Een man was tot en met 18 september 2016 bij de werkgever in dienst geweest als allround interieurbouwer/semi assistent werkvoorbereider. Tussen partijen bestond een schriftelijke arbeidsovereenkomst. Deze overeenkomst bevatte zowel een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden (artikel 15) als een concurrentiebeding (artikel 16).
De werknemer heeft de arbeidsovereenkomst met de werkgever opgezegd per 18 september 2016. Hij is een onderneming gestart die zich, net als de werkgever, bezig houdt met interieurbouw in het luxe segment.
Brief naar ex-werknemer
De (gemachtigde) van de werkgever stuurt op 4 juli 2019 een brief aan de ex-werknemer waarin staat dat de man een half jaar na beëindiging van het dienstverband met cliënte, binnen een straal van 25 kilometer een concurrerende onderneming is gestart en daarmee het non-concurrentiebeding heeft overtreden.
Ook staat in de brief dat de man al tijdens het dienstverband een onderneming is gestart. Dat is een schending van het verbod van nevenwerkzaamheden als bedoeld in artikel 15 van uw arbeidsovereenkomst, aldus de brief.
Vorderingen werkgever
De werkgever vordert dat de werknemer onder meer wordt veroordeeld om te betalen:
- een contractuele boete wegens schending van het tussen partijen overeengekomen verbod op nevenwerkzaamheden van € 18.500.
- een contractuele boete wegens schending van het tussen partijen overeengekomen non-concurrentiebeding van € 78.120.
De werkgever voert ter onderbouwing van haar vordering het volgende aan.
Concurrentiebeding overtreden
De man is na zijn uitdiensttreding een concurrerende onderneming gestart en heeft klanten van de werkgever afgenomen. Daarmee heeft hij het concurrentiebeding overtreden. Ook heeft hij twee werknemers van de werkgever overgenomen. Eerst heeft de werkgever zich begripvol opgesteld, maar toen de tweede werknemer overstapte naar de oud-werknemer heeft de oud-werkgever besloten dit niet langer te accepteren.
Verbod op nevenwerkzaamheden overtreden
De ex-werknemer heeft ook het verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden overtreden. De werkgever heeft ontdekt dat hij zijn onderneming al op 14 juli 2016 had ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Deze oprichting en inschrijving van zijn eenmanszaak leveren een schending van het beding op. Bovendien staat een inschrijving niet op zichzelf. De werknemer moet voorbereidende handelingen hebben getroffen terwijl hij nog in dienst was bij de werkgever.
Boetes vanwege overtredingen
De overtreding van het verbod op nevenwerkzaamheden is begonnen op 14 juli 2016 en heeft voortgeduurd tot 18 september 2016. Dit betekent dat de oud-werknemer een boete verschuldigd is geworden van € 2.500 plus 64 dagen maal € 250 in totaal € 18.500.
Op overtreding van het concurrentiebeding staat een boete van € 434 per dag. De man heeft het concurrentieverbod gedurende een periode van een half jaar ofwel 180 dagen overtreden, waardoor hij een boete van € 78.120 verschuldigd is geworden.
Onrechtmatige concurrentie
De man handelt niet alleen in strijd met het concurrentiebeding en het verbod op nevenwerkzaamheden, er is ook sprake van onrechtmatige concurrentie. Er is sprake van een substantiële en stelselmatige afbraak van het duurzame bedrijfsdebiet van de werkgever.
Wat zegt de werknemer?
De ex-werknemer betwist dat gedurende het dienstverband sprake is geweest van nevenwerkzaamheden. Hij heeft alleen voorbereidingswerkzaamheden getroffen, zoals het inschrijven bij de Kamer van Koophandel en het zoeken van een bedrijfsruimte.
Al toen de werknemer nog in dienst was, heeft hij medegedeeld dat hij een eigen meubelmakerij zou beginnen. De werkgever heeft daarmee ingestemd en heeft de man ook geholpen, bijvoorbeeld door hem in te huren voor een project. Dat de werkgever de verleende toestemming niet schriftelijk heeft vastgelegd, kan de werknemer niet worden aangerekend.
Voor het geval dat wordt geoordeeld dat de werknemer de bepalingen met betrekking tot nevenwerkzaamheden en het concurrentiebeding wél heeft overtreden, heeft de werkgever haar recht om boetes te vorderen verwerkt. Bovendien betwist de werknemer dat de werkgever enige schade heeft geleden.
Van onrechtmatig handelen is ook geen sprake. De man heeft geen klanten en leveranciers van de werkgever benaderd. Ook heeft hij geen werknemers actief benaderd om bij hem in dienst te treden. De werkgever heeft zelfs ingestemd met de indiensttreding van de werknemer.
Concurrerende onderneming
Voor deze zaak is van belang dat partijen het erover eens zijn dat de man een onderneming in dezelfde branche is gestart als die waarin de werkgever werkt. Dat betekent dat hij een concurrerende onderneming is gestart.
Volgens de werkgever schiet de werknemer daarmee tekort in zijn verplichtingen die (nog steeds) voor hem voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst, meer in het bijzonder het overeengekomen concurrentiebeding en het verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden. Daardoor is de werknemer contractuele boetes verschuldigd is geworden, aldus de werkgever. De man betwist dit alles gemotiveerd.
Rechtsverwerking
De man heeft ook nog aangevoerd dat sprake is van rechtsverwerking. Voor de vraag of een schuldeiser zijn rechten heeft verwerkt geldt als uitgangspunt dat daarvan slechts sprake is wanneer de schuldeiser zich heeft gedragen op een manier die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht.
Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden die maken dat bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraken niet meer geldend zou maken of die de positie van de schuldenaar onredelijk benadelen of verzwaren, wanneer de schuldeiser zijn aanspraken alsnog geldend maakt.
Wat zegt de kantonrechter?
De kantonrechter is van oordeel dat het beroep op rechtsverwerking slaagt om de volgende redenen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de werkgever bevestigd dat de werknemer hem al gedurende het dienstverband heeft verteld dat hij een eigen onderneming wilde starten in de interieurbouw. De werkgever heeft ook verklaard dat hij al vrij snel daarna de website van de werknemer heeft bekeken en constateerde dat hij in hetzelfde segment werkte.
Verder heeft de werkgever zo’n anderhalf jaar na ontslagname het bedrijf van de man nog bezocht. Ook heeft hij de werkgever in die periode benaderd voor een klus en hebben zij een project van twee naast elkaar gelegen woningen uitgevoerd.
Gerechtvaardigd vertrouwen
Door vervolgens – gedurende een periode van ongeveer drie jaar – op geen enkele wijze kenbaar te maken dat de ex-werknemer zich van dergelijke activiteiten moest onthouden, is bij de man het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de werkgever geen beroep (meer) zou doen op de betreffende afspraken uit de arbeidsovereenkomst.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de vraag of de werknemer de bedingen uit de arbeidsovereenkomst ook daadwerkelijk heeft overtreden in het midden blijven, omdat dit niet leidt tot een andere uitkomst. De vorderingen tot betaling van boetes worden dan ook afgewezen.
Onrechtmatige concurrentie
Volgens de werkgever heeft de werknemer onrechtmatig jegens haar gehandeld door onrechtmatig te concurreren.
Van onrechtmatige concurrentie is onder meer sprake wanneer een werknemer stelselmatig en substantieel duurzaam het debiet van zijn voormalige werkgever afbreekt.
De werkgever voert ter onderbouwing van haar vordering aan dat de werknemer zijn klanten en leveranciers heeft benaderd en na actieve benadering zijn werknemers heeft overgenomen. De feiten die de werkgever nu stelt ter onderbouwing van deze vordering zijn niet alleen door de man gemotiveerd betwist, maar ook onvoldoende om, indien bewezen, de conclusie te rechtvaardigen dat sprake is van een substantiële en duurzame afbreuk van het bedrijfsdebiet van de werkgever. Ook de vorderingen op dit punt worden daarom afgewezen.
De kantonrechter wijst alle vorderingen van de werkgever af.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 5 maart 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:2247