
De werkgever wilde niet meewerken om de vergissing van de werknemer van de onjuiste opzegtermijn recht te zetten. Als gevolg van deze vergissing loopt de werknemer echter een maand salaris mis en maakt de werkgever daarnaast aanspraak op een gefixeerde schadevergoeding van nóg een maandsalaris. Het beroep van de werkgever op de schadevergoeding vanwege onregelmatige opzegging is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus de kantonrechter.
Wat is de situatie?
De werknemer heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op de arbeidsovereenkomst is een cao van toepassing. Hierin is bepaald dat voor de werkgever en de werknemer een opzegtermijn van twee kalendermaanden geldt, waarbij de opzegging zodanig moet gebeuren dat het einde van het dienstverband samenvalt met het einde van de kalendermaand.
De werknemer heeft in april 2022 een paar weken in voorlopige hechtenis gezeten en is na afloop daarvan in mei 2022 door de werkgever op non-actief gezet met behoud van loon. De werkgever heeft medio 2022 bij deze rechtbank een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens ernstig verwijtbaar handelen door de werknemer. De mondelinge behandeling van dit verzoek stond gepland op 7 oktober 2022.
De werknemer heeft op 12 augustus 2022 per e-mail zijn arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 oktober 2022.
Opzegtermijn is twee maanden
De gemachtigde van de werkgever heeft de gemachtigde van de werknemer er bij e-mail van 24 augustus 2022 op gewezen dat hij de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd omdat de opzegtermijn niet één maar twee maanden bedraagt.
Vergoeding verrekenen met eindafrekening
De werkgever maakt daarom aanspraak op een gefixeerde schadevergoeding van één bruto maandsalaris inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. De werkgever zal dit bedrag verrekenen met de eindafrekening van de werknemer en verzoekt om een bevestiging dat hij hiermee akkoord is. De werkgever vermeldt verder dat de ontbindingsprocedure wordt ingetrokken omdat het dienstverband als gevolg van de opzegging per 1 oktober 2022 eindigt.
Per abuis onjuiste opzegtermijn
De werknemer heeft in reactie hierop bij e-mail van dezelfde datum aan de werkgever geschreven dat hij per abuis een onjuiste opzegtermijn heeft gehanteerd en dat hij zijn dienstverband met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn van twee maanden opzegt, dus per 1 november 2022. Hij gaat daarom niet akkoord met de verrekening van de gefixeerde schadevergoeding.
Aanspraak op gefixeerde schadevergoeding
De werkgever heeft de werknemer bij e-mail van 25 augustus 2022 meegedeeld dat intrekking of wijziging van de termijn van de opzegging alleen met zijn instemming mogelijk is en dat de werkgever hierbij geen belang heeft. De werkgever handhaaft de aanspraak op een gefixeerde schadevergoeding en verzoekt de werknemer in te stemmen met de verrekening van deze schadevergoeding met zijn eindafrekening.
De werknemer heeft bij e-mail van 31 augustus 2022 verklaard dat hij niet met de verrekening instemt, omdat de aanspraak van de werkgever op de gefixeerde schadevergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Naar de rechter
De werkgever heeft in reactie hierop bij e-mail van 8 september 2022 een procedure aangekondigd. De werkgever vordert bij de kantonrechter een gefixeerde schadevergoeding van € 3.303,77 bruto, te verrekenen met de eindafrekening.
Niet redelijk en niet billijk
De werknemer betwist niet dat hij de arbeidsovereenkomst op grond van de cao tegen 1 november 2022 had moeten opzeggen, maar stelt zich op het standpunt dat het beroep van de werkgever op de gefixeerde schadevergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Hij stelt onder meer dat het hem niet is gelukt ander werk te vinden en dat hij daarom vanaf 1 oktober 2022 geen inkomsten meer heeft en een bijstandsuitkering zal moeten aanvragen. Als hij de fictieve schadevergoeding zou moeten betalen, zou het financieel lastig voor hem worden omdat zijn vaste lasten doorlopen.
Onregelmatige opzegging
In artikel 7:672 lid 11 BW is bepaald dat de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Deze vergoeding wordt een gefixeerde schadevergoeding genoemd. Vast staat dat de werknemer zijn arbeidsovereenkomst een maand te vroeg heeft opgezegd. Hij is daarom in principe aan de werkgever een gefixeerde schadevergoeding van een maand loon verschuldigd.
Opzegging per 1 oktober vergissing
De kantonrechter deelt echter het standpunt van de werknemer dat het beroep van de werkgever op de gefixeerde schadevergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat niet in geschil is dat de opzegging van de werknemer per 1 oktober 2022 in plaats van per 1 november 2022 een vergissing was. De werkgever heeft er niet aan willen meewerken deze vergissing recht te zetten omdat hij daarbij geen belang had. De werknemer had er echter wel groot belang bij: als gevolg van deze vergissing is hij een maand salaris misgelopen en maakt de werkgever daarbovenop aanspraak op een gefixeerde schadevergoeding van nóg een maandsalaris.
Positie werkgever door fout verbeterd
Voor de werkgever geldt dat zijn positie als gevolg van de gemaakte fout juist is verbeterd. De arbeidsovereenkomst is hierdoor met ingang van 1 oktober 2022 geëindigd. Als de werknemer zijn arbeidsovereenkomst niet had opgezegd, had de werkgever de door haar aanhangig gemaakte ontbindingsprocedure moeten voortzetten en was de arbeidsovereenkomst, uitgaande van de geplande mondelinge behandeling op 7 oktober 2022, op zijn vroegst per 1 november 2022 ontbonden. Omdat de werkgever de werknemer met behoud van loon heeft geschorst, had de werkgever het loon van de werknemer in dat geval tot 1 november 2022 moeten doorbetalen.
Zware motiveringseisen
De werkgever stelt weliswaar terecht dat uit vaste jurisprudentie volgt dat aan het oordeel van een rechter dat een aanspraak op gefixeerde schadevergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is zware motiveringseisen worden gesteld, maar deze jurisprudentie ziet op situaties waarin de werknemer aanspraak maakt op een gefixeerde schadevergoeding en de zware motiveringseisen de bescherming van de werknemer dienen.
In dit geval is het echter de werkgever die aanspraak maakt op een gefixeerde schadevergoeding. Vanuit het oogpunt van werknemersbescherming ziet de kantonrechter daarom hier meer ruimte voor een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW dan in de door de werkgever aangehaalde gevallen werd geoordeeld.
Beslissing
De kantonrechter wijst het verzoek van de werkgever om een gefixeerde schadevergoeding af.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 8 november 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4440