
FNV wil dat de werknemers van de werkgever die een door de werkgever verplichte opleiding volgen buiten hun reguliere dienstrooster een extra vergoeding (overwerktoeslag) krijgen op grond van de toepasselijke cao. De werkgever stelt zich op het standpunt dat hij werknemers alleen tegemoet hoeft te komen op basis van ‘tijd voor tijd’ en dat hij voor de tijd gemoeid met een verplichte opleiding aan de werknemers niet ook een extra vergoeding hoeft te betalen. De kantonrechter heeft FNV gelijk gegeven. Het hof komt tot een andere beslissing en geeft alsnog de werkgever gelijk.
Zes grieven
De werkgever heeft tegen het vonnis van 19 januari 2021 zes grieven voorgesteld.
Grief 1 keert zich tegen de vaststelling van de feiten. Grief 2 komt op tegen het aanmerken van verplichte opleidingstijd als arbeidstijd (of werktijd) in de zin van de cao. Met grief 3 bestrijdt de werkgever dat verplichte opleidingstijd buiten het reguliere dienstrooster moet worden aangemerkt als extra gewerkte uren als bedoeld in artikel 22 van de cao. Grief 4 klaagt over het passeren van het verweer dat het extra vergoeden van opleidingstijd naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Verder komt de werkgever met grief 5 op tegen de toewijzing van de wettelijke verhoging althans het niet matigen daarvan tot nihil. Tot slot bestrijdt de werkgever met grief 6 de toekenning van een schadevergoeding aan FNV.
De eerste grief van de werkgever richt zich tegen de in zijn visie onvolledige dan wel onjuiste vaststelling van de feiten door de kantonrechter. Nu het hof de feiten zelfstandig heeft vastgesteld en daarbij heeft betrokken wat de werkgever over die feiten in de memorie van grieven heeft aangevoerd, hoeft die grief verder niet te worden behandeld.
Betekenis, uitleg en reikwijdte cao
Met de grieven 2 en 3 wordt het geschil van partijen over de betekenis, uitleg en reikwijdte van enkele bepalingen uit de cao aangaande het wel of niet verschuldigd zijn van een overwerkvergoeding als bedoeld in artikel 22 van de cao in volle omvang aan het hof voorgelegd. Deze grieven lenen zich daarom voor gezamenlijke bespreking.
Tussen partijen is onomstreden dat de tijd gemoeid met het door een werknemer volgen van een door de werkgever verplicht gestelde opleiding zowel binnen als buiten het dienstrooster van een werknemer kan vallen. Ook is buiten discussie dat de aan opleiding bestede tijd aan een werknemer moet worden verloond.
Opleidingstijd buiten dienstrooster = overwerk?
Volgens FNV moet opleidingstijd buiten het dienstrooster van een werknemer aangemerkt worden als overwerk voor deze werknemer en heeft deze werknemer als gevolg daarvan aanspraak op een overwerkvergoeding/toeslag als bedoeld in artikel 22 van de cao. Volgens de werkgever hoeft opleidingstijd buiten het dienstrooster van een werknemer alleen gecompenseerd te worden in de vorm van ‘tijd-voor-tijd’.
Tijd voor verplichte opleiding werktijd?
Het hof stelt voorop dat de tijd die gemoeid is met een door werkgever verplichte opleiding, arbeidstijd is in de zin van de Arbeidstijdenwet en de Arbeidstijdenrichtlijn. Maar dat betekent nog niet dat die tijd ook arbeidstijd of werktijd is in de zin van wat partijen aan arbeidsvoorwaarden hebben afgesproken, zoals neergelegd in een arbeidsovereenkomst en/of een cao. Het komt in dit geval dus aan op de vraag hoe de cao in dat opzicht moet worden begrepen.
CAO-norm
Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een (of meer) bepaling(en) van een cao de zogeheten CAO-norm. Die houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven. Daarbij zijn de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de hele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis.
Arbeidstijd of werktijd
In de cao is noch ‘arbeidstijd’ noch ‘opleidingstijd’ gedefinieerd of omschreven.
De terminologie in de cao wordt op zich niet steeds consequent gebruikt. Ook de gebruikte begrippen ‘arbeidstijd’ en ‘werktijd’ als ook ‘arbeidstijden’ en ‘werktijden’ zijn daarin onderling uitwisselbaar. Uit een en ander blijkt afdoende dat met die begrippen wordt gedoeld op de tijd dat, onderscheidenlijk de tijden waarbinnen een werknemer volgens het rooster werkt, ofwel zijn werkzaamheden verricht.
Regeling voor vergoeding van overwerk
In artikel 22 van de cao wordt een regeling gegeven voor vergoeding van overwerk.
Ook in artikel 22 is de uitgangspositie dat het moet gaan om op verzoek van de werkgever extra gewerkte uren die leiden tot een overschrijding van de volgens het dienstrooster voor de werknemer geldende dagelijkse werktijd, wil sprake zijn van overwerk. De bewoordingen van artikel 22 van de cao zien daarmee, mede tegen de achtergrond van de hiervoor besproken terminologie, op extra gewerkte uren in het reguliere/eigenlijke werk van de werknemer en daarmee niet op extra bestede tijd (buiten het dienstrooster) aan andere, op verzoek of instructie van de werkgever verrichte activiteiten buiten het reguliere/eigenlijke werk, zoals het volgen van een verplichte opleiding.
Inzetbaarheid werknemer
Artikel 42 met als opschrift ‘Inzetbaarheid en arbeidsmarktkansen’ maakt deel uit van hoofdstuk 8 dat ziet op ‘Ontwikkeling en werkgelegenheid’.
In artikel 42 wordt vooropgesteld dat zowel de werkgever als de werknemer voortdurend aandacht moeten hebben voor de inzetbaarheid van de werknemer binnen de onderneming en zijn kansen op de arbeidsmarkt en dat werkgever en werknemer gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen voor behoud en ontwikkeling van die inzetbaarheid en die arbeidsmarktkansen.
Artikel 42.3 beschrijft vervolgens welke faciliteiten daarvoor gelden, waaronder een driejaarlijks opleidings/ontwikkelbudget voor iedere werknemer (42.3.1), deelname aan een periodiek medisch onderzoek (42.3.2), een regeling voor vergoeding van bepaalde studiekosten van de werknemer (42.3.3) en het zoveel mogelijk afstemmen van het dienstrooster op de opleidingswensen van de werknemer (42.3.5).
Verplichte opleiding = werktijd wanneer binnen diensrooster
In artikel 42.3.6 wordt vervolgens beschreven dat tijd besteed door een werknemer aan verplichte opleiding, arbeidstijd (ofwel werktijd) is als die bestede opleidingstijd samenvalt met de arbeidstijd, ofwel binnen het dienstrooster van de werknemer valt.
Voldoende aannemelijk is dat daarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat een werknemer die binnen het dienstrooster zijn tijd deels heeft moet besteden aan door een werkgever verplichte opleiding, geacht wordt te hebben gewerkt in de zin van het voor hem geldende dienstrooster, ofwel dat de werknemer niet te weinig heeft gewerkt.
Verloond voor opleidingstijd binnen dienstrooster
Dit betekent dat in de cao een specifieke bepaling is opgenomen dat de werknemer voor die opleidingstijd binnen het dienstrooster verloond wordt en geen tijd hoeft in te halen. Zo’n bepaling is overbodig als geen onderscheid zou zijn beoogd tussen tijd gemoeid met het eigenlijke/reguliere werk en tijd gemoeid met opleiding.
Hetzelfde geldt voor wat in artikel 42.3.7 is bepaald, te weten dat een werknemer betaald vrij krijgt als hij tentamens of examens moet afleggen. Ook zo’n bepaling is niet nodig als opleidingstijd arbeidsvoorwaardelijk gezien zonder meer gelijk zou zijn aan reguliere/eigenlijke werktijd voor een werknemer.
Andere regeling bij opleidingstijd buiten dienstrooster
Ook artikel 42.3.8 geeft voor tijd besteed aan een (specifieke genoemde) opleiding buiten de arbeidstijd (ofwel buiten het dienstrooster van de werknemer) een van artikel 22 afwijkende regeling. In dat geval wordt immers een presentiegeld betaald en niet een overwerktoeslag. Deze bepaling geeft verder de werkgever de mogelijkheid om in overleg met de ondernemingsraad voor collectieve opleidingen ‘een vergelijkbare regeling’ af te spreken. Dit kan volgens het hof niet anders begrepen worden dan dat voor opleidingstijd buiten het dienstrooster een andere regeling kan worden afgesproken die buiten het bereik valt van artikel 22 van de cao.
De voorgaande bepalingen wijzen er voldoende duidelijk op dat opleidingstijd, als het gaat om de wijze van beloning daarvan, volgens de cao anders mag worden behandeld dan (reguliere/eigenlijke) werktijd.
Extra beloning bij opleiding buiten dienstrooster
De door FNV voorgestane, van het voorgaande afwijkende, uitleg dat opleidingstijd ook als werktijd in de zin van artikel 22 van de cao moet worden aangemerkt en dat in opleidingstijd en werktijd qua beloning geen onderscheid mag worden gemaakt, leidt tot het gevolg dat een werknemer die buiten zijn dienstrooster tijd besteed aan opleiding extra zou worden beloond. Niet alleen ontvangt de werknemer in dat geval zijn gebruikelijke loon maar ook de in artikel 22 van de cao bedoelde overwerktoeslag.
Dit is van belang omdat de werkgever onbestreden heeft uitgelegd dat werknemers – die in ploegendiensten werken – de vrijheid hebben om te kiezen wanneer zij een (in een bepaalde periode een aantal maal aangeboden) opleiding willen volgen. Het gaat echter, anders dan bij extra gewerkte uren in reguliere/eigenlijke werkzaamheden, om niet (direct) productieve tijd van de werknemer voor de werkgever, terwijl werkgever daarnaast al extra kosten heeft, gemoeid met de opleiding.
Financieel afgewenteld op de werkgever
De door FNV voorgestane gelijke behandeling van alle buiten een dienstrooster bestede uren leidt er dan toe dat de keus van de werknemer om de opleiding te volgen buiten het dienstrooster financieel op de werkgever wordt afgewenteld in de vorm van het verschuldigd raken van een overwerktoeslag. Dat gevolg past volgens het hof niet goed bij het in artikel 42 neergelegde uitgangspunt dat werkgever en werknemer gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor behoud en ontwikkeling van de inzetbaarheid en arbeidsmarktkansen van de werknemer. Dat het niet steeds mogelijk zal zijn de voor een opleiding benodigde tijd (volledig) te laten samenvallen met het dienstrooster, maakt dat niet anders.
Niet de bedoeling
Dat het de bedoeling van de cao zou zijn om (niet direct productieve) opleidingstijd van werknemers buiten dienstrooster op gelijke wijze te belonen als extra gewerkte uren buiten dienstrooster blijkt aldus niet uit de hiervoor besproken tekst van de cao. Zo’n bedoeling kan dus ook niet meewegen.
Geen overwerktoeslag voor opleidingstijd buiten werkrooster
Verder is van belang dat de hiervoor besproken bepalingen – en met name de artikelen 42.3.6 tot en met 42.3.8 – al lange tijd – volgens de werkgever al ruimschoots voor 2001 – in de voor (de onderneming van) de werkgever geldende cao is opgenomen en dat is gesteld noch gebleken dat vóór 2014 sprake is geweest van betaalde overwerktoeslag voor opleidingstijd buiten het dienstrooster.
Niet onvoorwaardelijk en onherroepelijk
Anders dan FNV aanvoert, kan uit de mailwisseling van november 2013 tot en met januari 2014 niet worden afgeleid dat de werkgever – door akkoord te gaan met een volledige overwerkcompensatie voor degenen die de bijeenkomsten van het toentertijd verplicht gestelde maar kennelijk impopulaire ‘KenZen’-programma moesten bijwonen – de nu door FNV bepleite uitleg onvoorwaardelijk en onherroepelijk heeft onderschreven voor elke situatie dat buiten dienstrooster tijd wordt besteed aan een opleiding. FNV kan daarom niet worden gevolgd in de kennelijke stelling dat het de werkgever nu niet meer vrijstaat om daarop terug te komen.
Tijd-voor-tijd opgenomen
In dit verband kan de FNV ook niet worden gevolgd in de stelling dat vanaf 2014 opleidingstijd buiten het dienstrooster steeds is vergoed als overwerk. FNV heeft immers niet het verweer van de werkgever weersproken dat werknemers van de locaties in Arnhem en Delfzijl daarvoor steeds tijd-voor-tijd hebben opgenomen en dat van de locatie in Emmen een deel van de werknemers voor zulke tijd overwerk schreef en een ander deel tijd-voor-tijd. Een bestendige gedragslijn, gebaseerd op een eenduidige uitleg als door FNV gesteld, kan dan ook niet worden aangenomen. Al deze omstandigheden kunnen daarom ook niet in gunstige zin meewegen in de door FNV bepleite uitleg.
Niet onder bereik van artikel 22 cao
Het hof komt op grond van al het voorgaande dan ook tot het oordeel dat opleidingstijd die door een werknemer besteed is buiten het dienstrooster, niet onder het bereik valt van het in artikel 22 van de cao bedoelde overwerk, ofwel de daar bedoelde extra gewerkte uren. Zo’n uitleg leidt er niet toe, zoals FNV meent, dat buiten het dienstrooster bestede opleidingstijd onbetaald blijft.
Opleidingstijd verloond door tijd-voor-tijd
Deze tijd wordt immers op gebruikelijke wijze verloond doordat de werknemer die tijd later binnen zijn dienstrooster kan compenseren/inbrengen (‘tijd-voor-tijd’). Ook is geen sprake van een uitleg die in strijd is met de Arbeidstijdenwet en de Arbeidstijdenrichtlijn, waarvan afwijking volgens FNV nietig is. De hier beantwoorde vraag ziet immers alleen op de vraag op welke wijze opleidingstijd buiten dienstrooster moet worden vergoed en niet op de vraag of opleidingstijd arbeidstijd is in de zin van de arbeidstijdenwetgeving. Dat laatste is tussen partijen – terecht – niet in discussie. De beloning tijdens die opleidingstijd wordt niet door de richtlijn geregeld.
Volledigheidshalve merkt het hof nog op dat de werkgever ter zitting onweersproken heeft verklaard dat alle werknemers ruimschoots boven het minimumloon worden betaald. Van strijd met artikel 13a lid 3, eerste zin van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, in verbinding met de leden 1 en 2 van dat artikel, is daarmee ook geen sprake.
Opleidingstijd buiten dienstrooster niet vergoeden als overwerk
De slotsom is dat de grieven 2 en 3 doel treffen en dat de werkgever ten onrechte in het bestreden vonnis is verplicht om buiten het dienstrooster bestede opleidingstijd te vergoeden als overwerk op basis van artikel 22 van de cao. De daartoe strekkende vordering van FNV wijst het hof alsnog af. Het vonnis kan daarom niet in stand blijven.