In geschil bij rechtbank Rotterdam is of de werknemer in het kader van uitzendwerkzaamheden die hij heeft verricht in de periode januari-december 2017 aanspraak kan maken op een reiskostenvergoeding als bedoeld in de Glastuinbouw-cao.
Wat is de situatie?
De man is met ingang van 2 januari 2017 bij de werkgever in dienst getreden als Fase A uitzendmedewerker. Samen met zijn vrouw/partner heeft hij in de periode van januari tot en met december 2017 bij de inlener (een kwekerij) gewerkt.
Op de uitzendovereenkomst zijn de voorwaarden uit de (meest recente) collectieve arbeidsovereenkomst voor uitzendkrachten van toepassing verklaard (ABU-cao).
Op grond van de inlenersbeloning van de ABU-cao moet de werkgever dezelfde reiskostenvergoeding toepassen als bij de inlener gebruikelijk is. De man zal worden beloond volgens de Glastuinbouw-cao.
Wanneer reiskostenvergoeding?
In artikel 36 van de Glastuinbouw-cao is ten aanzien van reiskosten woon-werk opgenomen dat een werknemer een reiskostenvergoeding ontvangt voor de afstand boven de 10 kilometer van zijn woning tot de plaats van aanvang van de werkzaamheden. Deze vergoeding geldt per gewerkte dag.
Ingevolge lid 3 van artikel 36 van de Glastuinbouw-cao maakt de werknemer geen aanspraak op de reiskostenvergoeding als de werkgever voor zijn rekening voor bedrijfsvervoer regelt.
De man en zijn partner hebben geen gebruik gemaakt van bedrijfsvervoer. Er is een reiskostenvergoeding van € 35 aan de partner van de man betaald. Dit bedrag is te vinden op haar loonstroken.
Bij brief van 6 februari 2018 heeft de werknemer de werkgever in gebreke gesteld en verzocht de te weinig betaalde reiskostenvergoeding alsnog te voldoen.
De werkgever is niet tot betaling van het loon overgegaan
De man heeft de kantonrechter verzocht de werkgever te veroordelen een bedrag van € 1.298,50 netto aan reiskostenvergoeding aan hem te betalen.
Wat zegt de werkgever?
De man heeft gedurende zijn arbeidsovereenkomst meegereisd met zijn vrouw en omdat zij bij dezelfde inlener heeft gewerkt is bij de indiensttreding afgesproken dat zij gezamenlijk een vast bedrag van € 35 per week aan onbelaste reiskosten ontvangen. Dit bedrag werd wekelijks aan haar uitbetaald. Dit blijkt ook uit de email van 13 februari 2017. Vanaf week 45 heeft er een splitsing van reiskosten plaatsgevonden.
Een aparte toekenning van de reiskostenvergoeding aan de werknemer, naast de vaste (gezamenlijke) reiskostenvergoeding van € 35 aan zijn partner, zou betekenen dat de kwekerij benadeeld zou worden, aangezien er dan indirect sprake zou zijn van dubbel ontvangen reiskostenvergoeding.
Wat zegt de rechter?
Werknemer heeft recht op een reiskostenvergoeding, tenzij de werkgever voor zijn rekening bedrijfsvervoer voor de werknemer heeft geregeld. In dat geval maakt de werknemer geen aanspraak op de reiskostenvergoeding op grond van artikel 36 van de Glastuinbouw-cao, aldus de kantonrechter.
De werkgever moet bewijs leveren van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan te concluderen valt dat de werkgever aan de werknemer gratis bedrijfsvervoer heeft aangeboden en dat de werknemer geweigerd heeft om daarvan gebruik te maken.
De kantonrechter moet beoordelen of de werkgever in dat bewijs is geslaagd. De werkgever is volgens de rechter niet in haar bewijsopdracht geslaagd.
Getuigenverklaringen
Een vrouw heeft verklaard dat tijdens de gesprekken met de werknemer gratis bedrijfsvervoer aan hem en zijn partner is aangeboden, maar dat hij daarvan geen gebruik wilde maken. Deze verklaring wordt niet ondersteund door de verklaring van een man, die heeft verklaard dat hij niet aanwezig was geweest bij de gesprekken met de werknemer over vervoer. De enkele verklaring dat hij zelf één keer een bedrijfsauto naar de werknemer heeft gebracht om daarin te rijden is onvoldoende om het standpunt van de werkgever te ondersteunen dat er wel bedrijfsvervoer is aangeboden. Daar komt bij dat de juistheid van de verklaring van iemand anders door werknemer in contra-enquête is weersproken. Zowel zijn vrouw als een andere vrouw die aanwezig waren tijdens de gesprekken over bedrijfsvervoer met de werknemer, hebben verklaard dat er geen bedrijfsvervoer aan de man is aangeboden.
Geen bewijs
Het staat dus niet vast dat de werkgever gratis bedrijfsvervoer aan de werknemer (en zijn partner) heeft aangeboden en dat zij hebben geweigerd. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat de man als werknemer recht heeft op een reiskostenvergoeding op grond van artikel 36 van de Glastuinbouw-cao. Dat er wel een bedrag van € 35 aan reiskosten aan zijn partner is uitbetaald, maakt het oordeel niet anders.
Minimum-cao
De Glastuinbouw-cao is een minimum-cao, waarbij afwijkingen ten gunste van de werknemer wél zijn toegestaan, maar ten nadele niet. In het laatste geval gelden de bepalingen van de cao, waarin is bepaald dat een werknemer recht heeft op een reiskostenvergoeding. Het is dus een vergoeding per persoon en niet per vervoersmiddel.
Reiskostenvergoeding
Nu het bedrag van € 35 aan reiskostenvergoeding alleen aan de partner van de man is overgemaakt en dit bedrag aan vergoeding zelfs te weinig is voor één persoon, aldus de werknemer, staat vast dat hij recht heeft op de reiskostenvergoeding conform de Glastuinbouw-cao. De kantonrechter veroordeelt de werkgever om aan de man tegen kwijting te betalen € 1.298,50 netto aan reiskosten.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 28 februari 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:1860