
Bij het verrichten van zijn werkzaamheden voor werkgever is een door betrokkene omgezaagde boom op een schuur van werkgever terecht gekomen, waardoor schade is ontstaan.
De werknemer was een bosbouwfunctionaris.
De kantonrechter vindt dat betrokkene bij het omzagen van de boom niet bewust roekeloos heeft gehandeld. De kantonrechter oordeelt dan ook dat betrokkene de schade niet hoeft te vergoeden en werkgever ten onrechte een deel van de door de geleden schade op het salaris van betrokkene heeft ingehouden.
Schade verrekenen?
De hoofdvraag in deze kwestie is of de werkgever de door haar geleden schade mocht verrekenen met het salaris van de werknemer. Als dat niet het geval is, heeft de werknemer recht op het overeengekomen salaris. Dit is alleen anders als de werkgever gevolgd moet worden in de stelling dat partijen in november 2021 onbetaald verlof zijn overeengekomen en de werknemer in januari 2022 ongeoorloofd afwezig is geweest. Daarnaast is tussen partijen in geschil of de werknemer recht heeft op de door hem gevorderde (on)kostenvergoedingen.
Niet bewust roekeloos gehandeld
De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer niet bewust roekeloos heeft gehandeld. Daarbij neemt de kantonrechter in overweging dat de door de werkgever gestelde werkwijze – dat de werknemer op het erf de bomen die voor kap in aanmerking kwamen eerst moest markeren en die vervolgens pas na toestemming van de werkgever mocht omzagen – niet aannemelijk is gemaakt, laat staan dat deze werkwijze gold om ongelukken en schadegevallen als deze te voorkomen én de werkgever de werknemer uitdrukkelijk op deze werkwijze heeft gewezen.
De werkgever verwijst in dit kader naar artikel 1 lid 2 van de arbeidsovereenkomst, maar de kantonrechter kan hier niet de gestelde werkwijze uit afleiden.
Wat spannendere plek
Dat de werknemer enige spanning ervaarde op het moment dat hij overging tot het omzagen van de boom en ook nadat de boomtop in andere bomen bleef hangen, maakt ook nog niet dat kan worden geoordeeld dat hij bewust roekeloos handelde. Zoals door de werknemer hierover verklaard, was het een wat spannendere plek omdat er een schuur in de buurt van de boom stond. Hij verwachtte echter niet dat de boom op de schuur zou vallen.
Boomtop blijft hangen
Ook toen de boomtop in de andere bomen bleef hangen, was dit volgens de werknemer niet de verwachting, omdat de boom niet richting de schuur hing. Hij heeft er dan ook niet over nagedacht om de werkgever op dat moment te informeren over de situatie. Het komt bovendien volgens de werknemer wel vaker voor dat een boomtop in andere bomen blijft hangen.
Kwartier lang nagedacht
De werknemer stelt dat hij, nadat de boomtop in andere bomen bleef hangen, een kwartier lang heeft nagedacht over de mogelijkheden om de boom verder om te zagen en te bekijken wat de beste optie was. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de werknemer niet roekeloos heeft gehandeld, laat staan bewust roekeloos; hij heeft gewoon zijn werk gedaan en juist nagedacht over de manier waarop hij de situatie het beste kon aanpakken.
Achteraf niet beste keuzes
Ditzelfde geldt voor het feit dat hij de boom (in etappes) van de schuur heeft gehaald. Dat de door hem gemaakte keuzes, kennelijk achteraf niet de beste keuzes waren, maakt zijn handelen nog niet bewust roekeloos.
De kantonrechter wijst de vorderingen van de werkgever dan ook af.
Salarisstroken opgesteld
de werknemer stelt dat hij een adviesbureau heeft ingeschakeld om salarisstroken over oktober 2021 tot en met januari 2022 op te stellen om zo zijn (loon)vordering inzichtelijk te maken, dit nadat de werkgever niet bereid bleek het salaris over december 2021 en januari 2022 te betalen en om de salarisstroken over november 2021 tot en met januari 2022 te verstrekken.
De werknemer baseert zijn vordering op de door het adviesbureau opgestelde salarisstroken.
Hoogte gevorderde Salaris
De genoemde salarisbedragen op de salarisstroken van oktober en december 2021 worden niet door de werkgever betwist.
Onbetaald verlof
Wel wordt de hoogte van het gevorderde salaris over november 2021 door de werkgever betwist. Hij voert aan dat op de opgestelde salarisstrook geen rekening is gehouden met het feit dat de werknemer een dag onbetaald verlof heeft opgenomen. Dat dit is overeengekomen, wordt door de werknemer betwist. Nu de stelling van de werkgever niet verder is onderbouwd, gaat de kantonrechter aan deze stelling voorbij.
Vakantie-uren opnemen
Tot slot is tussen partijen in geschil of de werknemer op 24, 25 en 27 januari 2022 zijn vakantie-uren mocht opnemen of dat hij op die dagen ongeoorloofd afwezig is geweest, nu de werkgever hem heeft medegedeeld dat hij die dagen geen vakantie-uren mocht opnemen.
Niet netjes
De kantonrechter overweegt dat het niet netjes was van de werknemer om mede te delen dat hij niet aanwezig zou zijn op de betreffende dagen in januari, zonder hierover te overleggen met de werkgever of daar toestemming voor te vragen. Daar staat echter tegenover dat de werkgever de werknemer niet had mogen weigeren om op deze dagen vakantie-uren op te nemen, nu dit alleen mag als hij daarvoor een gewichtige reden had.
Onvoldoende voor gewichtige reden
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de werkgever – ter onderbouwing van de gewichtige reden – aangevoerd dat het werkrooster voor januari 2022 al op 15 december 2021 bekend was bij de werknemer en hij pas in januari 2022 verklaarde er op de genoemde dagen niet te zijn. Deze omstandigheid is echter onvoldoende om als gewichtige reden te worden aangemerkt. De werknemer was dan ook niet ongeoorloofd afwezig en hij had over de genoemde dagen recht op loon.
Recht op bruto salarisbedragen
De werknemer heeft dan ook recht op de bruto salarisbedragen. Vaststaat echter dat een deel van dit salaris al door de werkgever aan de werknemer is betaald. Dit deel komt dan ook in mindering op de bedragen, zoals genoemd op de salarisstroken.
Reiskostenvergoeding
De gevorderde reiskostenvergoedingen, zoals vermeld op de salarisstroken, worden door de werkgever niet (gemotiveerd) betwist. De kantonrechter wijst deze vergoedingen dan ook toe, voor zover deze nog niet door de werkgever aan de werknemer zijn betaald.
Onkostenvergoeding
De werknemer vordert een onkostenvergoeding, bestaande uit:
- € 33,85 aan VOG-kosten;
- € 9,00 aan boodschappenkosten, die door hem zijn voorgeschoten;
- € 99,80 aan gebruikskosten van zijn motorzaag (brandstof, olie en onderhoudskosten).
De gevorderde kosten van de door de werknemer aangevraagde VOG en de gevorderde boodschappenkosten worden met bewijsstukken onderbouwd en worden bovendien niet door de werkgever betwist. De kantonrechter wijst de daarbij behorende bedragen dan ook toe.
Eigen motorzaag
Voor de overige gevorderde kosten, voert de werknemer aan dat hij zijn eigen motorzaag gebruikte bij de uitvoering van zijn werkzaamheden, omdat de werkgever geen veilig gereedschap beschikbaar had. Hij stelt dat is overeengekomen dat hij de onkosten voor het gebruik van zijn eigen materiaal vergoed zou krijgen.
De werkgever betwist niet dat de werknemer zijn eigen motorzaag heeft gebruikt voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden bij de werkgever en dat de werknemer daarvoor brandstof- en oliekosten heeft gemaakt. Daarnaast is niet betwist dat is afgesproken dat de werknemer een onkostenvergoeding zou ontvangen voor het gebruik van zijn motorzaag.
De werkgever betwist echter de hoogte van de gevorderde onkostenvergoeding nu deze niet met bewijsstukken is onderbouwd.
Redelijk bedrag brandstof- en oliekosten
De werknemer stelt dat hij onkosten heeft geschat en daarbij heeft gekeken naar de kosten van het huren van een dergelijke motorzaag. De onderhouds-/afschrijvingkosten acht de kantonrechter hiermee onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de werknemer alleen recht heeft op een redelijk bedrag aan brandstof- en oliekosten.
De kantonrechter wijst een totale onkostenvergoeding van € 70 toe voor de VOG-kosten, boodschappenkosten en brandstof- en oliekosten.
Vergoeding opstellen salarisstroken
De werknemer wil dat de kosten voor het opmaken van de salarisstroken voor rekening van de werkgever komen. De kantonrechter wijst dat af. Deze vordering wordt niet met stukken onderbouwd en wordt door de werkgever betwist.
Daarnaast verschillen partijen ten aanzien van de vordering(en) in hoofdzaak slechts van mening ten aanzien van de volgende punten:
- of het loon mocht worden verrekend met de schadevergoeding van de werkgever;
- of de werknemer recht heeft op vergoeding van de door hem gemaakte onkosten;
- of wel of geen onbetaald verlof is afgesproken voor november 2021; en
- of de werknemer in januari 2022 ongeoorloofd afwezig was.
Dit betreffen juridische discussies.
Salarisstroken niet noodzakelijk
Over de hoogte van het brutosalaris, toeslagen en reiskostenvergoeding bestaat geen discussie. De salarisstroken van het adviesbureau waren dus niet noodzakelijk om die vorderingen te formuleren. Voor zover de salarisstroken al enige bijdrage hebben geleverd aan de formulering van enige vordering, staan de kosten van bijna € 500,- daartoe niet in redelijke verhouding.
De kantonrechter acht het dan ook niet redelijk om deze kosten voor rekening van de werkgever te laten komen en wijst deze vordering af.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente wijst de kantonrechter toe, zoals hieronder vermeld in de beslissing.
Salarisspecificaties
De gevorderde salarisspecificaties wijst de voorzieningenrechter toe. Een werkgever is immers verplicht salarisspecificaties te verstrekken.
Wettelijke verhoging
In de arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat het salaris van de ene maand in de loop van de daarop volgende maand moet worden betaald. Dit artikel is echter nietig, omdat dit in strijd is met artikel 4:7 van de CAO Gehandicaptenzorg. Daarin is bepaald dat een werknemer uiterlijk twee dagen voor het einde van de kalendermaand over zijn salaris over die maand moet kunnen beschikken.
De onkostenvergoeding en onregelmatigheidstoeslag moeten uiterlijk zijn voldaan aan het einde van de kalendermaand, die volgt op de kalendermaand waarin de aanspraken zijn ontstaan. Hier mag niet van worden afgeweken.
Vaststaat dat de salarisbetalingen (incl. onregelmatigheidstoeslag) op de volgende dagen gedeeltelijk zijn uitbetaald:
- salaris oktober: 24 november 2021
- salaris november: 25 december 2021
- salaris december: 21 februari 2022
- salaris januari: 21 februari 2022
Salaris maandelijks te laat betaald
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het salaris maandelijks te laat aan de werknemer is betaald. Ditzelfde geldt voor de onregelmatigheidstoeslag over december 2021.
Urenregistratie niet leidend
Aan de stelling van de werkgever dat de werknemer eigen schuld heeft aan de late betalingen, omdat hij telkens pas na afloop van de betreffende maand een urenregistratie indiende, gaat de kantonrechter voorbij. Niet gebleken is immers dat de urenregistratie leidend was voor de hoogte van het bruto maandsalaris.
De hoogte van dit salaris stond namelijk op basis van de arbeidsovereenkomst (grotendeels) vast en had dus tijdig kunnen worden uitbetaald. De werkgever verklaarde bovendien dat hij bij andere werknemers ook niet met urenregistraties werkt, maar de werknemer dit zelf op deze manier wilde. Dit wordt echter door de werknemer betwist.
Wettelijke verhoging over reiskostenvergoeding afgewezen
De gevorderde wettelijke verhoging wordt dan ook toegewezen over het salaris van oktober 2021 tot en met januari 2021 en over de onregelmatigheidstoeslag van december 2021, met dien verstande dat de kantonrechter van oordeel is dat – gezien de omstandigheden – de verhoging moet worden gematigd tot een bedrag van € 1.200 bruto.
De kantonrechter wijst de gevorderde wettelijke verhoging over de reiskostenvergoeding af, nu dit geen ‘in geld vastgesteld loon’ betreft, zodat hij daarover geen recht heeft op wettelijke verhoging.
Uitspraak Rechtbank Overijssel, 22 november 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:3633