Voortkomend uit het Pensioenakkoord, trad op 1 januari 2021 de ‘Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen’ in werking. Wat betreft RVU houdt de wet in dat de pseudo-eindheffing op regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing) voor een periode van vijf jaar is versoepeld.
Werkgevers hoeven voor werknemers die maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd uittreden geen RVU-heffing van 52% te betalen over het deel van de RVU-uitkering dat niet boven de drempelvrijstelling uitkomt.
Het vrijgestelde bedrag is gebaseerd op de netto AOW-uitkering voor alleenstaanden en wordt jaarlijks geïndexeerd. Per 1 januari 2025 is het bedrag €2.273 per maand; in 2024 lag het bedrag op €2.182.
Ook na 2025 fiscale drempelvrijstelling
In het akkoord ‘Gezond naar het pensioen’ is afgesproken dat de fiscale drempelvrijstelling voor RVU-regelingen drie jaar voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd ook na 2025 behouden blijft. Uitgangspunt daarbij is dat de RVU gericht wordt ingezet voor werknemers die vanwege de zwaarte van hun werk niet gezond kunnen doorwerken tot hun AOW.
Kabinet en sociale partners hebben afgesproken dat RVU-afspraken altijd een onderbouwde afbakening van de doelgroep bevatten, gericht op belastende functies en werkzaamheden gebaseerd op objectieve criteria. Cao-partijen kunnen daarbij een inkomensgrens overwegen, passend binnen de sector. Dit vraagt om duidelijke doelgroepcriteria.
Afbakingen in cao-afspraken
In dit onderzoek is gekeken naar de gekozen afbakeningen in de cao-afspraken zoals die op 1 januari 2025 golden. De doelgroepen worden afgebakend op basis van:
- de zwaarte van de functie of werkzaamheden;
- werken in de nacht of andere belastende roosters;
- het aantal jaren dat een werknemer werkzaam is (geweest) in een bepaalde sector, bedrijf, functie of rooster;
- ook het hanteren van een inkomensgrens voor deelname kan RVU-deelname beperken tot specifieke groepen binnen een sector of branche.
Naast een gerichte afbakening van de doelgroep die in aanmerking komt voor RVU-deelname, zijn er in het akkoord ook afspraken gemaakt over de hoogte van de RVU-uitkering.
Hoogte RVU-uitkering
De hoogte van de RVU-uitkering kan vooral in de lagere inkomensgroepen een drempel vormen voor deelname. Werknemers in de laagste inkomensgroepen zijn ondervertegenwoordigd in RVU-deelname. Hetzelfde geldt voor werknemers zonder koopwoning. Inkomen en opgebouwd vermogen lijkt dus een rol te spelen in het gebruik van de RVU. In het akkoord is in dit kader afgesproken dat er extra fiscale ruimte wordt geboden voor mensen in knellende situaties. Hiermee kan het uitkeringsbedrag worden verhoogd met maximaal € 300 bruto per maand. Afgesproken is dat het gebruikmaken van deze verruiming geen vanzelfsprekendheid is en sociale partners de noodzaak hiertoe afwegen.
Eerste rapportage
Om zicht te houden op de mate waarin bovengenoemde afspraken landen in cao’s, rapporteert SZW jaarlijks over de RVU-afspraken die in cao’s worden gemaakt. In deze eerste rapportage staan de resultaten van het cao-onderzoek per 1 januari 2025. Veruit de meeste cao’s die voor deze rapportage zijn onderzocht, zijn (ruim) voor de datum van het akkoord ‘Gezond naar het pensioen’ (18 oktober 2024) tot stand gekomen.
In deze lopende cao’s hebben eventuele afspraken over RVU betrekking op de RVU-regeling binnen het huidige fiscale kader tot 31-12-2025. Deze rapportage betreft daarom een eerste meting, die SZW jaarlijks zal herhalen om inzicht te verkrijgen in veranderingen naar aanleiding van de nieuwe situatie vanaf 2026.
99 cao’s open
Het onderzoek naar RVU-afspraken in cao’s maakt inzichtelijk hoe op 1 januari 2025 de RVU’s in cao’s waren afgebakend en vormgegeven.
Van de 273 cao’s met een collectieve RVU, staan er 99 (vrijwel) generiek open voor alle werknemers vanaf drie jaar voor de AOW-leeftijd. Onder deze 99 cao’s valt 8% van de werknemers die werken onder een cao met een collectieve RVU.
In de overige cao’s zijn RVU-afspraken meer gericht, maar bijna nergens is al sprake van een onderbouwde afbakening op basis van objectieve criteria. De meeste afgebakende RVU’s hanteren meerdere criteria om de doelgroep af te bakenen, met name (een combinatie van) aantal dienstjaren, type functie of rooster.
Term ‘zwaar werk’ in 59 cao’s
In 59 cao’s wordt de term ‘zwaar werk’ genoemd bij de afbakening van de RVU-doelgroep. Tot slot zijn er sinds het akkoord ‘Gezond naar het pensioen’ 62 principeakkoorden afgesloten met een bepaling over een RVU-regeling vanaf 1 januari 2026.
Meer in lijn brengen met akkoord
In ieder geval een kwart van deze akkoorden benoemt expliciet de intentie om de RVU-doelgroep (meer) in lijn te brengen met de doelstellingen uit het akkoord. In vier collectieve RVU-regelingen en één maatwerkregeling is al afgesproken de regeling gewijzigd voort te zetten. Daarnaast worden zeven collectieve RVU-regelingen met een mate van gerichtheid, twee maatwerkregelingen, en vier (vrijwel) generieke regelingen ongewijzigd voortgezet. In 2024 zijn ongeveer 13.200 personen met RVU gegaan.
Vaker man met voltijd baan
Uit de analyse van verschillende kenmerken van 61-65-jarige RVU-deelnemers en werknemers, blijkt dat mensen die gebruikmaken van een RVU vaker man zijn en vaker voltijd werken. Verder zijn RVU’ers relatief minder vaak hoogopgeleid, vaker lager of middelbaar opgeleid en hebben zij vaker een hoog middeninkomen.



