ maar dat de man, anders dan zij, daarnaast ook andere verantwoordelijkheden en taken had, waarmee hij zich in de rustige uren bezig hield. Het gaat dan meer bepaald om het inwerken van nieuwe medewerkers en het ontplooien van initiatieven om de onderneming nieuw leven in te blazen. Verder heeft de bv erop gewezen dat de man in de regel drie tot vier dagen in de week werkzaam was en andere medewerkers maar een of twee dagen per week.
Overwogen wordt dat de aard van de werkzaamheden en de afgesproken duur van de samenwerking geen duidelijke aanwijzingen vormen dat hier sprake is (geweest) van een overeenkomst van opdracht of van een arbeidsovereenkomst.
Ad b: bepaling wijze werkzaamheden en werktijden
Niet in geschil is dat de man feitelijk voor een deel de hiervoor genoemde gelijksoortige werkzaamheden deed en voor het overige, op rustige momenten, zich bezig hield met de andere (leidinggevende) taken die de bv hem had opgedragen, zoals het inwerken van nieuwe medewerkers.
Ook is niet in geschil dat de bv hem bedrijfskleding heeft verstrekt, die hij in ieder geval af en toe droeg, en dat als de man niet werkte, zijn functie werd vervuld door een (in loondienst zijnde) collega.
Niet in organisatie ingebed
Dat alles wijst erop dat de tussen partijen overeengekomen werkzaamheden van de man waren ingebed in de organisatie en bedrijfsvoering van de bv. Dat vormt dus een aanwijzing voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst.
Daartegenover staat echter dat niet is gesteld of gebleken is dat de man gebonden was aan binnen de organisatie van de bv geldende (verlof)regelingen – hij heeft ter zitting onbetwist gesteld geen verlof te hebben genoten – of dat er bijvoorbeeld periodiek functioneringsgesprekken met hem werden gevoerd, zoals bij een arbeidsovereenkomst te doen gebruikelijk is. Zo bezien was hij dus niet in de organisatie ingebed.
Ad d: verplichting werk persoonlijk uit te voeren?
Volgens de man moest hij de arbeid persoonlijk verrichten en mocht hij zich dus niet laten vervangen. Hiervan heeft de bv gesteld dat dit nooit onderwerp van gesprek is geweest en dat in de door haar getekende overeenkomst ter zake ook niets is opgenomen. Dat laatste is juist.
Geen bepaling over (niet) sturen vervanger
In de overeenkomst is onder het kopje ‘nakoming en vervanging’ slechts bepaald dat de opdrachtnemer de opdrachtgever onmiddellijk moet informeren als hij (voorziet dat hij) zijn verplichtingen niet correct kan nakomen.
Het ontbreken van een bepaling over het al dan niet mogen sturen van een vervanger, wijst volgens de kantonrechter in de richting van een arbeidsovereenkomst. Dat wordt versterkt door het gegeven dat de bv de man specifiek had ingehuurd vanwege zijn specialistische kennis.
Ad e: wijze totstandkoming contractuele regeling tussen partijen
Het gegeven dat de man, anders dan de bv in eerste instantie voor ogen had, de wens had op basis van een overeenkomst van opdracht met elkaar in zee te gaan, in combinatie met de inhoud van de door hem aangeleverde, door hem vaker gebruikte modelovereenkomst, en de omstandigheid dat partijen vervolgens zijn gaan samenwerken, wijst duidelijk op een overeenkomst van opdracht.
Ad f: wijze waarop beloning wordt bepaald en uitgekeerd
Uit wat partijen hebben aangevoerd, blijkt dat zij uiteindelijk, nadat de man in eerste instantie een voor de bv te hoog uurtarief had gevraagd, zijn uitgekomen op een uurtarief van € 30 exclusief btw, wat volgens de bv in overeenstemming was met het gebruikelijke zzp-tarief voor werkzaamheden als deze.
Verder blijkt dat de man de door hem in een bepaalde week gewerkte uren wekelijks heeft gefactureerd aan de bv, waarbij telkens het uurtarief van € 30 in acht is genomen en ook 21% btw in rekening is gebracht. Niet in geschil is dat de bv deze facturen, behalve de laatste, ook heeft betaald en dat zij geen loonbelasting heeft ingehouden, wat wel te doen gebruikelijk is bij een arbeidsovereenkomst.
Ook is niet in geschil is dat de bv geen loonstroken heeft verstrekt terwijl overigens ook niet is gesteld of gebleken dat de man daarom eerder dan in het kader van deze procedure heeft gevraagd. Dit vormt eveneens een sterke aanwijzing voor het aannemen van een overeenkomst van opdracht.
Ad g: hoogte beloningen
Over de hoogte van de beloning heeft de man niets gesteld terwijl volgens de bv het afgesproken uurtarief in lijn is met het gebruikelijke zzp-tarief voor werkzaamheden als hier aan de orde. Nu niet is gesteld dat de man als werknemer eenzelfde beloning zou hebben ontvangen, impliceert de overeengekomen beloning het bestaan van een overeenkomst van opdracht.
Ad h: loopt de man commerciële risico’s?
de man heeft op dit onderdeel gesteld dat hij geen commerciële risico’s droeg. Dat strookt echter niet met het feit dat in de door de man aangereikte en door de bv getekend geretourneerde overeenkomst van opdracht is opgenomen dat de man een beroeps- en/of aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten die in voldoende mate dekking biedt tegen schade die kan ontstaan bij of als gevolg van de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden. De man heeft ter zitting ook bevestigd dat hij zo’n verzekering had en heeft. Dat wijst dan ook op het bestaan van een overeenkomst van opdracht.
Ad i: gedraagt man zich in economisch verkeer als ondernemer?
Ten aanzien van dit gezichtspunt is van belang dat de man al vanaf 2017 zijn in het handelsregister ingeschreven eenmanszaak, heeft, en die handelsnaam ook heeft opgenomen in de door hem aan de bv aangereikte (model)overeenkomst van opdracht.
Overeenkomst van opdracht
Vast staat verder dat de man de samenwerking tussen partijen, anders dan de bv voor ogen had, in de vorm van een overeenkomst van opdracht wilde gieten en de werkzaamheden dus als zzp’er wilde uitvoeren. Daaraan is vervolgens ook uitvoering gegeven doordat hij zijn beloning wekelijks heeft gefactureerd, vermeerderd met 21% btw, en de bv die facturen (op een na) alle heeft betaald.
Als ondernemer gedragen
Verder weegt mee dat de man soms als zzp’er werkt en soms als werknemer: direct voorafgaand aan zijn werkzaamheden voor de bv was hij in loondienst en nu, vanaf 1 februari 2025, is hij voor een ander bedrijf werkzaam als zzp’er. Dit duidt er dus op dat de man om hem moverende redenen de ene keer als ondernemer werkzaamheden verricht en de andere keer als werknemer. Hij kan zich in het economisch verkeer dus als ondernemer gedragen, heeft dat in het verleden ook gedaan en doet dat in ieder geval vanaf 1 februari 2025 ook weer.
Overeenkomst niet aan te merken als arbeidsovereenkomst
Gelet op alle omstandigheden van dit geval, ook in onderling verband bezien, komt de kantonrechter tot de conclusie dat de tussen partijen gesloten overeenkomst niet is aan te merken als arbeidsovereenkomst.
De partijen hebben hebben zich volgens de kantonrechter bij de inrichting van de overeenkomst (de overeengekomen rechten en plichten) en de wijze waarop zij aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven, meer als opdrachtgever en opdrachtnemer gedragen dan als werkgever en werknemer. Dit betekent dat de kantonrechter het door de man gevorderde afwijst.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 11 maart 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:2692