
Minister Van Hijum van SZW verwacht de kabinetsreactie op de verkenning vóór het zomerreces met de Tweede Kamer te kunnen delen.
Met de verkenning voert de minister de volgende moties en toezeggingen uit:
- De motie van de leden Van Kent en Patijn. Deze motie verzoekt de regering om onderzoek uit te voeren naar de gevolgen van het huidige minimumjeugdloon voor volwassenen, specifiek gericht op hun financiële stabiliteit en onafhankelijkheid, onderwijsdeelname en arbeidsmarktpositie, en de resultaten binnen drie maanden met de Kamer te delen.
- De toezegging om kritisch te kijken naar de veronderstellingen en uitgangspunten van het minimumjeugdloon en te kijken naar verschillende varianten voor het minimumjeugdloon.
- De toezegging van 14 januari 2025 aan de Eerste Kamer om het afschaffen van het minimumjeugdloon vanaf 18 jaar als beleidsoptie uit te werken.
Minimumjeugdloon sinds 1974
Het minimumjeugdloon heeft als doel een aanvaardbare beloning voor werknemers van 15 tot en met 20 jaar.
Het minimumjeugdloon bepaalt sinds 1974 welk loon werkgevers minimaal moeten betalen aan jeugdige werknemers. Op dit moment geldt het minimumjeugdloon voor werknemers van 15 tot en met 20 jaar.
Het doel van het minimumjeugdloon is om werknemers te verzekeren van een loon en een vakantiebijslag, waarvan het minimumloon gezien de algehele welvaartssituatie als aanvaardbare tegenprestatie voor de verrichte arbeid kan worden beschouwd.
Om te bepalen wat een aanvaardbare tegenprestatie is, is de afgelopen decennia onder andere gekeken naar de arbeids- en onderwijsdeelname van jongeren, en naar de toereikendheid van het minimumjeugdloon.
Minimumjeugdloon verschilt per leeftijd
Het minimumjeugdloon verschilt per leeftijd door middel van jeugdloonstaffels. Per 1 januari 2025 ligt het minimumjeugdloon tussen de € 4,22 (15 jaar) en € 11,25 (20 jaar). Het minimumloon voor 21 jaar en ouder bedraagt € 14,06 per uur. In naar schatting 43% van de onderzochte cao’s zijn jeugdlonen afgesproken die hoger liggen dan het wettelijke minimumniveau.
Een stelsel van een wettelijk minimumjeugdloon is op basis van internationale wetgeving niet verboden, mits er een juridisch houdbare rechtvaardiging is voor de verschillende minima voor verschillende leeftijdsgroepen.
Jongeren en minimumjeugdloonverdieners
Van de 1,25 miljoen personen van 15 t/m 20 jaar heeft ongeveer driekwart betaald werk. Het betreft overwegend deeltijd (87%) en deels voltijd werk (13%).
Jongeren verdienden gemiddeld boven het voor hen geldende wettelijke minimumjeugdloon in 2023.
Circa 155.000 jeugdigen werken voor een loon dat binnen een bandbreedte valt van twintig procent rond het geldende minimumloon
Ongeveer 70% van de minimumjeugdloonverdieners volgt onderwijs. En circa 77% van de minimumjeugdloonverdieners woont bij één of beide ouders.
Loonkosten voor werkgevers
Bovenop het bruto minimumjeugdloon betalen werkgevers extra loonkosten. Deze extra kosten bestaan uit vakantiegeld, premies voor werknemersverzekeringen, een inkomensafhankelijke zorgbijdrage en pensioenpremie. Deze extra loonkosten bedragen 32 tot 36 procent van het bruto minimumjeugdloon.
In supermarkten en de horeca werken relatief veel jongeren. In de cao voor de horeca zijn lonen afgesproken die 10 tot 15%-punten hoger liggen dan de percentages van het wettelijke minimumjeugdloon. De cao voor supermarkten is op het moment van schrijven van deze verkenning verstreken. Een nieuwe cao is nog niet afgesloten.
De verstreken cao bevat lonen voor 18-, 19- en 20-jarigen die onder het niveau van het minimumjeugdloon liggen. In de praktijk zijn supermarkten voor deze leeftijden gebonden aan het minimumjeugdloon.
Internationale vergelijking
Van de 27 EU-lidstaten hebben 22 lidstaten een wettelijk minimumloon. Negen lidstaten, waaronder Nederland, kennen een lager minimumloon voor speciale groepen van de bevolking, vooral de groep jongste werknemers (zeven lidstaten). Buiten de EU kennen onder meer Australië, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten een minimumjeugdloon.
Het minimumjeugdloon is in Nederland lager dan in naburige landen met een minimumjeugdloon. Dit geldt voor de bedragen in euro per uur, en ook voor de percentages van het reguliere minimumloon.
Signalen uit de praktijk
Vakbonden vinden het minimumjeugdloon oneerlijke concurrentie op leeftijd. Zij zien dat jongeren van 18 tot 20 jaar niet kunnen rondkomen door het minimumjeugdloon. Zij stellen dat voor hetzelfde werk, hetzelfde verdiend moet worden.
Werkgevers kijken verschillend naar het minimumjeugdloon. Werkgevers die veel met jeugdige werknemers werken geven aan jongeren ‘werkfit’ te maken en geven jongeren de kans om de eerste stappen op de arbeidsmarkt te maken. Sommige werkgevers die weinig jeugdige werknemers hebben terwijl concurrenten dit wel hebben, geven aan het minimumjeugdloon als oneerlijke concurrentie te ervaren. Tot slot is er een aanzienlijke groep werkgevers die weinig jeugdige werknemers in dienst heeft en weinig met het minimumjeugdloon te maken heeft.
De jongeren vinden het minimumjeugdloon over de gehele linie laag. Of het minimumjeugdloon toereikend is voor een jongere hangt af van de financiële verplichtingen van een jongere en de bijdrage die zijn ouders hieraan leveren. De jongeren begrijpen dat er binnen het minimumjeugdloon gedifferentieerd wordt naar leeftijd, maar zijn kritisch over de manier waarop dit wordt gedaan.
Minimumjeugdloon bbl
Voor leerlingen van 18 tot 20 jaar in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) geldt een lager minimumjeugdloon door een aparte bbl-staffel.
Deze variatie voor het minimumloon van leerlingen in de bbl is ingevoerd om het aanbod door werkgevers van leerwerkplekken voor bbl-studenten te stimuleren.
In de bbl is relatief veel uitval van jongeren van 18 tot 20 jaar die ongediplomeerd aan het werk gaan.
Uit onderzoek blijkt dat de bbl-variatie, met het loonverschil, zorgt voor een prikkel waarbij 18-, 19- en 20-jarigen in de bbl geneigd zijn om hun leerbaan om te zetten in een reguliere baan.
Vanwege de krapte op de arbeidsmarkt en de grote vraag naar geschoolde vakmensen vinden bbl-studenten zowel tijdens als na hun opleiding snel een geschikte (leer)baan.
Door arbeidsmarktkrapte zijn werkgevers bereid in leerwerkplekken te investeren om nieuwe vakmensen op te opleiden en aan zich binden. Er is de laatste jaren een tekort aan studenten in plaats van leerwerkplekken.
Uit onderzoek naar maatregelen om de studiekeuze van (toekomstige) studenten te beïnvloeden, blijkt dat verhoging van het salaris voor bbl-studenten een positief effect heeft op de aantrekkelijkheid van bbl-opleidingen.
Rapport verkenning wettelijk minimumjeugdloon
Jeugdloon afgeschaft?
Bijna de helft van de Nederlanders (45%) vindt dat jongeren worden uitgebuit door het huidige jeugdloonstelsel. Dat blijkt uit een enquête van Onderneming.nl onder 1.000 respondenten.
Vakbonden en jongerenorganisaties, zoals FNV Young & United en CNV Jongeren, pleiten al langer voor een verhoging van het jeugdloon naar het niveau van het reguliere minimumloon.
Ook in de ondernemerswereld speelt de discussie over het jeugdloon. Erik Ziengs, voorzitter van branchevereniging Ondernemend Nederland, ziet het probleem vooral spelen bij grote ketens zoals supermarkten.
“Mocht het jeugdloon op de schop gaan, dan zal de gemiddelde ondernemer daar niet zo’n last van hebben, aangezien hij in de meeste gevallen al goed voor zijn personeel zorgt en juist investeert in zijn 18-jarige fulltimer met een volwaardig loon.”