Moet de werkgever achterstallig loon en vakantiegeld betalen? En hoe zit het met de wettelijke rente?
Wat is de situatie?
De werknemer is op 18 maart 2019 in dienst getreden bij de werkgever in de functie van metaalbewerker op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
In de op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijnde cao voor het Metaalbewerkingsbedrijf is opgenomen:
“1. Heeft een werknemer meer vakantie-uren gebruikt tijdens de dienstbetrekking dan waarop hij recht had? Dan kan de werkgever hem deze uren laten inhalen. Of de uren gaan af van de vakantie-uren die de werknemer nog gaat opbouwen.
2. Zolang de werknemer bij de werkgever in dienst is kan hij vakantie-uren die hij niet heeft gebruikt uitbetaald krijgen.
3. Gaat de werknemer zelf uit dienst? En heeft hij meer vakantie-uren gebruikt dan waarop hij recht had? Dan kan de werkgever deze uren met de werknemer verrekenen met wat de werkgever nog moet betalen aan het einde van de arbeidsovereenkomst.(…)”
Na 27 september 2019 heeft de werknemer geen werkzaamheden meer verricht voor de werkgever. Hij heeft zich ziekgemeld.
De werkgever zegt de arbeidsovereenkomst in een e-mail van 30 september aan de werknemer op:
“De opzegtermijn zoals we die in de arbeidsovereenkomst hebben opgenomen bedraagt een maand en gaat in tegen 1 oktober 2019. Door de opzegging eindigt de arbeidsovereenkomst per 1 november 2019 en is de laatste werkdag 31 oktober 2019. Binnen een maand na de laatste werkdag zal er een eindafrekening van het dienstverband plaatsvinden.(…)”
Bij e-mail van 13 oktober schrijft de werkgever:
“Op basis van de rapportage van de bedrijfsarts concludeer ik dat je niet arbeidsongeschikt ben. (…) De dagen waarop je niet hebt gewerkt, maar waarop nu is gebleken je ook niet arbeidsongeschikt bent geweest, zal ik gaan verrekenen met het saldo van jouw opgebouwde verlofdagen. Indien je morgen wederom niet verschijnt zal ik de loonbetaling stopzetten.
Naar de rechter
De werknemer stapt naar de rechter en vordert onder meer betaling van het loon over de maand oktober 2019 ten bedrage van € 2.750 bruto alsmede een bedrag van € 1.100 bruto aan vakantiegeld berekend vanaf mei 2019 tot en met oktober 2019.
Wat zegt de werknemer?
Volgens de werknemer heeft de werkgever nagelaten het loon over de maand oktober 2019 aan de werknemer uit te betalen en ook het vakantiegeld, berekend vanaf mei 2019 tot en met oktober 2019 niet voldaan. Omdat de werknemer bang is dat de werkgever niet uit eigen beweging zal overgaan tot het verstrekken van een bruto-nettospecificatie van de eindafrekening, verzoekt hij de werkgever op straffe van een dwangsom te veroordelen tot het verstrekken van een bruto-nettospecificatie.
Wat zegt de werkgever?
De werkgever stelt dat de werknemer over zijn dienstverband 13,94 verlofdagen opgebouwd, terwijl hij 35 verlofdagen heeft opgenomen. De werkgever heeft de teveel genoten verlofdagen verrekend met het nog verschuldigde loon, zodat de werkgever geen loon meer verschuldigd is aan de man.
De werkgever heeft aangevoerd dat hij in november 2019 een bedrag van € 1.183,05 netto aan de werknemer heeft betaald. Dit betreft het netto-equivalent van het loon over de maand oktober 2019 (€ 2.750 bruto) en het opgebouwde vakantiegeld (€ 892,43 bruto), onder inhouding van het door de werknemer te veel genoten verlof (€ 2.594,68 bruto).
Volgens de werkgever heeft de werknemer tijdens het dienstverband maar 13,94 verlofdagen opgebouwd, terwijl hij 35 verlofdagen heeft opgenomen. Daarmee heeft hij 21,06 verlofdagen meer opgenomen dan hij had opgebouwd. Op grond van de cao voor het Metaalbewerkingsbedrijf kon dit bedrag worden verrekend met het aan de werknemer verschuldigde loon, aldus de werkgever.
De werknemer heeft niet weersproken dat hij teveel verlofdagen heeft opgenomen. Volgens de werknemer komt de werkgever op grond van de wet en de toepasselijke cao echter geen recht op verrekening toe.
Wat zegt de rechter?
In artikel 7:641 BW is bepaald dat een werknemer, die bij het einde van de arbeidsovereenkomst vakantiedagen over heeft, recht heeft op het loon over deze dagen. Dit artikel bevat geen regeling voor de situatie, gelijk aan die van de werknemer, waarbij de werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst een negatief verlofsaldo heeft.
Anders dan de werkgever is de kantonrechter van oordeel dat ook de toepasselijke cao niet voorziet in deze situatie. In de cao staat alleen dat als er door de werknemer meer uren zijn gebruikt dan waarop hij recht had, de werkgever de werknemer de uren kan laten inhalen.
Geen recht op verrekening
In dit artikel is dus wel voorzien in de situatie van teveel opgenomen verlofuren, maar niet in de mogelijkheid van verrekening. Ook aan de cao kan geen recht op verrekening worden ontleend. In dit artikel is voorzien in de situatie dat de werknemer zelf uit dienst gaat, terwijl hij teveel verlofdagen heeft genoten. In deze casus is echter sprake van opzegging door de werkgever.
Voorschot
De kantonrechter overweegt dat uit de wetsgeschiedenis het volgende volgt.
In de Kamerstukken II 1962/63, 7168, nr. 3, p. 8 staat: “De arbeider heeft geen recht meer vakantie op te nemen, dan met zijn aanspraak op een bepaald ogenblik overeenkomt. Doch wanneer de werkgever ermede akkoord gaat, dat de arbeider meer vakantie neemt dan zijn aanspraak beloopt, is de werkgever verplicht het loon over het gehele tijdvak door te betalen. Ten aanzien van de onverplicht gegeven vakantie moet het loon als voorschot worden beschouwd. Dit betekent, dat, naar mate de dienstbetrekking na de vakantie voortduurt de bij wijze van anticipatie gegeven vakantiedagen verdiende vakantiedagen worden, zodat het daarover als voorschot gegeven loon verschuldigd loon wordt. Eindigt de dienstbetrekking voordat de bij wijze van anticipatie gegeven vakantiedagen verdiend zijn, dan is ingevolge artikel 1638r, eerste lid, schuldvergelijking met het loon van de arbeider toegelaten. Het vorenstaande laat onverlet, dat de werkgever aan de arbeider desverlangd ook buiten het geval van artikel 1638ii verlof zonder behoud van loon kan geven.”
Ofwel: als de werkgever de verlofaanvraag van de werknemer goedkeurt, ook al gaat die aanvraag het tegoed aan vakantiedagen te boven, wordt de werkgever geacht het loon over de dagen dat de aanvraag het vakantietegoed overschrijdt, bij wijze van voorschot te betalen.
Dat voorschot kan naderhand verrekend worden met de nog in te verdienen vakantiedagen, dan wel, indien de arbeidsovereenkomst eerder eindigt, met het aan de werknemer toekomende loon, op grond van (nu) art. 7:632 lid 1 sub d BW.
In artikel 7:632 BW staat limitatief opgesomd onder welke omstandigheden de werkgever loon mag verrekenen bij het einde van een dienstverband.
Niet redelijk en niet billijk
De kantonrechter maakt op dat de werknemer gedurende het dienstverband zeer regelmatig en om uiteenlopende redenen verlof heeft gevraagd aan de werkgever en dat de werkgever dit vaak heeft gehonoreerd. Niet gesteld of gebleken is dat de werkgever tijdens het dienstverband bezwaar heeft gemaakt tegen het verlof of de werknemer erop gewezen heeft dat er onvoldoende tegoeden tegenover stonden, mede gelet op het dienstverband voor bepaalde tijd.
Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat de werkgever geen recht op verrekening van de teveel genoten verlofdagen toekomt, omdat dit in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn.
Loon en vakantiegeld
De vraag is vervolgens of de werkgever nu nog loon en vakantiegeld aan de werknemer is verschuldigd.
Niet in geschil is dat de werknemer over de maand oktober 2019 recht had op een bedrag van € 2.750 bruto aan loon. Onweersproken is ook dat dit loon onderdeel is van de overgelegde salarisspecificatie over de maand oktober 2019.
De werknemer vordert verder de betaling van een bedrag van € 1.100 bruto aan vakantiegeld. De werknemer heeft echter nagelaten een berekening van dit bedrag in het geding te brengen. In de door de werkgever in het geding gebrachte salarisspecificatie over oktober 2019 is opgenomen dat de werknemer een bedrag van € 892,43 bruto toekomt aan vakantiegeld. Nu de werknemer de hoogte van dit bedrag verder niet heeft weersproken wordt voor het vervolg uitgegaan van de juistheid van dit bedrag.
In totaal was de werkgever bij het einde van het dienstverband dus een bedrag van € 3.642,43 bruto (€ 2.750 bruto + € 892,43 bruto) aan de werknemer verschuldigd.
Vaststaat dat de werkgever op 22 november 2019 een bedrag van € 1.066,65 netto aan de werknemer heeft voldaan en op 16 januari 2020 een bedrag van € 116,40 netto, daarom € 1.183,05 netto in totaal.
De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.642,43 bruto aan de werknemer. Op dit bedrag moet in mindering strekken het bruto equivalent van de verrichte betaling ad € 1.183,05 netto.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 13 november 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.
Nu in de arbeidsovereenkomst daarover niets is bepaald, was de werkgever ingevolge artikel 7:623 BW gehouden het loon van de werknemer uiterlijk aan het einde van de maand oktober 2019 aan hem te voldoen.
Vaststaat echter dat de werkgever pas op 22 november 2019 een bedrag van € 1.066,65 netto aan de werknemer heeft voldaan en op 16 januari 2020 een bedrag van € 116,40 netto, een bedrag van € 1.183,05 netto in totaal. Ook heeft de werkgever nagelaten het verschuldigde vakantiegeld aan het einde van het dienstverband aan de werknemer te voldoen.
De werkgever wordt dan ook veroordeeld tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het te laat betaalde loon en vakantiegeld. De kantonrechter ziet aanleiding de wettelijke verhoging te beperken tot 25 procent.
Betalen aan werknemer
De kantonrechter veroordeelt de werkgever tot betaling aan de werknemer van een bedrag van € 3.642,43 bruto voor achterstallig loon en vakantiegeld op welk bedrag in mindering moet strekken het bruto equivalent van € 1.183,05 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 november 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.
Daarnaast veroordeelt de kantonrechter de werkgever tot betaling aan de werknemer van de wettelijke verhoging van 25 procent over het te laat betaalde loon en vakantiegeld te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening.
Uitspraak Rechtbank Gelderland, 2 maart 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:1663