De centrale vraag in deze zaak is of de werkneemster rechtsgeldig op staande voet is ontslagen. Volgens de kantonrechter is dat het geval. De werkneemster heeft terwijl zij ziek was voor haar eigen werk, bewust verzwegen dat zij werkzaamheden bij een concurrent verrichte, terwijl zij gebonden was aan een concurrentiebeding.
Verwijten in ontslagbrief
Maatgevend bij de beoordeling zijn de aan de werkneemster gemaakte verwijten zoals vermeld in de brief van 22 november 2022, nu die als dringende reden aan het ontslag ten grondslag zijn gelegd. Beoordeeld moet worden of één of meer van de daarin genoemde verwijten – al dan niet in samenhang – voldoende zijn voor ontslag op staande voet.
Onderdeel van die verwijten is dat de werkneemster bij een concurrent werkzaamheden verrichte terwijl zij in contacten met het administratiekantoor de bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige te kennen gaf niet te kunnen werken.
Concurrent
Niet weersproken is dat het bedrijf een concurrent is van het administratiekantoor. De werkneemster erkent dat zij zich (in ieder geval) vanaf 11 oktober 2021 dagelijks naar dat bedrijf begaf, dat zij daar met een sleutel naar binnen ging en een aantal uren later weer naar huis ging. Ook erkent zij dat er een e-mailadres voor haar bij het bedrijf is aangemaakt. Over wat de werkneemster in de uren bij het bedrijf deed, heeft zij wisselende verklaringen gegeven.
Snuffelstage
Tijdens het gesprek op 17 november 2021 verklaarde zij dat zij naar het kantoor van haar broer ging, omdat hij haar hielp met re-integreren. Haar broer voegde daar tijdens dat gesprek aan toe dat geen sprake was van werken, maar van een snuffelstage om ervaring op te doen. Het aangemaakte e-mailadres zou een testaccount zijn.
Mailadres en sleutel
In het kader van onderhavige procedure verklaarde de werkneemster dat het niet het bedrijf van haar broer is, maar dat zij daar wel via haar broer terecht is gekomen. De eigenaar van het bedrijf gaf haar een cursus Exactonline, Excel en Word. Ten behoeve van die cursus was een e-mailadres aangemaakt. De sleutel van het bedrijf haalde zij steeds bij haar broer op, of die werd haar door een collega vanuit het raam toegeworpen, aldus de werkneemster.
Wisselende verklaringen
De werkneemster heeft met deze wisselende verklaringen volgens de kantonrechter onvoldoende weersproken dat zij werkzaamheden verrichte voor een concurrent van het administratiekantoor zonder dat te laten weten of daarover te overleggen. Uit haar aanvankelijke verklaring en de toelichting van haar broer blijkt dat zij werkte bij die concurrent. Dat dit onbetaald was, althans in het kader van een ‘snuffelstage’, maakt dat niet anders. De latere stelling van de werkneemster is daarmee in strijd en bovendien heeft de eigenaar van het bedrijf in een overgelegde verklaring niet verklaard dat hij aan de werkneemster inderdaad een cursus gaf.
Opgedragen werkzaamheden
In ieder geval heeft de werkneemster er geen verklaring voor gegeven dat diezelfde eigenaar in contact met het onderzoeksbureau te kennen heeft gegeven dat bepaalde werkzaamheden aan de werkneemster waren opgedragen. De werkneemster heeft over haar bezigheden bij het bedrijf geen openheid van zaken gegeven, terwijl het volgens haar eigen zeggen zou gaan om re-integratie-inspanningen die (dus) ook in het belang van het administratiekantoor waren. Een verklaring daarvoor heeft zij niet gegeven.
Concurrentiebeding
Het moet voor de werkneemster ook duidelijk zijn geweest dat haar werkzaamheden bij het bedrijf relevant waren in het kader van haar re-integratie en ook in verband met haar concurrentiebeding, zodat zij daarover open kaart had moeten spelen. Haar verklaring dat zij dacht dat dit niet (meer) nodig was omdat zij een vaststellingsovereenkomst had getekend, gaat niet op. Die overeenkomst is immers pas op 19 oktober 2021 getekend en toen was zij al (tenminste) een week werkzaam.
Werk bij concurrent bewust verzwegen
Voor zover juist is dat de werkneemster tijdens de mediation te kennen heeft gegeven met haar broer te gaan zoeken naar werk buiten het administratiekantoor, ontslaat dat haar niet van haar verplichting dit vervolgens te bespreken zodra hier daadwerkelijk invulling aan wordt gegeven.
De conclusie is dat de werkneemster terwijl zij ziek was voor haar eigen werk, bewust heeft verzwegen dat zij werkzaamheden bij een concurrent van het administratiekantoor verrichte, terwijl zij gebonden was aan een concurrentiebeding. Hiermee heeft zij grovelijk de plichten veronachtzaamd die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien, zodat van het administratiekantoor redelijkerwijze niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Er zijn ook geen (persoonlijke) omstandigheden gesteld of gebleken die aan het ontslag op staande voet in de weg staan.
Ontslag rechtsgeldig gegeven
Het ontslag is ook onverwijld gegeven. Weliswaar was het onderzoek al op 29 oktober 2021 gereed, maar het lukte het administratiekantoor pas op 19 november 2021 de werkneemster met de resultaten van dat onderzoek te confronteren. De reactie op deze confrontatie is (mede) aan het ontslag ten grondslag gelegd. Nadat het administratiekantoor een compleet beeld had, heeft zij voldoende voortvarend gehandeld.
Het ontslag is dan ook rechtsgeldig gegeven en de verzoeken van de werkneemster worden afgewezen voor zover deze uitgaan van het tegendeel.
Ernstig verwijtbaar – geen vergoedingen
Naar het oordeel van de kantonrechter is het handelen van de werkneemster ook ernstig verwijtbaar, zodat haar geen transitievergoeding toekomt. De werkneemster heeft onvoldoende toegelicht waarom het niet toekennen van die vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Als zij slechts goede bedoelingen had, zoals zij stelt, valt niet in te zien waarom zij deze niet met haar werkgeefster heeft gedeeld. Een grondslag voor toekenning van een billijke vergoeding bij een terecht ontslag op staande voet is niet gesteld. Evenmin is voldoende toegelicht waarom bij die stand van zaken het concurrentiebeding zou moeten vervallen.
Gefixeerde schadevergoeding
Nu sprake is van een terecht ontslag op staande voet, is de werkneemster de gefixeerde schadevergoeding aan het administratiekantoor verschuldigd. Bij de berekening daarvan heeft het administratiekantoor echter ten onrechte de opzegtermijn van werkgever tot uitgangspunt genomen. Bij berekening van de gefixeerde schadevergoeding gaat het om de termijn van opzegging die de partij die een dringende reden heeft gegeven in acht had moeten nemen. In dit geval is dat de werkneemster , die een opzegtermijn had van één maand. De gefixeerde schadevergoeding bedraagt dan een bedrag gelijk aan het bruto loon over een maand. Dat is in dit geval € 2.420.
Onderzoekskosten deels toegewezen
De buitengerechtelijke onderzoekskosten worden deels toegewezen. Deze kosten zijn in redelijkheid gemaakt, het tegendeel is althans niet gebleken nu partijen aan geheimhouding gebonden zijn ter zake het mediationtraject (waar de aanleiding voor het onderzoek naar voren zou zijn gekomen). De kantonrechter acht het echter niet redelijk de volledige opgevoerde kosten toe te wijzen. Van een factuur van een ander bedrijf dan het onderzoeksbureau is onvoldoende toegelicht waarom deze vergoed zou moeten worden. Verder is onvoldoende toegelicht waarom het onderzoek drie weken heeft geduurd, terwijl naar het zich laat aanzien ook binnen een week voldoende informatie had kunnen worden verzameld om de werkneemster mee te confronteren. De kantonrechter wijst daarom een bedrag van € 5.000 aan onderzoekskosten toe.
Uitspraak Rechtbank Amsterdam, 1 april 2022 (gepubliceerd 2 januari 2023), ECLI:NL:RBAMS:2022:7580
Kom ook naar de Cursus Ontslag van A tot Z op 16 mei 2023 (middag) met docent Kirsten Roskam in BCN Utrecht