In geschil of de bv aannemelijk heeft gemaakt dat het gebruikelijk loon van de directeur-grootaandeelhouder (dga) voor het jaar 2015 op een lager bedrag moet worden gesteld dan het gebruikelijk loon als vermeld in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB).
De ondernemingsactiviteiten van de bv bestaan onder meer uit consultancy- en bemiddelingswerkzaamheden.
Correctie gebruikelijk loon
De inspecteur heeft aan de bv een correctie opgelegd op basis van een gebruikelijk loon van € 44.000, waarbij rekening mag worden gehouden met een bijtelling wegens privégebruik van een ter beschikking gestelde auto.
De bv heeft zich op het standpunt gesteld dat in 2015 terecht geen salaris aan de dga is betaald, omdat de dga bijna het gehele jaar 2015 arbeidsongeschikt is geweest vanwege hartfalen. Daarnaast was de financiële situatie van de bv zodanig slecht, dat de continuïteit van de onderneming ernstig in gevaar zou komen als deze een salaris ten bedrage van het gebruikelijk loon aan de dga zou hebben moeten betalen. De bv is daarom van mening dat toekenning van een gebruikelijk loon als bedoeld in artikel 12a van de Wet LB achterwege kan blijven.
De rechtbank stelt voorop dat ter zitting aannemelijk is geworden dat de dga in 2015 enige arbeid heeft verricht voor de bv, alleen al omdat in 2015 omzet is gerealiseerd en dat die omzet normaliter door zijn arbeid is veroorzaakt. De rechtbank leidt dit onder meer af uit het feit dat hij de bepalende werknemer is bij de bv, die de contacten met de handelspartners onderhoudt.
Bewijslast
Op de bv rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat in 2015 een lager brutoloon dan het gebruikelijk loon gerechtvaardigd is. De rechtbank oordeelt dat de bv daartoe onvoldoende heeft gesteld en het lagere brutoloon dus ook niet aannemelijk heeft gemaakt.
Ziekte geen aanleiding
Dat de dga wegens ziekte een groot deel van het jaar niet in staat is geweest om te werken en dat hij is geopereerd aan zijn hart, is onvoldoende om geen gebruikelijk loon in aanmerking te nemen. Ziekte is in het algemeen geen aanleiding om het gebruikelijk loon meteen naar beneden bij te stellen. De rechtbank wijst daarbij op de verplichting om bij ziekte loon door te betalen.
Geen nijpende situatie
Wat betreft de stelling dat vanwege de financiële situatie geen gebruikelijk loon in aanmerking moet worden genomen, heeft de bv alleen verwezen naar negatieve bedrijfsresultaten. Dat gedurende een bepaalde periode verliezen worden geleden is echter op zichzelf nog niet voldoende om aan te kunnen nemen dat de continuïteit van de onderneming in gevaar zou komen als het gebruikelijk loon wordt doorbetaald. Dat van een dergelijke nijpende situatie sprake was, heeft de bv niet aannemelijk gemaakt.
Al verlaging loon
Tot slot wijst de rechtbank erop dat in de arbeidsovereenkomst tussen de bv en de dga een brutoloon is overeengekomen van € 4.800 per maand, nog te vermeerderen met vakantietoeslag en een dertiende maand. Dat komt neer op een bruto jaarloon van ten minste € 65.000. Met het in aanmerking nemen van een loon van € 44.000 heeft dus al een behoorlijke verlaging van het loon plaatsgevonden. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een verdere verlaging van dat loon.
Uitspraak Rechtbank Gelderland, 5 juli 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:3431