
Dit blijkt op basis van (ongepubliceerd) begunstigend beleid van de Belastingdienst. Dat oordeelt de rechtbank.
In geschil is of de inspecteur van de Belastingdienst toepassing van de 30%-regeling terecht heeft geweigerd. De rechtbank oordeelt dat de werkneemster bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst met haar huidige werkgever al werkzaam was in Nederland en om die reden niet kan worden aangemerkt als ingekomen werknemer. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt echter.
De inspecteur heeft uiteengezet dat in de praktijk een bijbaan tijdens de studie, ongeacht of die in het kader van een stage of opleiding plaatsvindt, niet in de weg staat aan de vaststelling dat sprake is van aanwerving.
Bijbaan na studie gelijk aan bijbaan tijdens studie
De rechtbank is van oordeel dat het geval van de werkneemster – waarbij sprake is van een bijbaan na de studie – voor de toepassing van de 30%-regeling op één lijn moet worden gesteld met het geval van een bijbaan tijdens de studie. De werkneemster kan zich met vrucht beroepen op het (ongepubliceerde) begunstigende beleid. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond.
Wat is de situatie?
De werkneemster is kort na haar afstuderen op 4 september 2020, namelijk op 9 november 2020, een arbeidsovereenkomst aangegaan met een werkgever en is op 10 november 2020 bij de werkgever gestart.
Werving al tijdens studie
Bij aanvang van de werkzaamheden voor deze werkgever was het voor de werkneemster al duidelijk dat ze kon gaan werken voor haar huidige werkgever. Volgens de vaststaande feiten is deze werkgever tijdens haar studie al begonnen met de werving en is ze vervolgens ook aangenomen.
Tijdelijk contract om te voorzien in levensonderhoud
Naar de rechtbank begrijpt uit hetgeen de werkneemster daarover naar voren heeft gebracht, is zij deze tijdelijke dienstbetrekking met de eerste werkgever aangegaan om te voorzien in haar levensonderhoud en ter overbrugging van de periode totdat de werkzaamheden voor de huidige werkgever zouden aanvangen. Dit vindt ook steun in de schriftelijke arbeidsovereenkomst met de oude werkgever waarin is vastgelegd dat deze eindigt op 29 januari 2021.
Feitelijk vergelijkbaar met bijbaan tijdens studie
De inspecteur heeft niet dan wel onvoldoende weersproken dat in de gegeven omstandigheden de werkzaamheden van de werkneemster voor de eerste werkgever feitelijk vergelijkbaar zijn met een bijbaan tijdens de studie. De vraag of de bijbaan leidt tot een woonplaats in Nederland kan hierbij buiten beschouwing blijven nu vaststaat dat de werkneemster niet in Nederland woonde.
Onderscheid niet gerechtvaardigd
Rechtens – bezien in het kader van de wettelijke bepalingen inzake de 30%-regeling – kan de rechtbank evenmin inzien dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de bijbaan in het geval van de werkneemster en gevallen waarin sprake is van een bijbaan tijdens de studie.
De enkele omstandigheid dat de bijbaan was aangevangen nadat de werkneemster de opleiding bij had afgerond, acht de rechtbank onvoldoende voor het gemaakte onderscheid.
In het licht van de aan de 30%-regeling ten grondslag liggende gedachte kan de rechtbank niet inzien waarom een bijbaan tijdens de studieperiode, ongeacht of die in het kader van een stage of opleiding plaatsvindt, niet vergelijkbaar zou zijn met de bijbaan van de werkneemster bij de werkgever.
Ook bezien vanuit de in artikel 10e van het UBLB opgenomen term ‘aangeworven’ acht de rechtbank dit onderscheid niet gerechtvaardigd.
Beroep op begunstigend beleid terecht
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het geval van de werkneemster voor de toepassing van de 30%-regeling op één lijn moet worden gesteld met het geval van een bijbaan tijdens de studie. de werkneemster kan zich met vrucht beroepen op het begunstigende beleid.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt daarom. Dit heeft als gevolg dat de werkzaamheden van de werkneemster voor de eerste werkgever niet in de weg staan aan toepassing van de 30%-regeling.
Toepassing 30%-regeling
Nu ook aan de overige voorwaarden is voldaan, vernietigt de rechter de uitspraak op bezwaar en de afwijzende beschikking van 20 juli 2021 en wijst het verzoek om toepassing van de 30%-regeling alsnog toe.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 25 mei 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:4875