Volgens werkneemsters doen zij hetzelfde werk. De kantonrechter wijst de vorderingen af, omdat de functie van werkneemsters niet is veranderd, zij niet in een andere, hogere salarisschaal ingedeeld hoeven te worden, en er geen sprake is van gelijke arbeid.
Geen recht op hoger loon
Werkneemsters vinden dat zij hetzelfde loon moeten ontvangen als hun collega’s met een lesbevoegdheid. Volgens hen hebben zij namelijk dezelfde functie en doen zij dezelfde werkzaamheden.
Werkneemsters hebben een primaire, subsidiaire en meer subsidiaire grond aangevoerd op basis waarvan zij een verklaring voor recht vorderen dat de werkgever hen niet het juiste loon heeft betaald. Zij vorderen in het verlengde daarvan betaling van het volgens hen achterstallige loon. De kantonrechter wijst de vorderingen af, omdat geen van de drie gronden slaagt. Hierna wordt toegelicht waarom.
Functie werkneemsters wijzigen in ‘Leraar’
Werkneemsters vragen primair een verklaring voor recht dat de werkgever niet het juiste loon heeft toegepast door niet de indeling toe te passen die voor hen behoort te gelden of anders door de hoogte van het loon niet gelijk te stellen met deze indeling.
Volgens werkneemsters vallen hun werkzaamheden onder de functie ‘leraar met de taak ambulante dienstverlening’ en moeten zij ook het salaris ontvangen dat bij die functie hoort. Zij stellen (zo begrijpt de kantonrechter) dat hun functie in de loop der jaren is gewijzigd, dat zij in de categorie Leraar uit de cao moeten worden ingedeeld en dat de werkgever dat ten onrechte niet heeft gedaan, terwijl hun collega’s met lesbevoegdheid wel in die andere (hogere) salarisschaal zijn ingedeeld.
Nergens blijkt dat functie werkneemsters is gewijzigd
De kantonrechter volgt deze stelling van werkneemsters niet. Nergens uit blijkt dat de functie van werkneemsters na 2014 aldus is gewijzigd dat deze in de categorie Leraar moet worden ingedeeld. De functie Ambulant Dienstverlener is in het kader van een beleidswijziging zelfs komen te vervallen en werkneemsters moesten aanvankelijk kiezen voor een andere functie. De werkgever heeft uitgelegd dat binnen de onderwijsgerelateerde ambulante dienstverlening wordt toegewerkt naar een situatie dat dit alleen nog door werknemers met een lesbevoegdheid wordt gedaan.
Lesbevoegdheid
De functie Ambulant Dienstverlener bestaat nu alleen nog voor (een aantal) werkneemsters en wordt uitgefaseerd. De werkgever vindt het belangrijk dat een ambulant dienstverlener die in een klas komt kijken, die klas ook zelf kan overnemen van de leraar. Dat kan alleen als de ambulant dienstverlener een lesbevoegdheid heeft.
Werkgever mag zelf beleid bepalen en wijzigen
Werkneemsters zijn het kennelijk niet eens met dit door de werkgever gehanteerde beleid, maar het is niet aan hen om dit te bepalen. De werkgever heeft als werkgever de vrijheid om dit beleid te bepalen en te wijzigen, en dat is gebeurd, in samenspraak en met instemming van de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad.
Voor zover werkneemsters stellen dat de werkgever op haar beleidswijziging is teruggekomen door de functie niet te laten vervallen, gaat dat niet op. De werkgever heeft de functie immers alleen voor werkneemsters nog in stand gehouden en de bedoeling is nog steeds dat de functie uiteindelijk niet meer bestaat.
Keuze gemaakt om Pabo-opleiding niet te volgen
Werkneemsters hebben verder meerdere keren de keuze gekregen om de benodigde scholing (de Pabo- opleiding) op kosten van de werkgever te volgen om de lesbevoegdheid te halen. Daarbij heeft de werkgever laten weten dat werkneemsters al vanaf het moment dat zij zouden starten met de Pabo opleiding konden worden ingedeeld in de salarisschaal die hoort bij de functie Leraar. Werkneemsters hebben de keuze gemaakt om de opleiding niet te doen. Dat staat hen vrij, maar daardoor zijn zij bewust niet meegegaan in de beleidswijziging van de werkgever.
Master SEN is geen Pabo-opleiding
Hoewel werkneemsters allemaal de master SEN (Special Educational Needs) hebben gevolgd en afgerond, is dat, anders dan zij stellen, niet hetzelfde als de Pabo-opleiding. Alleen de Pabo-opleiding geeft een op grond van de wet relevant getuigschrift af aan een leraar en geeft daarmee de lesbevoegdheid die benodigd is om in de categorie Leraar van de cao te worden ingedeeld. Die lesbevoegdheid hebben werkneemsters niet gekregen door de master SEN af te ronden.
Cao-wijziging
Van belang is ook dat het verschil in salaris tussen werkneemsters en de werknemers met lesbevoegdheid pas is ontstaan doordat de cao in 2018 is gewijzigd. Pas door de cao-wijziging die een opwaardering van de functie van leraar inhield zijn medewerkers van de werkgever in de categorie Leraar (diegenen met bestaande lesbevoegdheid en diegenen die anders dan werkneemsters wél besloten hebben de Pabo opleiding te gaan volgen) meer gaan verdienen. Dat is gevolg van keuzes van de cao-partijen en dat lag buiten de macht van de werkgever.
Zonder lesbevoegdheid niet in te delen in salarisschaal leraren
De werkgever heeft in dat kader ook gewezen op de e-mail van een door haar ingeschakelde FUWA-PO deskundige, waarin de deskundige schrijft dat het niet mogelijk is om zonder een lesbevoegdheid in de salarisschalen voor leraren ingedeeld te worden. Voor zover werkneemsters in dezelfde salarisschaal als hun collega’s met de functie Leraar willen worden ingedeeld, is dat op grond van de cao dus niet mogelijk.
Salarisschaal sluit aan bij werkzaamheden werkneemsters
Ook de stelling dat werkneemsters in dat geval in een hogere OOP-salarisschaal moeten worden ingedeeld, wordt niet gevolgd. De werkgever heeft de functie van werkneemsters (opnieuw) door een FUWA-PO deskundige laten toetsen, en deze heeft vastgesteld dat OOP-salarisschaal 10 passend is voor deze functie. Werkneemsters hebben hiertegen geen beroep ingesteld bij de Landelijke Bezwarencommissie Functiewaardering PO, en ook niet eerder tegen het in 2020 geïmplementeerde functiegebouw of tegen het besluit in 2023 om de functie van werkneemsters te handhaven zoals die was in salarisschaal 10. De kantonrechter moet er op grond van dit alles vanuit gaan dat deze salarisschaal aansluit bij de werkzaamheden van werkneemsters.
Werkgever hoeft niet te zorgen voor actuele functie-indeling
Subsidiair vragen werkneemsters om een verklaring voor recht dat de werkgever niet het juiste loon heeft toegepast door niet te voldoen aan de verplichting om te zorgen voor een actuele functie-indeling en overeenkomstige betaling op grond van de cao.
Op grond van artikel 5.6 van de cao was de werkgever verplicht voor 1 augustus 2020 het functiegebouw te actualiseren voor de functies in de categorieën onderwijsondersteunend personeel en directie, te overwegen of nieuwe functiebeschrijvingen nodig waren en zo nodig te besluiten welke functiebeschrijving wordt gehanteerd.
Nieuw generiek functiegebouw
De kantonrechter wijst ook deze grond voor de verklaring voor recht af. De werkgever heeft immers aan de verplichting uit de cao voldaan. De werkgever is vanaf 2017 bezig geweest met het heroverwegen van het functiegebouw en heeft in 2020 een nieuw generiek functiegebouw geïmplementeerd.
Werkneemsters in functie nog gedoogd met behoud salaris
De functie van werkneemsters is niet meegenomen in dit nieuwe functiegebouw, omdat deze functie is komen te vervallen en alleen werkneemsters – die zelf niet wilden kiezen – nog in deze functie worden gedoogd met behoud van hun huidige salaris. de werkgever heeft dit besluit in overleg met de Medezeggenschapsraad genomen en die is daar kennelijk ook mee akkoord gegaan.
Nieuwe functiebeschrijving niet nodig
De werkgever heeft bovendien uitgelegd dat de functieomschrijving van de functie Ambulant Dienstverlener uit 2010 nog steeds voldoet en dat de OOP-salarisschaal 10 hierop aansluit. Dat heeft de werkgever (zoals gezegd) laten toetsen door een FUWA-PO deskundige. Daarom blijft de werkgever deze omschrijving en de daarbij behorende salarisschaal hanteren, wat ook op grond van de cao mogelijk is. De werkgever moet namelijk slechts overwegen of een nieuwe functiebeschrijving nodig is; hij is niet verplicht voor alle functies een nieuwe beschrijving te maken.
Geen sprake van gelijke arbeid
Meer subsidiair vorderen werkneemsters de verklaring voor recht op de grond dat de werkgever niet het juiste loon heeft toegepast door niet te voldoen aan de norm van artikel 7:611 BW om gelijk arbeid gelijk te belonen.
Bij de beoordeling of de werkgever in strijd met het goed werkgeverschap in de zin van artikel 7:611 BW heeft gehandeld door werkneemsters niet hetzelfde loon te betalen als hun collega’s met lesbevoegdheid, moet onder meer worden meegenomen (maar is niet van doorslaggevende betekenis) het beginsel dat gelijke arbeid in gelijke omstandigheden op gelijke wijze moet worden beloond.
Voor de vraag of sprake is van gelijk arbeid, is niet alleen de verrichte arbeid zelf van belang, maar ook andere factoren zoals opleiding, ervaring en geschiktheid voor een andere functie.
Onvoldoende onderbouwing
Werkneemsters hebben volgens de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat sprake is van gelijke arbeid. Zij hebben weliswaar uitgelegd dat de werkzaamheden die zij feitelijk uitvoeren nagenoeg hetzelfde zijn als de werkzaamheden van hun collega’s met lesbevoegdheid, maar dat is onvoldoende voor de conclusie dat er sprake is van gelijke arbeid. Andere factoren spelen immers ook een rol.
Breder inzetbaar met lesbevoegdheid
De werknemers in de functie Leraar hebben een andere opleiding gedaan, namelijk de Pabo-opleiding, waarmee zij de lesbevoegdheid hebben gehaald. Vanwege die lesbevoegdheid zijn zij breder inzetbaar dan werkneemsters, zowel in de klas – zij kunnen immers ook zelfstandig voor de klas staan – als binnen de organisatie van de werkgever. Dat vindt de werkgever belangrijk en dat is mede reden dat de werkgever het beleid in 2014 heeft gewijzigd. Bovendien kunnen de werknemers met een lesbevoegdheid vanwege hun opleiding de wettelijke verantwoording dragen voor de onderwijsgerelateerde werkzaamheden die zij uitvoeren.
Verschil in beloning niet onaanvaardbaar
Voor zover wel zou moeten worden geoordeeld dat sprake is van gelijke arbeid, bijvoorbeeld omdat in de praktijk niet of niet vaak voorkomt dat de klas wordt overgenomen door de Ambulant Dienstverlener, is het verschil in beloning naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in dit geval niet onaanvaardbaar.
Het gaat om een terughoudende toets en dat geldt eens te meer als de ongelijke beloning voortvloeit uit een cao, omdat dan het beginsel van vrijheid van onderhandelen over arbeidsvoorwaarden in het geding is.
Werkgever geen invloed op wijziging cao
Het verschil in beloning vloeit in dit geval voort uit de cao die in 2018 is gewijzigd. Daar heeft de werkgever geen invloed op gehad. Bovendien heeft de werkgever werkneemsters al sinds 2014 de mogelijkheid geboden om de lesbevoegdheid te halen op zijn kosten. Daardoor hadden zij ook de functie Leraar kunnen uitoefenen en daarbij zelfs al bij start van de opleiding worden ingedeeld in de daarbij behorende salarisschaal.
Geen mindere waardering
Werkneemsters hebben verteld dat zij zich vanwege het verschil in salaris minder gewaardeerd voelen dan hun collega’s met lesbevoegdheid. De kantonrechter kan dat gevoel enigszins begrijpen, maar dat verandert de juridische beoordeling niet. Bovendien heeft de werkgever tijdens de zitting benadrukt dat geen sprake is van geen of mindere waardering voor werkneemsters.
De werkgever wilde graag dat werkneemsters bij haar in dienst bleven en had gehoopt dat zij kozen voor een van de functies in het functiehuis. Omdat zij dat niet wilden heeft de werkgever juist voor hen en louter voor hen nog de functie Ambulant Dienstverlener in stand gehouden.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 6 november 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:6136