
De kantonrechter is van oordeel dat de barbershop de junior barbier niet aan de studiekostenovereenkomst en het addendum kan houden. Dat oordeel wordt als volgt toegelicht.
Studieovereenkomst als voorbereiding op arbeidscontract
Het staat vast dat de man de interne opleiding heeft gevolgd, omdat hij graag bij de werkgever in dienst wilde treden als junior barbier. Dat was zonder het volgen van de interne opleiding niet mogelijk. Partijen hebben de studieovereenkomst dus gesloten als voorbereiding op een arbeidsovereenkomst. Zij hebben afgesproken dat de studieovereenkomst en het addendum onderdeel zouden worden van het arbeidscontract voor de functie van junior barbier. De man zou de studiekosten gedurende zijn dienstverband volgens een glijdende schaal kunnen gaan ‘inverdienen’. Nadat hij twee jaar in dienst zou zijn geweest zou zijn studieschuld vervallen. Dat heeft de werkgever in ieder geval met een e-mail in april 2020 aan hem laten weten.
Ernstige gevolgen tot terugbetaling studiekosten duidelijk?
Partijen bij een arbeidsovereenkomst moeten handelen als goed werkgever en goed werknemer en hun gedrag daarom mede te laten bepalen door elkaars gerechtvaardigde belangen. Dat staat in artikel 7:611 van het Burgerlijk wetboek (BW).
Voor studiekostenbedingen heeft de Hoge Raad in het arrest HR 10 juni 1983, ECLI:NL: HR:1983:AC2816 geoordeeld dat dit meebrengt dat de voor de werknemer ernstige consequenties tot terugbetaling van studiekosten duidelijk aan de werknemer moeten worden uiteengezet. Die verplichting geldt ook in de precontractuele fase. Ook dan moeten partijen rekening houden met elkaars gerechtvaardigde belangen op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid.
Geen duidelijke uitleg over gevolgen
Van een duidelijke uiteenzetting van de gevolgen is in dit geval volgens de kantonrechter niet of in onvoldoende mate sprake geweest. De werkgever heeft de werknemer bij aanvang van de opleiding niet, in oktober 2020 niet en in maart/april 2021 wederom niet duidelijk uitgelegd volgens welke objectieve maatstaven hij zou beoordelen of hij de leerdoelen had behaald en in dienst zou mogen treden. de werkgever heeft ook niet uitgelegd hoe de werknemer had moeten begrijpen dat zijn studiekosten na ondertekening van het addendum in 2021 zouden kunnen oplopen tot € 5.384,63. Dat volgt namelijk niet uit de tekst van het addendum. Daarin staat slechts één aanvullend pakket van acht lessen. Ook staat in het addendum dat de eerste overeenkomst was bedoeld voor 40 lessen.
Studieovereenkomst en addendum ongeldig
De werkgever heeft de werknemer ook niet gewezen op de mogelijkheid dat de opleiding jaren zou kunnen duren en dat hij misschien nog heel lang zou moeten wachten op een arbeidscontract. Omdat de werkgever de werknemer niet duidelijk genoeg heeft gewezen op deze mogelijk ernstige consequenties van de studieovereenkomst en het addendum, heeft de werkgever niet gehandeld zoals de werknemer van hem had mogen verwachten. Dit betekent dat de werkgever de werknemer niet aan de studieovereenkomst kan houden en dat deze overeenkomst, evenals het addendum, ongeldig is.
Werkgever heeft werknemer aan lijntje gehouden
Hier komt dan nog bij dat de werknemer voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de werkgever hem aan het lijntje heeft gehouden. De werkgever heeft inderdaad niet uitgelegd volgens welke objectieve maatstaven zij in oktober/november 2020 heeft kunnen besluiten dat de werknemer de opleiding niet met goed gevolg had afgelegd. De werkgever heeft ook niet uitgelegd op grond van welke objectieve criteria hij de werknemer steeds heeft voorgesteld extra lessen te blijven volgen. Ook om deze reden kan de werkgever de werknemer niet aan de studiekostenovereenkomst houden.
Daadwerkelijk gemaakte opleidingskosten?
Bovendien mocht de werkgever ook in de precontractuele fase alleen de werkelijk door hem gemaakte kosten voor scholing ten laste van de werknemer brengen. Het verdienen aan de opleidingskosten van de werknemer is in strijd met het goed werkgeverschap en in de precontractuele fase in strijd met de algemene eisen van redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter heeft op de zitting gevraagd wat de daadwerkelijk kosten voor de opleiding van de werknemer zijn geweest.
De werkgever heeft volstaan met de stelling dat de opleiding kosten met zich mee heeft gebracht, dat de vennoot-barbier een hoog uurtarief heeft en dat hij geen klanten kan bedienen als hij aan het opleiden is. De lessen die de werknemer heeft gevolgd zijn in hoofdzaak op maandag gegeven als de barbershop van de werkgever dicht is en bovendien deels tijdens de coronacrisis toen de barbershop dicht moest. Op die tijdstippen kon de barbier dus niet steeds zelf klanten bedienen. Daar komt bij dat er naast de werknemer meestal twee of drie andere leerlingen aanwezig waren die tegelijkertijd de opleiding volgden.
Uit de berekening van de totale leskosten in de e-mail van 23 november 2021 maakt de kantonrechter op dat de werkgever voor een lesdag € 85,472 aan de werknemer heeft berekend. De werkgever heeft niet duidelijk gemaakt waar deze prijs op is gebaseerd en wat de werkelijke kostprijs was van de opleiding. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de werkgever alleen de daadwerkelijk door haar gemaakte kosten in rekening heeft gebracht. Het is dan ook in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid dat de werkgever de kosten van de interne opleiding op de werknemer zou kunnen verhalen.
Artikel 7:611a BW
Beide partijen hebben zich op het standpunt gesteld dat artikel 7:611a BW niet op hun afspraken van toepassing is omdat de werknemer niet in dienst is getreden in de functie van junior barber. De kantonrechter kan in het midden laten of dit standpunt juist is.
Onverschuldigde betaling
Omdat de studieovereenkomst en het addendum daarop niet geldig zijn, heeft de werknemer de € 2.000 aan de werkgever onverschuldigd betaald. Het bedrag moet de werkgever aan hem terugbetalen. Het door de werknemer gevorderde bedrag van € 2.000 wijst de kantonrechter dan ook toe.
Wettelijke rente
De werknemer vordert wettelijke rente over het onverschuldigd betaalde bedrag van € 2.000 vanaf de opeisbaarheid van dit bedrag. De grondslag van de terugbetaling is gelegen in onverschuldigde betaling. In zijn brief van 28 november 2022 stelt de gemachtigde van de werknemer dat de studieovereenkomst en het addendum ongeldig zijn en heeft hij betaling van het door de werknemer betaalde bedrag van € 2.000 gevorderd binnen een termijn van 14 dagen. Na de termijn van 14 dagen is de werkgever in verzuim geraakt. De wettelijke rente wordt dan ook toegewezen vanaf 13 december 2022.
Stageovereenkomst te kwalificeren als arbeidsovereenkomst?
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de tussen partijen gesloten stageovereenkomst gekwalificeerd moet worden als een arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter stelt voorop dat de werkzaamheden die de man vanaf mei 2021 tot en met oktober 2021 verrichtte in het kader van stageovereenkomst werkzaamheden betroffen van een floormanager en niet die van een barbier. Deze werkzaamheden verrichtte hij niet in het kader van een studie of opleiding waarvoor hij een diploma of opleidingscertificaat kon behalen.
Geen werkzaamheden als barbier
Voor zover de man deze werkzaamheden verrichtte in het kader van zijn opleiding als barbier bij de barbershop staat vast dat hij geen werkzaamheden als barbier uitoefende. Uit het door de stagiair overgelegde geluidsfragment van het gesprek op 11 maart 2011 tussen partijen kan worden afgeleid dat de werkgever op sommige tijdstippen door het vertrek van een floormanager gaten in de bezetting had met betrekking tot de functie van floormanager.
Om zich vast voor te bereiden op zijn werk als barbier had de werkgever bedacht dat de stagiair deze gaten in de planning zou kunnen vullen. Voor de beoordeling of sprake is van een stageovereenkomst of een arbeidsovereenkomst komt het er volgens de Hoge Raad op aan of het verrichten van de werkzaamheden van de stagiair in overwegende mate in het belang is van de opleiding die deze volgt.
De werkzaamheden die de werknemer uitvoerde betroffen geen werkzaamheden waar hij voor werd opgeleid. De werkzaamheden kunnen dan ook niet gezien worden als in overwegende mate in belang van zijn opleiding als barbier.
Andere werkzaamheden dan waarvoor stagiair opleiding volgde
Werkzaamheden als klanten ontvangen, consumpties verzorgen, afspraken inplannen, telefoon opnemen, schoonmaken, klanten bellen, de kassa tellen, de zaak afsluiten en de handdoeken wassen hebben weliswaar te maken met het beroep van barbier en alles daarom heen, maar zien niet op de werkzaamheden waarvoor de werknemer een opleiding volgde.
Niet op de loonlijst
De man moest nog aan zijn techniek werken volgens de werkgever om de opleiding te kunnen behalen. Tijdens de zogenoemde stage kon hij hier echter niet aan werken. Hij werd ingezet op momenten dat er geen floormanager was, maar de werkgever wilde hem niet op de loonlijst zetten. Daarnaast was er tijdens de werkzaamheden geen begeleiding, maar hij voerde, nadat hij was ingewerkt, de werkzaamheden zelfstandig uit.
Geen stage ten behoeve van opleiding
Nergens kan dan ook uit worden afgeleid dat het hier een stage betrof ten behoeve van zijn opleiding. De stelling dat de werknemer op deze wijze vast onderdeel was van het team maakt niet dat het dus een stage is. Integendeel hij was onderdeel van het team, maar kreeg daarvoor alleen een stagevergoeding.
Stageovereenkomst aanmerken als arbeidsovereenkomst
De stageovereenkomst heeft volgens de kantonrechter zodanig veel kenmerken van een arbeidsovereenkomst dat deze als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt. Dat dit niet de bedoeling van partijen was kan hier geen verandering in brengen. De primair gevorderde verklaring voor recht wordt dan ook toegewezen.
Achterstallig loon
Omdat de kantonrechter van oordeel is dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst over de maanden mei 2021 tot en met oktober 2021 moest de werkgever dus ten minste het minimumloon aan de werknemer betalen. Het door de werknemer gevorderde loonbedrag is door de werkgever niet betwist en zal dan ook toegewezen worden. De wettelijke rente over dit loon wordt toegewezen zoals gevorderd vanaf de opeisbaarheid van dit loon.
Loonstroken
Ook de vordering met betrekking tot de loonstroken zal worden toegewezen. Op grond van artikel 7:626 BW is de werkgever gehouden om bij betaling van loon de werknemer een schriftelijke opgave hiervan te verstrekken. de werkgever zal daarom worden veroordeeld om de werknemer specificaties te verstrekken van de (na)betaling van het loon.
Wettelijke verhoging
In de omstandigheid dat de werknemer zich aanvankelijk leek te hebben neergelegd bij de situatie en ook studiegeld aan de werkgever is gaan terugbetalen en zich pas na een jaar op het standpunt heeft gesteld dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst, ziet de kantonrechter aanleiding om de wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon te matigen naar 20%. De wettelijke rente is toewijsbaar.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 20 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4709