De Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid is op 9 oktober 2020 in de Staatscourant gepubliceerd.
Voor NOW-3 wordt, net als voor de NOW-1 en 2, weer een afzonderlijke regeling vastgesteld ter bevordering van de eenduidigheid en transparantie.
Alle werkgevers die aan de voorwaarden van de regeling voldoen kunnen een aanvraag voor subsidie indienen.
Omzetdaling
De voorwaarde die geldt om voor de NOW in aanmerking te komen, is dat een werkgever in de derde tranche een omzetdaling van ten minste 20 procent heeft, en in de vierde en vijfde tranche een omzetdaling van ten minste 30 procent.
Voor NOW-3 geldt dat de omzetdaling wordt bepaald door een vierde van de omzet van 2019 te vergelijken met de omzet van een door de werkgever te kiezen periode van drie maanden.
Per tranche kan de werkgever aangeven over welke periode de omzetdaling moet worden berekend, waarbij de startdatum altijd op de eerste van de maand moet liggen en de maand moet in de betreffende tranche zitten.
Voor de derde tranche, die loopt van 1 oktober tot en met 31 december 2020, kan de periode starten op 1 oktober, 1 november of 1 december 2020.
Indien de werkgever echter al een aanvraag heeft ingediend voor NOW-2 en de subsidie is verleend, moet de periode van omzetdaling waarvoor subsidie in het kader van NOW-3 wordt aangevraagd aansluiten op die periode van omzetdaling waarvoor in NOW-2 subsidie is aangevraagd en is deze dus niet vrijelijk door de werkgever te kiezen. Dit geldt ook voor de drie verschillende tranches in de NOW-3.
Indien men aanspraak maakt op de NOW-subsidie in opeenvolgende tranches, moeten de omzetperiodes dus op elkaar aansluiten.
Gehele groep
Net als bij de NOW-2 geldt ook in de NOW-3 dat indien sprake is van een grotere samenstelling van rechtspersonen of natuurlijke personen, zoals een concern, de omzetdaling van de gehele groep de basis is van de subsidie.
Als sprake is van een moeder-dochterrelatie, deze relatie van entiteiten binnen een groep tezamen moet worden genomen voor de omzetbepaling, althans voor zover het gaat om werkmaatschappijen met SV-loon in Nederland.
Indien een moedermaatschappij bijvoorbeeld verschillende dochtermaatschappijen heeft, moet de omzetbepaling van de moedermaatschappij en de verschillende dochters dus gezamenlijk worden bepaald.
Ook het binnen de NOW-3 gehanteerde omzetbegrip is hetzelfde als bij de NOW-2.
Referentieperiode
Verder blijft voor de bepaling van de omzetdaling bij ondernemingen die gestart zijn na 1 januari 2019 de bestaande referentieperiode gelden.
Tot de referentieperiode moeten de hele kalendermaanden gerekend worden vanaf het moment dat de bedrijfsuitoefening van de werkgever is aangevangen in 2019 tot en met 29 februari 2020, omgerekend naar drie maanden. Dit referentietijdvak wordt, net zoals voor andere ondernemingen, niet verschoven.
Ook blijft het voor bedrijven die geconfronteerd zijn met een overgang van onderneming na 1 januari 2019 mogelijk om de omzetbepaling voor startende ondernemingen te hanteren vanaf de datum van de overgang.
Groepssamenstelling
Ook wordt geregeld dat voor de bepaling van de groepssamenstelling de samenstelling op 1 oktober 2020 bepalend is.
Verschuiving naar 1 oktober 2020 zorgt dat bij de NOW-3 de groepssamenstelling nauwkeuriger
is en dus beter het doel van de regeling benadert. Bij de overige controle voor omzet wordt uitgegaan van de laatste voor 1 oktober 2020 vastgestelde jaarrekening. Daardoor wordt het peilmoment hetzelfde.
Als bijvoorbeeld een van de rechtspersonen voor 1 oktober 2020 is verkocht, wordt deze niet meegenomen in de omzetberekening van de groep.
Alle gehele onderdelen of activiteiten die zijn verkocht of afgestoten na 2 februari 2020 worden niet meegenomen bij de omzetberekening van de groep.
Indien sprake is van een groep, waarbinnen afstoting van een van de onderdelen van een van de ondernemingen heeft plaatsgevonden, maar de samenstelling van de groep als zodanig niet is aangepast, tellen voor de omzetbepaling van het concern alle rechtspersonen binnen de groep mee zoals die groep eruit ziet op 1 oktober 2020.
Wel geldt, conform de bepaling rondom de referentieperiode, dat de referentieomzet ook hier ziet op de omzet van de hele kalendermaanden vanaf het moment van het afstoten van het laatste onderdeel of activiteit tot 29 februari 2020.
Subsidiehoogte
De subsidie wordt gebaseerd op de loonsom van juni 2020 en bedraagt per maand maximaal resp. 80 procent, 70 procent of 60 procent van de loonsom over juni 2020 (bij betaling per vier weken is dit het zevende aangiftetijdvak van 2020, verhoogd met 8,33 procent).
Als over de maand juni geen loongegevens beschikbaar zijn, wordt uitgegaan van het loon over april 2020 (of bij betaling per vier weken van het vierde aangiftetijdvak van dat jaar, verhoogd met 8,33 procent).
De subsidie is een tegemoetkoming in de loonkosten van de periode oktober tot en met december
2020 (tranche 3), januari tot en met maart 2021 (tranche 4) en/of april tot en met juni 2021 (tranche 5). Deze loonsomtijdvakken gelden voor alle aanvragen, ongeacht de gekozen omzetperiode.
Subsidiepercentage
De hoogte van de subsidiepercentages wordt per tranche geleidelijk afgebouwd.
In de derde tranche is het maximumpercentage 80 procent van de totale loonsom, dat wordt uitbetaald bij een omzetdaling van 100 procent. Is de omzetdaling lager, dan wordt de subsidie evenredig lager vastgesteld.
Bij een omzetdaling van 50 procent bedraagt de subsidie 40 procent (= 50 procent van 80 procent) van de loonsom en bij een omzetdaling van 20 procent bedraagt de subsidie 16 procent (= 20 procent van 80 procent), etc.
In de vierde tranche is het maximumpercentage 70 procent van de totale loonsom, dat zal worden uitbetaald bij een omzetdaling van 100 procent.
In de vijfde tranche wordt een maximumpercentage van 60 procent gehanteerd.
Opslag
Ook aanvullende lasten en kosten, zoals onder meer werkgeverspremies en werknemersbijdragen aan pensioen en de opbouw van vakantiebijslag worden gecompenseerd.
Bij NOW-2 bedroeg deze opslag een forfaitair percentage van 40 procent. Om de komende periode zoveel mogelijk werkgelegenheid te behouden laat het kabinet ook de komende periode dit percentage staan op 40 procent.
Bovengrens loon
NOW-1 en 2 het subsidiebedrag ten aanzien van het loon een bovengrens hebben.
Als loon wordt voor de derde en vierde tranches van de NOW-3 maximaal twee keer het geldende maximumdagloon per maand per individuele werknemer in aanmerking genomen (omgerekend naar een driemaandsperiode). Dat komt – sinds 1 juli 2020 – neer op € 9.691 per maand.
Per 1 januari 2021 wordt dit bedrag weer geïndexeerd. Daarbij gaat het over het loon over het aangiftetijdvak waarover het voorschot wordt vastgesteld. Loon boven het bedrag van € 9.691 per maand komt niet voor subsidie in aanmerking.
Eén keer dagloon
Voor de vijfde tranche van de NOW-3 wordt de bovengrens van het loon worden verlaagd naar maximaal één keer het dagloon omgerekend naar een maand: € 4.845. Daarmee komt deze grens in de laatste tranche van de NOW-3 op het niveau te liggen van de grens die in reguliere sociale zekerheid wordt gehanteerd.
Loonsom
Voor de bepaling van de loonsom geldt dat de voorschotten van alle drie de tranches worden gebaseerd op de loonsom van juni 2020.
Voor recentere tijdvakken zijn nog geen loongegevens beschikbaar in de polisadministratie.
Er is bewust gekozen om voor alle drie de tranches dezelfde referentiemaand te hanteren. Dit heeft te maken met de loonsomvrijstellingen.
Deze loonsom wordt gebruikt bij de subsidieverlening (bevoorschotting). Indien de loonsom van juni 2020 niet gevuld is wordt uitgegaan van de loonsom van april 2020.
Bij de definitieve vaststelling van de subsidie wordt de loonsom (zoals gebruikt bij de bevoorschotting) vergeleken met de loonsom van de driemaandsperiode 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020, 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 en/of 1 april tot en met 30 juni 2021 waarover subsidie wordt ontvangen.
Loonaangifte over vier weken
Sommige werkgevers doen geen loonaangifte per maand, maar per vier weken. In dat geval wordt het loon over vier weken omgerekend naar het loon over een maand door het te verhogen met 8,33 procent. Als benadering van de loonsom in juni 2020 wordt dan de loonsom van het zevende tijdvak van 2020 genomen (15 juni t/m 12 juli 2020).
Tijdvak
Voor de driemaandsperiode waarover subsidie wordt ontvangen wordt, afhankelijk van het tijdvak, gekeken naar het elfde tot en met het dertiende tijdvak van 2020 (5 oktober t/m 31 december
2020), het eerste tot en met het derde tijdvak van 2021 (1 januari t/m 28 maart 2021) of het vierde tot en met het zesde tijdvak van 2021 (29 maart t/m 20 juni 2021).
De loonsom kan in de subsidieperiode lager uitvallen dan in de referentieperiode, omdat werknemers intussen niet meer in dienst zijn, niet meer zijn opgeroepen en daarom geen loondoorbetaling hebben of door een vrijwillig loonoffer.
Vrijstellingspercentage
Het wordt in de NOW-3 mogelijk gemaakt om de loonsom tot een bepaald percentage te kunnen laten dalen, zonder dat dit van invloed is op de subsidie.
Het vrijstellingspercentage van de loonsom loopt op van 10 procent in de derde tranche, naar 15 procent in de vierde tranche tot 20 procent in de vijfde tranche. Dit betekent bijvoorbeeld dat als de loonsom van oktober tot en met december 2020 (de derde tranche) ten opzichte van driemaal de loonsom van juni 2020 is gedaald met maximaal 10 procent, dit geen effect heeft op de hoogte van de subsidie.
Als de loonsom meer dan 10 procent is gedaald, wordt de subsidie lager vastgesteld op het teveel gedaalde deel. Dit betekent dat als de loonsom in de derde tranche is gedaald met 20 procent, de loonsom met 10 procentpunt teveel is gedaald en dat de subsidie over die 10 procentpunt lager wordt vastgesteld en niet over de 20 procent.
Bij een meer dan de toegestane loonsomvrijstelling ten opzichte van de referentieperiode krijgt de werkgever voor elke euro teveel gedaalde loonsom resp. 80, 70 of 60 cent minder subsidie, afhankelijk van de betreffende tranche; er vindt dus geen correctie plaats voor het omzetverlies.
Aanvraagtijdvak
Ook in de NOW-3 wordt, net als eerder in de NOW-2, geen aparte regeling opgenomen voor seizoensbedrijven of andere werkgevers met een hogere loonsom in de meetperiode dan in de referentieperiode, zoals nieuw gestarte bedrijven en bedrijven die door overname zijn gegroeid.
Het beoogde tijdvak waarbinnen aanvragen gedaan kunnen worden voor de derde tranche van de NOW-3 is 16 november tot en met 13 december 2020. Het beoogde aanvraagtijdvak voor de vierde tranche is 5 februari tot en met 14 maart 2021.
Voor de vijfde tranche is het beoogde aanvraagtijdvak 17 mei tot en met 13 juni 2021.
Aanvragen op UWV.nl
Aanvragen kunnen werkgevers alleen indienen via het daarvoor ontworpen formulier dat via www.uwv.nl beschikbaar wordt gesteld. Zodra positief op de aanvraag is beslist zal de subsidie verleend worden en een voorschot verstrekt worden tot 80 procent van de verleende subsidie, zoals deze wordt berekend op basis van de bij de aanvraag geleverde gegevens over de verwachte omzetdaling en de loonsom over de maand juni 2020.
Een beslistermijn van 13 weken geldt na ontvangst van de volledige aanvraag. In de praktijk streeft UWV ernaar om de betaling van het eerste voorschot binnen 2 à 4 weken na ontvangst van de volledige aanvraag te realiseren.
De werkgever vraagt binnen 24 weken na 1 september 2021 de vaststelling van de subsidie per tranche van de NOW-3 aan met een daarvoor ontworpen formulier.
Een aantal werkgevers moet daarbij een accountantsverklaring overleggen. Dit betreft ondernemingen die per tranche ten minste € 125.000 subsidie ontvangen of een voorschot van € 100.000.
Indien voor een bepaalde tranche een accountantsverklaring nodig is, heeft de werkgever meer tijd om een aanvraag tot vaststelling in te dienen (38 weken). Binnen 52 weken na ontvangst van deze aanvraag stelt UWV de definitieve subsidie vast.
Verplichtingen voor werkgever
De werkgever die op grond van de regeling subsidie ontvangt, moet zich aan een aantal verplichtingen houden.
Dividend, bonus en inkoop eigen aandelen
In de NOW-3 richt het verbod op het uitkeren van dividend of bonussen dan wel eigen aandelen in te kopen zich deels op het uitkeren van dividend of bonussen c.q. inkopen van eigen aandelen over het jaar 2020 (in tranche 3) en deels over het uitkeren en inkopen daarvan over het jaar 2021 (in tranches 4 en 5).
Over het jaar 2020 mag daarom geen dividend worden uitgekeerd als NOW ontvangen is in tranche 3. Voor tranches 4 en 5 geldt dat het verbod geldt over 2021.
Voor het voldoen aan de voorwaarde rondom dividend en bonussen is het niet relevant of sprake is van een Nederlandse onderneming of van een internationale onderneming.
De verplichting om geen bonussen te verstrekken zal, net als eerder in de NOW-2, beperkt worden tot de bonussen en winstdelingen die worden uitgekeerd aan het bestuur en de directie.
Dit betekent voor DGA’s/bestuurders en andere directieleden dat zij mogelijk slechts hun basisvergoeding ontvangen of hun gebruikelijk-loonregeling, vanwege het verbod om bonussen uit te keren.
Inspanningsverplichting scholing
Werkgevers moeten bij de aanvraag van NOW-3 subsidie verklaren aan deze inspanningsverplichting te zullen voldoen.
Werkgevers, die gebruik willen maken van de NOW-subsidie, zijn verplicht om zich in te zetten om werknemers van wie het dienstverband eindigt, of als het voornemen bestaat om dienstverbanden met
werknemers te eindigen, te begeleiden naar een andere baan.
Deze algemene inspanningsverplichting is daarmee niet alleen bedoeld voor werknemers voor wie de werkgever bedrijfseconomisch ontslag aanvraagt, maar voor alle mogelijkheden waarop de arbeidsovereenkomst kan eindigen, behalve in geval van pensionering van de werknemer.
Dit betekent dat de inspanningsverplichting al geldt als tijdens de subsidieperiode het voornemen bestaat de arbeidsovereenkomst te beëindigen of niet voort te zetten, en niet alleen als de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk tijdens de looptijd van de betreffende tranche eindigt.
De werkgever kan bij de invulling van deze verplichting onder meer gebruik maken van de mogelijkheden die het sociaal pakket biedt. Ook kan de werkgever samen met werknemers of werknemersorganisaties bezien wat mogelijk is op het gebied van begeleiding naar een andere baan.
Korting op subsidie
Naast de algemene inspanningsverplichting voor werkgevers om zich in te spannen voor de begeleiding van met ontslag bedreigde werknemers naar ander werk, wordt voor werkgevers die tijdens het tijdvak waarvoor zij subsidie hebben aangevraagd voor een of meerdere werknemers een ontslagaanvraag om
bedrijfseconomische redenen indienen bij UWV, in de subsidieregeling verplicht gesteld dat zij contact opnemen met de UWV telefoon NOW.
Als een werkgever niet aan deze verplichting voldoet, wordt de subsidie met 5 procent verlaagd.
Bij de vaststelling van de subsidie controleert UWV of de werkgever gedurende het subsidietijdvak een aanvraag voor bedrijfseconomisch ontslag heeft ingediend en of de werkgever contact met UWV heeft opgenomen via de UWV telefoon NOW.
Deze controle vindt plaats op loonheffingennummer per subsidietijdvak. Binnen ieder loonheffingennummer waarvoor subsidie is aangevraagd moet de werkgever binnen het subsidietijdvak van een tranche, en waarvoor een ontslagaanvraag op bedrijfseconomische gronden is gedaan, via de UWV telefoon NOW contact opnemen.
Informatieplicht
De werkgever is verplicht om de ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoordiging of bij ontbreken daarvan de werknemers te informeren over de subsidieverlening. Met deze informatieplicht is het voor de werknemers duidelijk dat de werkgever een tegemoetkoming ontvangt om de lonen te kunnen doorbetalen.