
Voor de eis om de schade van de auto op de werknemer te verhalen, geldt niet de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 BW. De werknemer moet ook de kosten van het hele rijbewijs betalen aan de werkgever. Nog (net) geen heel jaar verstreken na behalen rijbewijs.
Waar gaat de zaak over?
De werknemer werkte sinds 23 november 2017 bij de werkgever, op het laatst als rayonleider (in opleiding). Zij is op 3 september 2024 op staande voet ontslagen, omdat zij tijdens haar vakantie een eenzijdig ongeval heeft gehad met de bedrijfsauto terwijl zij te veel alcohol had gedronken en dit niet op tijd uit zichzelf aan de werkgever heeft gemeld.
De werknemer legt zich neer bij het ontslag en vraagt om een billijke vergoeding van € 91.128,90, een transitievergoeding van € 15.633,15 en een vergoeding voor onregelmatige opzegging van € 13.659,33.
De werkgever vindt dat alle verzoeken van de werknemer moeten worden afgewezen en vraagt zelf om de werknemer te veroordelen om de schade aan de auto en de kosten voor het behalen van haar rijbewijs (terug) te betalen.
De werknemer krijgt ongelijk. Het ontslag is namelijk geldig. De werkgever hoeft geen enkele vergoeding aan de werknemer te betalen.
Ontslag is geldig
De werknemer krijgt geen billijke vergoeding. Die kan namelijk alleen worden toegekend als het ontslag niet geldig is (artikel 7:681 lid 1 onder a BW). Daar is in dit geval geen sprake van, want er is voldaan aan de voorwaarden voor een ontslag op staande voet.
Dringende reden
Er is een dringende reden voor ontslag op staande voet. Met een dringende reden wordt bedoeld één of meer eigenschappen en/of gedragingen van de werknemer die het voor de werkgever onmogelijk maken om door te gaan met het dienstverband. Of er een dringende reden is moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden.
Te veel alcohol gedronken en in sloot gereden
In de nacht van 22 augustus op 23 augustus 2024 is de werknemer tijdens haar vakantie met haar bedrijfsauto in een sloot gereden. Uit de blaastest is gebleken dat de werknemer op het moment van het ongeluk onder invloed was van alcohol. Omdat er geen proces-verbaal bij de stukken zit, is het niet duidelijk wat er die nacht precies is gebeurd of hoeveel de werknemer precies had gedronken.
De werknemer vertelt zelf dat haar rijbewijs is ingenomen tot maart 2025 en dat zij een cursus moet doen. Zij verklaarde tijdens de zitting dat de politie haar vertelde dat haar promillage 0,6 was. Dat is drie keer de toegestane hoeveelheid. De werknemer betwist niet dat zij te veel gedronken had om nog te mogen rijden. Daar wordt daarom in ieder geval vanuit gegaan.
In strijd met bepalingen
Dit gedrag van de werknemer is in strijd met de bepalingen uit de bruikleenovereenkomst van de auto en het Autoreglement dat van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van de werknemer.
De werknemer wijst erop dat de tekst van deze bepalingen ten aanzien van het rijden met alcohol op niet helemaal hetzelfde is en daaruit geen zero tolerance beleid blijkt, maar dat is niet relevant omdat in dit geval vast staat dat de werknemer meer had gedronken dan wettelijk is toegestaan.
In alle formuleringen is duidelijk dat dat niet is toegestaan. De werknemer heeft daarmee bovendien niet alleen de interne regels, maar ook de Wegenverkeerswet overtreden. Dat in de geldende reglementen staat dat de arbeidsovereenkomst ‘kan’ worden beëindigd betekent niet dat er geen ontslag op staande voet volgt, maar geeft blijk van een juiste rechtsopvatting, omdat altijd rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval voordat iemand op staande voet wordt ontslagen.
Schade niet op tijd gemeld
De werkgever is er op 29 augustus 2023 door een melding van het autoverhuurbedrijf achter gekomen dat de werknemer bij een ongeval betrokken was en dat de werknemer onder invloed was van alcohol. Het verhuurbedrijf stuurde ook een nieuwsartikel mee.
De werkgever heeft de werknemer toen direct gebeld, maar kon haar niet bereiken. De werknemer had haar werktelefoon uit staan, omdat zij vakantie had. Of dat wel of niet mocht onder deze omstandigheden is niet van belang, omdat het niet de vraag is of de werknemer op deze dag bereikbaar had moeten zijn voor de werkgever, maar of de werknemer vóór dit moment zelf al contact op had moeten nemen met de werkgever. Dat is zo.
In het Autoreglement en de bruikleenovereenkomst staat dat een ongeval met persoonlijk letsel of ernstige materiële schade direct moet worden gemeld. Andere ongevallen moeten meestal binnen 24 uur per dag aan de werkgever worden gemeld, maar in ieder geval nooit later dan de volgende werkdag. Dat de werknemer dat niet heeft gedaan staat vast. Zij heeft het ongeval dus te laat gemeld.
Verplicht om ongeval te melden
Volgens de werknemer heeft zij de schade niet zo snel mogelijk gemeld, omdat zij zich schaamde en haar leidinggevende die ook vakantie had niet wilde storen. Hoewel het voorstelbaar is dat iemand na een dergelijk ongeval een gevoel van schaamte heeft, ontslaat dat diegene niet van de verplichting om het ongeval te melden. Dat er vlak na de gebeurtenis en misschien een dag erna nog sprake is van grote schrik en je daardoor vergeet om je werkgever in te lichten is ook voorstelbaar, maar de werknemer had anderhalve week na het ongeval nog steeds geen enkel contact gehad met de werkgever. Dit terwijl er geen sprake was van (ernstig) letsel. Dat is niet acceptabel.
Bij een groot bedrijf als de werkgever geldt vakantie van een leidinggevende natuurlijk niet als reden om je werkgever niet in te lichten over een dergelijk ongeval. Bovendien staat in alle regelingen dat je de schade aan de afdeling Wagenpark moet melden.
(Niet) uit zichzelf gemeld
De werknemer wil met berichtenverkeer tussen haar en haar leidinggevende van zondag 1 maart 2024 aantonen dat zij het ongeval weliswaar te laat, maar uiteindelijk wel uit zichzelf aan de werkgever heeft gemeld. Volgens de werkgever heeft de werknemer het ongeval op 1 september niet uit zichzelf gemeld, maar naar aanleiding van de ontvangst van de schriftelijke bevestiging van haar schorsing die op 29 augustus aan haar is gestuurd per post.
Melding sowieso te laat
Voor de beoordeling is het niet van belang of de werknemer op 1 september wel of niet wist van de schorsing. Haar melding van die datum was sowieso veel te laat en voor het lange tijdsverloop tussen het ongeval en de melding heeft de werknemer geen enkele rechtvaardiging gegeven.
Vertrouwen in werknemer verloren
De werkgever heeft op basis van alle feiten en omstandigheden mogen beslissen om de arbeidsovereenkomst per direct te beëindigen. Het is niet ondenkbaar dat de werkgever onverplicht nog met de werknemer in gesprek zou zijn gegaan over mogelijkheden om de arbeidsovereenkomst voort te zetten als zij het ongeval direct had gemeld. Maar door het lange zwijgen van de werknemer is dat station geruisloos gepasseerd. Dat de werkgever hierdoor duurzaam het vertrouwen in de werknemer heeft verloren om haar functie van Rayonleider als goed werknemer uit te kunnen voeren is gerechtvaardigd.
Persoonlijke situatie niet in van invloed
De persoonlijke situatie van de werknemer geeft geen aanleiding om daar anders over te oordelen. Weliswaar heeft de werknemer nog geen nieuwe baan gevonden, maar dat kan niet aan de werkgever worden tegengeworpen. Dat de werknemer graag in het werkgebied van haar afgeronde studie SPH wil werken kan zo zijn, maar dat zij daar tot nu toe in verband met het missen van ervaring is afgewezen komt voor haar eigen risico. Zij heeft niet gesolliciteerd in de schoonmaakbranche waarin zij wel ervaring heeft. Ook is ‘een zwaar jaar’ geen reden om mildere gevolgen aan de gedragingen van de werknemer te verbinden. De omstandigheden die de werknemer in dat kader aanvoert zijn daarvoor niet zwaarwegend genoeg.
Onverwijld opgezegd en reden onverwijld medegedeeld
Tussen de werkgever en de werknemer is er geen discussie over dat de werkgever heeft voldaan aan de vereisten om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen en de reden voor het ontslag onverwijld aan de werknemer te laten weten. De kantonrechter heeft geen reden om daar anders over te oordelen.
Geen transitievergoeding betalen
De werkgever hoeft geen transitievergoeding aan de werknemer te betalen, omdat het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (artikel 7:673 lid 7 BW).
Geen vergoeding voor onregelmatige opzegging
Omdat het ontslag geldig is, gold voor de werkgever geen opzegtermijn. Daarom heeft de werknemer geen recht op een vergoeding voor onregelmatige opzegging (artikel 7:672 lid 11 BW).
€ 7.162 aan werkgever betalen voor schade aan bedrijfsauto
Het recht van de werkgever om de schade van de werknemer te eisen is niet vervallen. De vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 BW slaat niet op deze zelfstandige schadevergoedingsvordering. De aansprakelijkheid van de werknemer voor de schade aan de bedrijfsauto staat los van de beëindiging van het dienstverband. Het is geen schadepost die eigenlijk een vergoeding betreft waarvoor lid 4 wel is bedoeld.
De werknemer betwist niet dat de schade niet verzekerd is en dat zij aansprakelijk is voor de schade. Ook als de werknemer in dienst was gebleven bij de werkgever, was zij aansprakelijk voor deze schade. De werkgever heeft de schade met stukken onderbouwd en de hoogte van de schade is door de werknemer niet betwist.
€ 4.089,31 aan werkgever betalen aan kosten voor rijbewijs
De werkgever heeft de kosten voor het behalen van het rijbewijs van de werknemer betaald. De werknemer betwist niet dat de partijen hebben afgesproken dat steeds een jaar na het behalen van het rijbewijs 1/3 van de totale kosten wordt kwijtgescholden. De werknemer heeft op 22 september 2023 haar rijbewijs behaald. Dit betekent dat op de datum van het ontslag (3 september 2024) nog geen heel jaar verstreken was. Er is geen afspraak gemaakt over kwijtschelden naar rato. Daarom moet de werknemer het volledige bedrag terugbetalen. Die uitkomst is ook redelijk, omdat de werkgever er ook niks meer aan heeft dat de werknemer haar rijbewijs heeft.
De proceskosten komen voor rekening van de werknemer, omdat zij ongelijk krijgt en ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en nagelaten.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 9 januari 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:319