
De werknemer was laatstelijk medewerker administratief & secretarieel IV. De werkzaamheden van de werknemer zijn in de loop van de tijd gedigitaliseerd. Aangezien de werknemer daarmee moeite heeft, verricht zij de bedongen arbeid niet meer. De gemeente heeft samen met de werknemer gezocht naar vervangende arbeid voor de werknemer. Het is ondanks de inspanningen niet gelukt een functie te vinden waarvoor de werknemer, gegeven haar competenties, in aanmerking komt.
De gemeente verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van disfunctioneren (artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder d BW).
Bedongen arbeid niet meer uitvoeren
Uit de standpunten van partijen en de overgelegde stukken volgt dat de werknemer de bedongen arbeid al langere tijd niet meer kan uitvoeren. Dit wordt veroorzaakt door de digitalisering van haar werkzaamheden. Daardoor zijn de werkzaamheden zodanig van aard gewijzigd dat de werknemer niet bij machte is, ondanks de door de gemeente geboden langdurige begeleiding, de werkzaamheden naar behoren en binnen een redelijk termijn te verrichten.
Hierdoor is een situatie ontstaan waarop artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder d BW doelt: de werknemer is ongeschikt (geworden) tot het verrichten van de bedongen arbeid anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken, en de gemeente heeft haar daarvan op tijd in kennis gesteld (het gesprek erover is al in maart 2017 gestart) en in voldoende mate de gelegenheid geboden haar functioneren te verbeteren.
Herplaatsing niet mogelijk
Gesteld noch gebleken is dat de ongeschiktheid het gevolg is van onvoldoende zorg van de gemeente voor scholing van de werknemer of voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer. Ondanks meerdere, langdurige pogingen is herplaatsing van de werknemer binnen de organisatie van de gemeente niet mogelijk gebleken.
Volgens de kantonrechter heeft de gemeente ruim voldoende de tijd genomen en meer dan voldoende inspanningen gepleegd om de werknemer naar een andere arbeidsplaats, ook buiten haar organisatie, te leiden. Helaas is dit zonder resultaat gebleven. Bij deze stand van zaken blijft er geen andere optie open dan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, welke overeenkomst inmiddels een lege huls is geworden.
Volgens de gemeente is de werknemer arbeidsgeschikt; volgens de werknemer is zij door ziekte nog steeds niet in staat werkzaamheden te verrichten. Daarom moet volgens de werknemer het ontbindingsverzoek worden afgewezen.
Nu de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op grond van disfunctioneren en die grond geen verband houdt met de mogelijke arbeidsongeschiktheid tijdens ziekte van de werknemer, kan in het midden blijven of het opzegverbod tijdens ziekte al dan niet van toepassing is.
De arbeidsovereenkomst wordt per 1 juni 2025 ontbonden.
Transitievergoeding
Partijen zijn het erover eens dat de transitievergoeding € 15.440,06 bruto bedraagt zodat dit bedrag toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2025 als de betaling van deze vergoeding niet voor die datum heeft plaatsgevonden.
De gemeente heeft toegezegd aan de werknemer een deugdelijke bruto/netto-specificatie te zullen verstrekken. De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer, gegeven deze toezegging en de wettelijke verplichting daartoe, de werknemer geen belang heeft bij een veroordeling van de gemeente ter zake, laat staan een veroordeling versterkt met een dwangsom.
De kantonrechter zal ook het verzoek van de werknemer om de gemeente te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan de aanvraag van een WIA-(her)beoordeling afwijzen, omdat dit verzoek niet, althans onvoldoende is onderbouwd en toegelicht en door de gemeente is tegengesproken.
Mocht de gemeente op enig moment zijn gehouden informatie te verschaffen voor de aanvraag van een uitkering (welke dan ook) dan zal, naar de kantonrechter aanneemt, de gemeente daaraan haar medewerking verlenen voor zover dat in haar vermogen ligt. Er bestaat geen grond de gemeente de gelegenheid te geven haar verzoek tot ontbinding in te trekken, nu haar verzoek wordt ingewilligd en alleen de transitievergoeding wordt toegekend.
Uitspraak Rechtbank Overijssel, 25 april 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:2926