
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering (WGA-uitkering) van een man terecht in de Nederlandse heffing is betrokken. De inspecteur mag heffen over de volledige uitkering.
Waar gaat deze zaak over?
De man woont sinds medio 2010 in Duitsland. In 2018 heeft de man een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WGA-uitkering) van het UWV ontvangen van € 24.504.
De man heeft een aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2018 ingediend waarin hij de WGA-uitkering heeft aangegeven voor een bedrag van € 10.732. De inspecteur heeft de aanslag in overeenstemming met de aangifte opgelegd.
De man heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen en daarnaast heeft hij aan de man een navorderingsaanslag IB voor het jaar 2018 opgelegd waarin hij het belastbaar inkomen uit werk en woning heeft vastgesteld op € 24.504, zijnde de WGA-uitkering.
WGA-uitkering terecht in Nederlandse heffing?
De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de inspecteur de WGA-uitkering terecht in de Nederlandse heffing over het jaar 2018 heeft betrokken.
De man stelt dat een deel van de WGA-uitkering betrekking heeft op voorgaande jaren en dat de inspecteur op grond van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland niet mag heffen over de uitkering, omdat het deel dat ziet op het jaar 2018 minder dan € 15.000 bedraagt.
Periodieke uitkering
De rechtbank stelt voorop dat periodieke uitkeringen, zoals een WGA-uitkering, die worden ontvangen op grond van een publiekrechtelijke regeling, deel uitmaken van de aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen.
Genietingsmoment als uitkering is ontvangen
Als uitgangspunt geldt dat een (WGA-)uitkering wordt geacht te zijn genoten op het moment waarop de uitkering is ontvangen (het genietingsmoment). Op grond van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland mag (bij een in Duitsland wonende belastingplichtige) een uit Nederland afkomstige sociale zekerheidsuitkering in Nederland worden belast als het totale brutobedrag ervan in enig kalenderjaar de som van € 15.000 euro te boven gaat.
Gehele uitkering uitgekeerd en ontvangen
De man heeft erkend dat de gehele uitkering van € 24.504 in 2018 is uitgekeerd en door hem is ontvangen. Gelet daarop heeft de inspecteur volgens de rechtbank de uitkering overeenkomstig de Nederlandse wettelijke bepalingen, en ook overeenkomstig het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland, in de (navorderings)aanslag IB voor het jaar 2018 betrokken. Dat een deel van de in 2018 ontvangen uitkering kennelijk op andere jaren dan 2018 betrekking heeft doet daar niet aan af. Al hetgeen de man voor het overige heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
Aanslag en navorderingsaanslag IB terecht
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aanslag IB en navorderingsaanslag IB voor het jaar 2018 terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd. Datzelfde geldt voor de rentebeschikkingen. Daarbij wijst de rechtbank erop dat de rentebeschikkingen de bedragen van de aanslag en de navorderingsaanslag volgen.
Uitspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20 maart 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:1626