Kort geding loonvordering. Er is sprake van een spoedeisend belang, gelet op het gegeven dat werknemer een minimumloon heeft en het vaste rechtspraak is dat een loonvordering naar zijn aard een spoedeisend karakter draagt.
Waar gaat deze zaak over?
De werknemer is per 1 februari 2018 bij de werkgever in dienst getreden op basis van 20 uur per week. Sinds 1 februari 2021 werkt hij op basis van 38 uren per week tegen een laatstelijk geldend salaris van € 2.324,12 bruto per maand.
De werknemer heeft zich op enig moment ziekgemeld.
Op 1 oktober 2024 heeft de werkgever onder meer aan de werknemer aangekondigd dat het tweesporenbeleid van start zal gaan.
Sinds 1 januari 2025 ontvangt de werknemer 75% van zijn loon, namelijk € 1.749,73 bruto per maand.
Bij brief van 28 juli 2025 heeft de gemachtigde van de werknemer aan de werkgever meegedeeld dat de werknemer per 1 februari 2025 arbeidsgeschikt was en daarom recht had op 100% loon.
De werkgever heeft onder meer op 30 juli 2025 gereageerd dat de hersteldmelding hem onbekend is, dat terugkeer op de werkvloer is uitgesloten en dat uit het rapport van de arbeidsdeskundige volgt dat er medische en functionele beperkingen aanwezig zijn bij de werknemer, en dat hij nog steeds in het tweedespoortraject zit, zodat loondoorbetaling op 70% gehandhaafd blijft.
De werknemer stapt naar de rechter.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de werkgever 100% van het loon is verschuldigd over de periode vanaf 1 februari 2025 tot nu toe.
Hersteldmelding ongeloofwaardig
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de werknemer zich op 1 februari 2025 arbeidsgeschikt heeft gemeld en heeft aangeboden om zijn werkzaamheden te hervatten bij de werkgever. Volgens de werkgever is de hersteldmelding ongeloofwaardig, nu uit het rapport van bedrijf 1 volgt dat de werknemer gedurende het tweede spoortraject met klachten en beperkingen kampt en hij sinds 3 februari 2025 niets meer van de werknemer heeft vernomen.
Gemotiveerd weersproken
De werknemer heeft dit echter gemotiveerd weersproken. Zo heeft hij ter zitting verklaard dat hij niet precies wist wat zijn rechten en plichten inhielden. Hij heeft dan ook aan het tweede spoortraject deelgenomen om te waarborgen dat hij zijn recht op loon niet zou verspelen. Daarnaast heeft hij onweersproken gesteld dat hij in de periode van 3 februari tot en met 27 juli 2025 op zoek is gegaan naar een advocaat die hem kon bijstaan. Tot slot heeft hij, ook onweersproken, aangevoerd dat het rapport van bedrijf 1 niet te kwalificeren is als een medisch rapport.
Werkgever had bedrijfsarts moeten inschakelen
Daar komt bij dat een werknemer in eerste instantie zelf bepaalt wanneer sprake is van ziekte en herstel. Aangezien de werkgever twijfels had bij de hersteldmelding van de werknemer, had het op zijn weg gelegen een bedrijfsarts in te schakelen om de arbeidsgeschiktheid van de werknemer te onderzoeken of om een deskundigenoordeel van het UWV aan te vragen.
Voor rekening van werkgever
Vast staat dat de werkgever dit niet heeft gedaan. Dat hij de overeenkomst met de bedrijfsarts uit onvrede heeft opgezegd en dat hij moeite heeft met het vinden van een nieuwe bedrijfsarts zijn omstandigheden die de werknemer niet tegengeworpen kunnen worden en voor rekening van de werkgever komen.
De kantonrechter komt op voorhand tot oordeel dat de loonvordering van de werknemer toewijsbaar is. De wettelijke rente en de wettelijke verhoging wijst de kantonrechter ook toe.
Uitspraak Rechtbank Gelderland, 14 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8807

