
De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van achterstallig loon.
In de beveiligingsbranche is als hoofdregel de cao Particuliere Beveiliging (cao PB) van toepassing. Deze cao is tot en met 30 juni 2023 algemeen verbindend verklaard en geldt op grond van artikel 2 van die cao voor werknemers die in dienst zijn bij een particuliere beveiligingsorganisatie, waarbij bedoeld wordt:
- een particulier beveiligingsbedrijf (dat is toegelaten op grond van artikel 3 sub a van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr));
- een particuliere alarmcentrale (dat is toegelaten op grond van artikel 3 sub b van de Wpbr);
- een particulier geld- en waardetransportbedrijf (dat is toegelaten op grond van artikel 3 sub b van de Wpbr).
Uitzondering voor evenementen- en horecabeveiliging
Een uitzondering wordt gemaakt voor bedrijven die werkzaamheden verrichten op het gebied van evenementen- en horecabeveiliging onder de voorwaarde dat het bedrijf is aangesloten bij c.q. lid is van de sectie Evenementen- en horecabeveiliging van de Nederlandse Veiligheidsbranche. Daarvoor geldt de cao EHB die alleen geldt voor eigen leden.
De werknemer heeft de ‘lijst vergunninghouders Wpbr’ van Justis overgelegd. Deze lijst biedt een overzicht van alle bedrijven die beschikken over een geldige vergunning op basis van de Wpbr, op de peildatum 3 juli 2023. Uit deze lijst blijkt dat het bedrijf een particulier beveiligingsbedrijf is met een ND nummer (04280), dat is toegelaten conform artikel 3 sub a van de Wpbr.
Werkgever valt onder werkingssfeer cao PB
Vast staat aldus dat de werkgever een beveiligingsbedrijf uitoefent dat, gelet op de activiteiten en de verstrekte vergunning, valt onder de werkingssfeer van de cao PB, zoals omschreven in artikel 2 van die cao. Dit betekent dat de cao PB van toepassing is op de arbeidsovereenkomst die partijen hebben gesloten en dat de werkgever de verkeerde cao heeft toegepast. Van de uitzonderingssituatie waarin de cao EHB van toepassing is, kan in dit geval immers geen sprake zijn, omdat de werkgever geen lid is van de Nederlandse Veiligheidsbranche.
Uurloon van € 15 bruto
De werknemer stelt dat voor het te berekenen salaris moet worden uitgegaan van het door partijen in de arbeidsovereenkomst overeengekomen uurloon van € 15 bruto. Volgens de werkgever is de reiskostenvergoeding verdisconteerd in dat bedrag, maar dat is op grond van de cao PB niet toegestaan. De reiskostenvergoeding wordt immers op basis van artikel 47 van de cao PB berekend.
Verdisconteren reiskosten in loon niet toegestaan
De werknemer heeft onweersproken gesteld dat hij valt onder schaal 3 (beveiliger A), periodiek 1, van de in de cao opgenomen loonschalen. Op basis daarvan heeft hij recht op een uurloon van € 14,22 bruto. Uit artikel 108 van de cao PB blijkt dat deze cao een minimumkarakter heeft, zodat afwijkingen ten gunste van de werknemer zijn toegestaan. Aangezien het verdisconteren van de reiskosten in het loon niet is toegestaan – nog daargelaten of dat uiteindelijk negatief of positief uitpakt – zal de kantonrechter uitgaan van het uurloon conform cao van € 14,22 bruto (exclusief vakantiegeld en overige emolumenten).
Uit de overgelegde loonstroken blijkt dat de werkgever alleen gewerkte uren en het daarover berekende vakantiegeld aan de werknemer heeft uitbetaald, maar geen reiskosten, ORT en overwerktoeslag.
882,50 uren gewerkt
De werknemer heeft gesteld, en dit blijkt ook uit de overgelegde loonstroken en roosteroverzichten, dat de werkgever in de periode dat de werknemer bij Be Secure Beveiliging heeft gewerkt aan hem 751 uren heeft uitbetaald, terwijl hij (afgerond) 882,50 uren heeft gewerkt.
Minder gewerkt dan roosteroverzichten niet onderbouwd
De werkgever heeft aangevoerd dat de werknemer regelmatig eerder is vertrokken of niet is komen opdagen. Voor zover hij hiermee aanvoert dat de werknemer feitelijk minder uren heeft gewerkt dan in de roosteroverzichten staat, had het op zijn weg gelegen dat nader te concretiseren en onderbouwen, hetgeen hij heeft nagelaten. De kantonrechter passeert dit verweer daarom als onvoldoende onderbouwd.
Werkgever moet gewerkte uren bijhouden
Hierbij wijst de kantonrechter de werkgever erop dat op hem als werkgever de verplichting rust om de administratie van onder andere de gewerkte uren van de werknemer bij te houden. Gelet op het voorgaande gaat de kantonrechter uit van de door de werknemer overgelegde gegevens en dat betekent dat de werkgever nog 131,5 uren aan de werknemer moet uitbetalen. Rekening houdende met het uurloon van € 14,22 bruto resulteert dat in een bedrag van € 1.869,93 bruto.
Recht op ORT
Op basis van artikel 40 van de cao PB heeft de werknemer recht op een ORT van:
- 35%: tussen zaterdag 00.00 uur en zondag 24.00 uur;
- 20%: op maandag tot en met vrijdag tussen 00.00 en 07.00 uur;
- 10%: op maandag tot en met vrijdag tussen 18.00 en 24.00 uur;
- 100%: op oudejaarsdag na 16.00 uur.
De werknemer heeft op basis van de overgelegde roosteroverzichten berekend dat hij recht heeft op 208,50 uren aan 10% ORT, 279,25 uren aan 20% ORT, 284,50 uren aan 35% ORT en 44 uren aan 100% ORT. Rekening houdende met het uurloon van € 14,22 komt dat neer op bedragen van € 296,49, € 794,19, € 1.415,96 en € 625,68 bruto. In totaal is dat een bedrag van € 3.132,32 bruto aan ORT.
De werkgever heeft weliswaar aangevoerd dat over de werkzaamheden bij evenementen geen overuren en ook geen ORT wordt berekend, omdat de eindtijden flexibel en vaak onbekend zijn, maar dat volgt niet uit (artikel 40 van) de cao PB. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan dit verweer en veroordeelt de werkgever voormeld bedrag van € 3.132,32 bruto aan ORT aan de werknemer te betalen.
Vakantietoeslag
Over de nog uit te betalen uren en ORT van in totaal € 5.002,25 bruto (€ 1.869,93 + € 3.132,32) wordt conform artikel 62 van de cao PB 8% vakantietoeslag berekend. Dit komt neer op een bedrag van € 400,18 bruto. Dit bedrag moet de werkgever nog aan de werknemer voldoen.
Toeslag op loon
Op basis van artikel 59 lid 3 sub b van de cao PB krijgt de werknemer als oproepkracht 9,24% toeslag aan uitbetaling van vakantiedagen/-uren over zijn gewerkte uren. Aangezien hiervoor al is vastgesteld dat hij 131,5 uren niet uitbetaald heeft gekregen, heeft hij nog recht op uitbetaling van deze toeslag op zijn loon over deze uren. Dit komt neer op een bedrag van € 172,78 bruto ((131,5 uren x € 14,22 uurloon) x 9,24%).
Overwerkvergoeding
Op basis van artikel 23 lid 2 juncto artikel 42 van de cao PB moet de werkgever 50% van het salaris betalen als de werknemer meer dan 152 uur per maand heeft gewerkt. Uit de roosteroverzichten volgt dat de werknemer in de maanden maart en april 2023 meer dan 152 uur heeft gewerkt, namelijk 172 respectievelijk 169 uur. Dit betekent dat over 37 uren overwerkvergoeding moet worden betaald. Dit komt neer op een bedrag van € 263,07 bruto (37 x (50% van € 14,22)). De kantonrechter veroordeelt de werkgever ook dit bedrag aan de werknemer te betalen.
Reiskostenvergoeding
Artikel 47 van de cao PB regelt de reiskostenvergoeding. De vergoeding wordt berekend op basis van het aantal gereisde kilometers. De werknemer heeft onweersproken gesteld dat hij zijn reiskostenvergoeding heeft berekend met het reiskostenprogramma, te vinden op www.beveiligingsbranche.nl, en hiermee uitkomt op een bedrag van € 2.040,26.
De werkgever heeft weliswaar aangevoerd dat hij een auto aan de werknemer ter beschikking heeft gesteld en dat de werknemer alleen de benzinekosten hoefde te betalen, maar dat vormt naar het oordeel van de kantonrechter geen grond om niet conform cao reiskostenvergoeding te voldoen.
Voor wat betreft de werkzaamheden op de kermis in Deventer in juni 2023 heeft de werkgever nog gesteld dat de werknemer daar in een hotel is verbleven en dus niet op en neer is gereden. De werknemer heeft dat echter betwist en heeft ter onderbouwing nog een verklaring van een oud-collega in het geding gebracht. De kantonrechter ziet dan ook geen reden om de reiskostenvergoeding naar beneden bij te stellen.
Te betalen bedrag van € 6.693,54
Op basis van voorgaande overwegingen concludeert de kantonrechter dat de werkgever een bedrag van in totaal € 7.878,54 (€ 1.869,93 + € 3.132,32 + € 400,18 + € 172,78 + € 263,07 + € 2.040,26) aan de werknemer zou moeten betalen.
De werknemer heeft zelf gesteld dat de bedragen van € 110 (‘bruine kip’) en € 825 (‘Rooije jan’) die hij van de opdrachtgever van de werkgever heeft ontvangen hierop in mindering strekken, zodat een vordering van € 6.943,54 resteert. Uit coulance heeft de werknemer vervolgens nog een bedrag van € 250 in mindering gebracht als vergoeding van de onkosten voor de bedrijfsauto van de werkgever. Dit resulteert in een door de werkgever te betalen bedrag van € 6.693,54. De kantonrechter zal hem veroordelen tot betaling hiervan.
Wettelijke verhoging
De werknemer vordert 50% verhoging over de loonvordering. De kantonrechter overweegt als volgt. De wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW is bedoeld als prikkel voor de werkgever om het loon op tijd te betalen, zodat de werknemer tijdig over het loon kan beschikken.
De wettelijke verhoging is alleen verschuldigd wanneer de niet-tijdige betaling van het loon aan de werkgever kan worden toegerekend. Daarvoor is het niet nodig dat de werkgever iets te verwijten valt. Het is voldoende dat de niet-tijdige betaling binnen de risicosfeer van de werkgever valt.
De kantonrechter is bevoegd de wettelijke verhoging te matigen tot een zodanig bedrag als haar met het oog op de omstandigheden billijk voorkomt. Zoals al is overwogen komt de omstandigheid dat de werkgever zijn administratie wat betreft de gewerkte uren niet zorgvuldig heeft bijgehouden voor zijn risico als werkgever.
Voor het feit dat de werkgever in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat hij het juiste loon (op basis van de cao EHB) betaalde, geldt in beginsel hetzelfde. Mede gelet op de omstandigheid, zoals hierna zal blijken, dat de werkgever wel de wettelijke rente over de toe te wijzen bedragen moet betalen en gelet op de totale omvang van de loonvordering acht de kantonrechter het billijk de wettelijke verhoging te matigen tot 15%. Dit resulteert in een bedrag van € 1.004,03 bruto.
Wettelijke rente
De kantonrechter wijst als onweersproken toe de wettelijke rente als gevorderd vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van algehele betaling, met dien verstande dat deze rente wordt berekend over de toe te wijzen bedragen aan achterstallig loon en wettelijke verhoging.
Uitspraak Rechtbank Gelderland, 3 mei 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:3947