In hoeverre moet de ex-werknemer zich houden aan het overeengekomen concurrentiebeding? Het beding verbiedt de ex-werknemer om binnen één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst in heel Nederland op enigerlei wijze werkzaam te zijn voor een onderneming die gelijk, gelijksoortig of aanverwant is aan die van de werkgever.
Voor schorsing van een concurrentiebeding moet een belangenafweging in het kader van artikel 7:653 lid 3 sub b BW plaatsvinden. De vraag die daarbij moet worden beantwoord is of het in hoge mate aannemelijk is dat de bodemrechter het beding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen omdat de ex-werknemer, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Als dat het geval is, kan er aanleiding zijn het beding geheel of gedeeltelijk te schorsen.
Bedrijfsdebiet beschermen
De kantonrechter overweegt dat een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet (opgebouwde knowhow en goodwill) van de werkgever te beschermen. Het enkele feit dat een ex-werknemer naar een concurrent vertrekt of een concurrerende onderneming start betekent nog niet dat het bedrijfsdebiet wordt aangetast. Van zo’n aantasting is pas sprake als de ex-werknemer ongerechtvaardigd voordeel heeft in zijn concurrentiestrijd met de ex-werkgever door de kennis die hij heeft over bedrijfsgeheimen en andere essentiële, concurrentiegevoelige informatie, over bijvoorbeeld producten, werkprocessen, prijsafspraken en relaties.
Het concurrentiebeding is niet bedoeld om werknemers te binden en te voorkomen dat zij zich bijvoorbeeld inschrijven als zzp-er. Dit argument van de werkgever kan dan ook niet meewegen in de belangenafweging. Hetzelfde geldt voor het argument dat de werkgever veel in de ex-werknemer geïnvesteerd heeft, aangezien dit op zichzelf evenmin maakt dat hij op een onredelijke wijze met de werkgever kan concurreren. Ook de door de werkgever tijdens de mondelinge behandeling aangevoerde omstandigheid dat de ex-werknemer in 2013 inzicht had op de financiële cijfers van het bedrijf, weegt niet mee, aangezien dergelijke gedateerde ervaring moeilijk als actueel concurrentiegevoelige informatie kan worden gezien.
Veel kennis opgebouwd
Wel heeft de werkgever tijdens de mondelinge behandeling onbetwist aangevoerd dat de ex-werknemer in zijn relatief lange dienstverband veel kennis heeft opgebouwd van de interne werkprocessen en contactpersonen van de werkgever en dat hij binding heeft met klanten van de werkgever. Het laatste heeft de ex-werknemer zelfs min of meer erkend, aangezien hij in de conclusie van antwoord aanvoert dat hij wil profiteren van zij ‘opgebouwde credit’ in de sector. In zoverre heeft de werkgever dus aannemelijk gemaakt dat er wel in zekere mate sprake is van een concurrentiegevoelige positie van de ex-werknemer Aannemelijk is dus ook dat de werkgever enig belang heeft bij handhaving van het beding.
Functie elders van belang
Daar staan de evidente belangen van de ex-werknemer tegenover. De ex-werknemer heeft namelijk onbetwist aangevoerd dat hij binnen de werkgever geen mogelijkheden had tot promotie of salarisverhoging. Hij heeft dan ook belang bij het zoeken van een functie elders. Het concurrentiebeding is echter erg ruim geformuleerd, aangezien het de ex-werknemer in feite een jaar lang wordt verboden om in geheel Nederland een gelijksoortige functie uit te oefenen. Het wordt de ex-werknemer door het beding dus erg moeilijk gemaakt om een nieuwe baan te vinden. de ex-werknemer heeft namelijk onbetwist aangevoerd dat hij vrijwel zijn hele werkzame leven bij de werkgever heeft gewerkt en dat hij dus vrijwel alleen kennis heeft van de branche, waarin hij op basis van het beding een jaar lang niet mag werken.
Belang werknemer groter
De kantonrechter acht het belang van de ex-werknemer bij schorsing van het beding groter dan belang van de werkgever bij ongewijzigde handhaving ervan. Daarbij is met name van belang dat de werkgever wel aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een zekere mate van concurrentiegevoelige kennis, echter niet dat die dermate gevoelig is dat daar zo’n verstrekkend beding voor vereist is, dat het de ex-werknemer praktisch onmogelijk maakt zijn werkervaring in te zetten op een andere plek binnen de periode waarin het concurrentiebeding geldt.
Daarnaast acht de kantonrechter van belang dat in de arbeidsovereenkomst een breed geformuleerd geheimhoudingsbeding is opgenomen, met daaraan gekoppeld een boetebeding, dat ook de belangen van de werkgever kan dienen. Ook weegt de kantonrechter mee dat de ex-werknemer onbetwist heeft aangevoerd dat het overstappen naar een concurrent in deze branche in het algemeen, waaronder bij de werkgever, veel voorkomt en doorgaans niet tot bezwaren leidt, zodat ook in zoverre niet valt in te zien waarom in dit geval het verstrekkende concurrentiebeding in volle omvang gehandhaafd moet worden.
Onbillijk benadeeld
Op grond van het voorgaande is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de ex-werknemer onbillijk wordt benadeeld door ongewijzigde handhaving van het beding. Daarom zal het beding (gedeeltelijk) worden geschorst, in afwachting van de uitkomsten van een eventuele bodemprocedure.
Niet volledig geschorst
De ex-werknemer heeft een gehele schorsing van het beding gevorderd dan wel een beperking tot 6 maanden en tot een reikwijdte van 20 kilometer. Nu de ex-werknemer wel beschikt over een zekere mate van concurrentiegevoelige informatie, wordt de werking van het beding niet geheel geschorst. De kantonrechter ziet wel aanleiding om de werking van het concurrentiebeding te beperken tot 6 maanden (dus tot en met 31 augustus 2021).
Beslissing kantonrechter
De kantonrechter:
- verbiedt de ex-werknemer om tot en met 31 augustus 2021, direct of indirect, binnen Nederland op enigerlei wijze te werken voor of in een zaak die gelijk, gelijksoortig of aanverwante werkzaamheden verricht als de werkgever en aan haar gelieerde vennootschappen, zulks op straffe van verbeurte aan de werkgever van een dwangsom van € 5.000 voor elke overtreding en € 1.250 voor iedere dag of deel daarvan dat de overtreding voortduurt;
- schorst het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding vanaf 1 september 2021;
- veroordeelt de werkgever om aan de ex-werknemer binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis een eindafrekening te verstrekken.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 13 augustus 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:8151