Een in België woonachtige man werkt in Nederland. Hij krijgt in 2019 van de werkgever een nieuwe leaseauto met een cataloguswaarde van meer dan € 114.000, goed voor een maandelijkse bijtelling van € 1.340,97 die voor 49,5% wordt belast.
Belemmering import
Bij de rechter maakt de man bezwaar tegen de bijtelling over de maanden augustus, september, november en december 2020. Hij vindt dat de bijtelling een inbreuk is op de EU-regels omdat de maatregel de import van gebruikte auto’s uit andere lidstaten belemmert. Aangezien voor de bijtelling geen onderscheid wordt gemaakt tussen nieuwe auto’s en gebruikte auto’s, zullen werknemers veelal kiezen voor een nieuwe auto, aldus de leaserijder. Hij stelt dat in België wel onderscheid wordt gemaakt tussen nieuwe en gebruikte auto’s.
Al vanaf het begin een binnenlandse auto
Het hof overweegt ten eerste dat de bijtelling op grond van de Nederlandse wet geldt ongeacht of een werknemer in Nederland woont of in een andere lidstaat. ‘Daarbij wijst het hof erop dat de betreffende auto vanaf de datum van eerste toelating op de weg een binnenlandse auto is, terwijl bovendien geen sprake is van een heffing op de auto als product, maar van het als loonbestanddeel in aanmerking nemen van het voordeel dat belanghebbende als werknemer geniet omdat de auto ook voor privédoeleinden aan hem ter beschikking is gesteld.’
Belgische regels doen niet ter zake
En voor de bepaling van dat voordeel maakt de wet geen onderscheid tussen ingevoerde auto’s en gelijksoortige nationale auto’s. Het van de catalogusprijs afhankelijke loonvoordeel geldt zowel voor nieuwe auto’s als voor gebruikte auto’s. ‘Het feit dat belanghebbende in België woont en de omstandigheid dat in de Belgische regeling voor de bepaling van het voordeel onderscheid wordt gemaakt tussen nieuwe en gebruikte auto’s doen hier niet aan af.’
De werknemer krijgt toch nog een kleine vergoeding: omdat de redelijke termijn van twee jaar voor de afdoening van het geschil is overschreden, kent het hof hem een vergoeding voor immateriële schade toe van € 500.
Uitspraak Hof Arnhem-Leeuwarden, 20 augustus 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:5332