De werkneemster is niet in de gelegenheid gesteld conform de cao Apotheken om de vakantie-uren alsnog op te nemen.
Wat is de situatie?
Een werkneemster is in 2007 gaan werken bij een apotheek. Op 3 maart 2016 heeft zij zich ziek gemeld. Volgens de bedrijfsarts is sprake van bijgekomen zwangerschapsgerelateerde klachten, waardoor zij niet kan werken. Tot aan het zwangerschapsverlof, dat op 26 september 2016 is ingegaan, heeft zij als gevolg van ziekte geen werkzaamheden in eigen of ander passend werk verricht of kunnen verrichten.
Pas na afloop van haar zwangerschaps- en bevallingsverlof in januari 2017 heeft de vrouw haar werkzaamheden enkele dagen hervat, waarna zij vervolgens opnieuw door ziekte is uitgevallen. Niet gesteld of gebleken is dat zij in die periode kon re-integreren.
Werkgever en werkneemster hebben op 27 maart 2017 een vaststellingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan de arbeidsovereenkomst van partijen met wederzijds goedvinden eindigt met ingang van 1 november 2017.
In de vaststellingsovereenkomst wordt in artikel 3 het volgende vermeld:
“Werkneemster ontvangt per einddatum dienstverband een eindafrekening met opgebouwd vakantiegeld en vakantiedagen. Werkneemster zal vanaf de datum van ondertekening zijn vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden onder behoud van salaris tot de einddatum.”
Bij de eindafrekening is een bedrag van € 2.233,22 voor 95,58 niet-genoten vakantie-uren betaald.
De werkneemster heeft verzocht om uitbetaling van 250,26 resterende niet-genoten vakantie-uren.
De apotheek heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
De werkneemster is naar de rechtbank gestapt. De kantonrechter heeft de vordering van de werkneemster toegewezen.
De apotheek gaat in hoger beroep.
Vakantiedagen vervallen?
Vraag is of de niet genoten vakantie-uren over het jaar 2016 zijn komen te vervallen.
Uit de wetsgeschiedenis van art. 7:640a BW blijkt dat de minimum vakantiedagen – als een werknemer deze niet opneemt – een half jaar na het opbouwjaar komen te vervallen. Slechts in bijzondere omstandigheden is de korte vervaltermijn van het minimum aantal vakantiedagen niet van toepassing. Hiervan kan sprake zijn als een langdurig zieke werknemer die geen re-integratieverplichtingen zijn opgelegd, niet is staat is om minimum vakantie op te nemen.
Wat oordeelt het hof?
Het hof oordeelt dat de werkneemster in 2016 en de daaropvolgende zes maanden als gevolg van haar ziekte en zwangerschaps- en bevallingsverlof – buiten haar wil – redelijkerwijs niet, dan wel slechts beperkt in staat is geweest minimum vakantie op te nemen. Voor zover zij wel in staat moest worden geacht om minimum vakantie-uren op te nemen, leidt dit echter niet tot het verval van die uren.
Niet gesteld of gebleken is dat de werkgever de werkneemster de kans heeft gegeven de vakantie-uren alsnog – op een in overleg met de werkgever vast te stellen tijdstip – op te nemen.
Deze verplichting van de werkgever volgt ook uit de uitspraken van het Hof van Justitie EU van 6 november 2018 (ECLI: EU:C:2018:872; Kreuziger) en (ECLI: EU:C:2018:874; Max-Planck-Gesellschaft).
Informeren over vakantierechten
In deze uitspraken is bepaald dat de werkgever de werknemer op nauwkeurige wijze en tijdig moet informeren over zijn vakantierechten, zodat deze daar nog gebruik van kan maken. Als dit niet wordt gedaan, dan vervalt het recht op vakantie en/of een financiële vergoeding voor niet-opgenomen dagen niet.
Dit betekent dat de korte vervaltermijn van zes maanden hier niet van toepassing is, maar dat de vakantiedagen pas na vijf jaar vervallen.
De opgebouwde vakantie-uren over 2016 (en 2017) zijn daarom op het moment van het eindigen van de arbeidsovereenkomst op 1 november 2017 niet vervallen.
Niet-genoten vakantiedagen uitbetalen
Het hof oordeelt dat de vrouw bij het einde van haar dienstverband op 1 november 2017 recht heeft op uitbetaling van 345,84 niet-genoten vakantie-uren minus de al uitbetaalde 95,58 uren is een saldo van 250,26 uit te betalen niet-genoten vakantiedagen.
Uitspraak Hof Den Haag, 24 december 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3444