De werknemer stelt dat het loon aan het eind van de betreffende maand moet worden voldaan. De werkgever stelt zich echter op het standpunt dat, nu de arbeidsovereenkomst geen specifieke betaaldatum vermeldt, het loon uiterlijk moet worden voldaan aan het eind van de op het betreffende loontijdvak volgende maand. Wat oordeelt de kantonrechter?
De werkgever heeft met de werknemer geen afspraak gemaakt dat hij het loon later mocht betalen. Daarom moet de werkgever het loon aan het eind van de betreffende maand, waarover het loon is berekend, voldoen.
In artikel 7:623 BW, lid 1 is het volgende bepaald:
‘De werkgever is verplicht het in geld naar tijdruimte vastgestelde loon te voldoen telkens na afloop van het tijdvak waarover het loon op grond van de overeenkomst moet worden berekend, met dien verstande dat het tijdvak voor voldoening niet korter is dan één week en niet langer is dan één maand.’
Afloop tijdvak
Uit dit artikel volgt dat het loon telkens na afloop van het tijdvak, waarover het loon wordt berekend, moet worden voldaan. Nu het loon van de werknemer over een tijdvak van een maand wordt berekend, moet het loon ook aan het eind van dat tijdvak worden voldaan. Dat wil zeggen: aan het eind van de betreffende maand.
Betaaldag = fatale nakomingstermijn
Hof Leeuwarden heeft in het arrest van 9 oktober 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BX9673, ook bevestigd dat de betaaldag ook de fatale termijn voor nakoming is, zodat de werkgever direct na afloop van het tijdvak zonder nadere ingebrekestelling in verzuim is met de betaling van het verschuldigde loon over het betreffende tijdvak.
Einde loontijdvak volgende maand?
Voor de door de werkgever voorgestane uitleg van artikel 7:623 BW, inhoudende dat het loon pas aan het eind van de op het betreffende loontijdvak volgende maand moet worden voldaan, is geen steun te vinden in het betreffende artikel en de geldende jurisprudentie. De werkgever heeft zijn stelling op dit punt ook niet nader onderbouwd, anders dan dat hij haar standpunt uit het betreffende wetsartikel meent te kunnen afleiden.
Voor zover de werkgever daarmee doelt op de zinsnede ‘met dien verstande dat het tijdvak voor voldoening niet korter is dan één week en niet langer is dan één maand’ is de kantonrechter van oordeel dat ook daaruit niet volgt dat het loon pas aan het eind van de op het loontijdvak volgende maand moet worden betaald.
Per week of per maand betaald
Die zinsnede ziet immers op de situaties waarin het loontijdvak korter is dan een week of langer dan een maand en bepaalt dat in die gevallen toch per week respectievelijk per maand moet worden betaald. Dat betekent dat bijvoorbeeld een kwartaalloner al na een maand aanspraak kan maken op loonbetaling.
Afspraak: loon later betalen
De werkgever heeft zich verder op het standpunt gesteld dat er intern binnen haar organisatie een ‘afspraak’ gold dat het loon later betaald zou worden. Dit vanwege de lastige financiële situatie waarin de werkgever zich bevond. De werkgever heeft het bestaan van een dergelijke afspraak echter onvoldoende onderbouwd.
Niet op tijd kunnen betalen
Uit de e-mail van een medewerker van de werkgever van 13 augustus 2020 volgt alleen dat de werkgever aan (een deel van) zijn werknemers heeft medegedeeld dat hij het loon over de maand juli 2020 niet op tijd kan betalen en dat zij het betreffende loon in de loop van augustus 2020 zal voldoen.
Geen specifieke afspraak
Uit de e-mail volgt echter niet daaraan een afspraak tussen de werkgever en haar werknemers ten grondslag ligt.
Ter mondelinge behandeling heeft de werkgever in dit verband ook bevestigd dat geen sprake is van een specifiek met de werknemer gemaakte afspraak, maar dat de werkgever slechts de latere loonbetaling, zoals vermeld in haar e-mail van 13 augustus 2020, aan de werknemers heeft gecommuniceerd zonder dat daar specifieke individuele afspraken over gemaakt zijn.
Niet later betalen
Nu vast staat dat de werkgever met de werknemer geen afspraak heeft gemaakt dat het loon later mocht worden betaald, stond het de werkgever niet vrij de loonbetalingen later te verrichten dan door artikel 7:623 is voorgeschreven. Dit verweer van de werkgever verwerpt de kantonrechter dan ook.
Loon einde maand voldoen
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de werkgever het loon aan het eind van de betreffende maand, waarover het loon is berekend, moet voldoen. Vast staat dat de werkgever het loon over de maanden juli 2020 tot en met januari 2021 te laat heeft voldaan. Dit betekent dat de werknemer op terechte gronden aanspraak maakt op de wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon als bedoeld in artikel 7:625 BW.
Wettelijke verhoging
Artikel 7:625 BW schrijft voor dat de wettelijke verhoging voor de vierde tot en met de achtste werkdag, nadat het loon betaald had moeten worden, vijf procent per dag bedraagt en voor elke volgende werkdag één procent, met dien verstande dat de verhoging in geen geval de helft van het verschuldigde te boven zal gaan.
Te laat betaalde werkdagen
Dit betekent dat de wettelijke verhoging moet worden berekend over het aantal werkdagen dat het loon te laat is betaald, en níet – zoals de werknemer volgens de door hem overgelegde berekeningen heeft gedaan – over het aantal kalenderdagen dat het loon te laat is betaald.
De berekening van de verschuldigde wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon over de maanden juli 2020 tot en met januari 2021 leidt, uitgaande van de berekening over het aantal werkdagen dat te laat is betaald, tot de volgende bedragen:
- Wettelijke verhoging over loon juli 2020 € 1.485
- Wettelijke verhoging over loon augustus 2020 € 1.980
- Wettelijke verhoging over loon september 2020 € 1.705
- Wettelijke verhoging over loon oktober 2020 € 2.255
- Wettelijke verhoging over loon november 2020 € 2.475
- Wettelijke verhoging over loon december 2020 € 2.090
- Wettelijke verhoging over loon januari 2021 € 2.200
Het bovenstaande leidt ertoe dat de kantonrechter de gevorderde wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon matigt en een totaalbedrag van € 14.190 toewijst.
De gevorderde wettelijke rente over de wettelijke verhoging wijst de kantonrechter toe.
Oordeel rechter
De kantonrechter:
veroordeelt de werkgever om aan de werknemer tegen kwijting te betalen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het te laat betaalde salaris over de maanden juli 2020 tot en met januari 2021 ten bedrage van € 14.190, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 4 juni 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:6501