De werkgever heeft vanaf het moment dat de werknemer zich ziek heeft gemeld, veel minder loon aan de werknemer betaald dan daarvoor. Ook in de periode vóór haar ziekmelding heeft zij te weinig loon van de werkgever ontvangen. De werknemer heeft recht op achterstallig loon, zo oordeelt de kantonrechter.
Wat speelt er in deze zaak?
De werknemer is op 1 maart 2022 bij de werkgever in dienst getreden als “helpende plus” op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van zeven maanden. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Verzorging Verpleging en Thuiszorg van toepassing. Het destijds overeengekomen uurloon bedraagt € 13,27 bruto exclusief 8% vakantiebijslag. De arbeidsovereenkomst vermeldt dat de arbeidsduur 11 uur per week bedraagt.
De arbeidsovereenkomst is steeds stilzwijgend voortgezet en als gevolg daarvan is de werknemer nu bij de werkgever in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
De werkgever heeft tot nu toe nooit een eindejaarsuitkering aan de werknemer betaald.
Nachtdiensten
De werknemer werkt in nachtdiensten. Deze diensten beginnen normaliter om 21.00 uur en eindigen meestal om 8.00 uur of 9.00 uur. Een dienst duurt dus normaliter 11 / 12 uur.
Met ingang van 1 januari 2024 betaalt de werkgever aan de werknemer het loon op basis van een uurloon van € 13,60.
In de periode januari tot en met mei 2024 heeft de werknemer het volgende aantal diensten gewerkt:
- Januari: 17
- Februari: 16
- Maart: 18
- April: 20
- Mei 15.
De werkgever heeft aan de werknemer in de maanden januari tot en met mei 2024 loonspecificaties verstrekt. Het op die specificaties vermelde loon heeft de werkgever aan de werknemer betaald. Die loonbetalingen variëren in hoogte. De laagste loonbetaling was die van februari: € 1.262,16 netto.
De werknemer heeft zich op 24 mei 2024 ziekgemeld.
Met ingang van juni 2024 heeft de werkgever aan de werknemer telkens € 556,55 netto per maand betaald. De werkgever heeft van die loonbetalingen geen bruto/netto specificaties aan de werknemer verstrekt.
Te weinig loon
Sinds juni 2024 corresponderen partijen over de hoogte van het loon van de werknemer. De werknemer heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat zij vanaf haar ziekmelding in mei 2024 recht heeft op veel meer loon dan dat de werkgever aan haar betaald heeft. Verder heeft zij aangevoerd dat zij over de periode vóór haar ziekmelding veel te weinig loon ontvangen heeft.
In reactie hierop heeft de werkgever geen nabetalingen verricht. Daarnaast is de werkgever blijven volharden in de betaling van een loon van € 556,55 netto per maand. Ook laatstelijk (in september 2024) heeft de werkgever dit loonbedrag aan de werknemer betaald.
Vast staat dat de werkgever vanaf het moment dat de werknemer zich ziek heeft gemeld, veel minder loon aan de werknemer betaald heeft dan daarvoor. Het gemiddelde inkomen van de werknemer is daardoor met (meer dan) € 700 netto per maand gedaald. Op grond van deze inkomensdaling is het voldoende aannemelijk dat de werknemer een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen.
Ook op grond van het betoog van de werknemer dat zij in de periode voor haar ziekmelding veel te weinig loon van de werkgever ontvangen heeft, is het aannemelijk dat de werknemer een spoedeisend belang heeft. Dit is door de werkgever ook niet betwist.
Te weinig loon januari t/m mei 2024
Vast staat dat de werknemer in de periode januari 2024 tot en met mei 2024 het aantal diensten per maand heeft gewerkt. Verder staat vast dat de diensten die de werknemer steeds heeft gewerkt op basis van art. 4.3.2. van de cao zijn aan te merken als slaap- of aanwezigheidsdiensten.
De werknemer stelt dat zij per dienst:
- tussen 21.00 en 23.00 werkzaamheden verricht (cliënten verzorgen, gereed maken voor naar bed te gaan, afhandelen medicatie e.d.);
- in de nacht minimaal één keer werkzaamheden moet verrichten omdat cliënten dan wakker worden of naar het toilet moeten;
- vanaf ongeveer 7.00 uur ’s morgens tot 8.00 uur werkzaamheden verricht (in verband met het ontwaken van de cliënten, ontbijt maken, verzorgen van medicijnen e.d.).
De werkgever heeft deze stellingen over de wijze waarop de werknemer haar diensten verrichtte allemaal niet betwist zodat de kantonrechter er vanuit gaat dat die stellingen juist zijn.
De werknemer heeft gespecificeerd welke consequentie bovenstaande invulling van haar diensten heeft voor de wijze waarop de hoogte van het loon berekend had moeten worden door de werkgever. De werknemer heeft zich daarbij gebaseerd op art 4.3.2. en 4.4. van de cao. Ook hiertegen heeft de werkgever geen verweer gevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer op correcte wijze weergegeven heeft op welke wijze de hoogte van haar loon berekend moet worden krachtens de cao.
Verder staat vast dat op grond van de cao het loon van de werknemer per 1 januari 2024 € 14,47 bruto moet bedragen en dat het minimumloon per die datum € 13,27 bruto per uur bedraagt.
Op basis van voornoemde uitgangspunten heeft de werknemer becijferd dat zij gemiddeld per dienst van 11 uur recht heeft op € 176,10 brutoloon. Die berekening komt de kantonrechter juist voor.
€ 8.242,52 bruto te weinig loon betaald
Op grond van het aantal diensten dat de werknemer (onbetwist) heeft gewerkt in de periode januari tot en met mei 2024 heeft de werkgever over die periode € 8.242,52 bruto te weinig loon (inclusief vakantiebijslag) betaald. Dit bedrag wordt toegewezen omdat het daartegen gevoerde verweer van de werkgever op basis van onderstaande overwegingen geen doel treft.
Loonspecificaties
De werkgever heeft aangevoerd dat hij op verzoek van de werknemer het loon op basis van de overeengekomen arbeidsomvang op de bankrekening van de werknemer betaald heeft en dat de meer-uren (buiten de loonadministratie om) contant zijn uitbetaald of zijn betaald aan de dochter van de echtgenoot van de werknemer. Dit verweer treft geen doel, want het loon is in 2024 niet (meer) op deze wijze betaald. De werknemer heeft namelijk gesteld dat het loon aan haar in 2024 alleen is betaald conform de door haar overgelegde loonspecificaties en de werkgever heeft dat niet betwist.
De betalingen zoals vermeld in de loonspecificaties van januari tot en met mei 2024 heeft de werknemer verwerkt in haar berekening van de hoogte van het achterstallig loon. De werkgever heeft zonder nadere toelichting producties overgelegd die kennelijk zien op betalingen van het loon van de werknemer. Een groot deel van die betalingen zijn echter verricht in 2023 en houden dus geen verband met de vordering van het achterstallige loon met ingang van 1 januari 2024.
Enkele loonbetalingen hebben wel betrekking op de periode januari tot en met mei 2024, maar onduidelijk is wat de werkgever met het overleggen van de producties heeft beoogd.
De werknemer heeft de betalingen van de werkgever in mindering gebracht bij de berekening van het achterstallig loon en de werkgever heeft niet gesteld dat de werknemer daarbij van onjuiste bedragen is uitgegaan.
Recht op hoger loon volgens cao
De werkgever voert aan dat hij het loon van de werknemer steeds heeft uitbetaald op basis van de door de werknemer verstrekte gegevens. De werknemer stuurde haar WhatsAppberichten waarin zij haar gewerkte uren doorgaf en daarbij ook het bedrag dat betaald moest worden, wat de werkgever vervolgens deed. Dit verweer kan de werkgever niet baten aangezien de werknemer op basis van de cao nu eenmaal recht heeft op een veel hoger loon dan het loon dat de werkgever aan haar uitbetaalde.
Het is bovendien de verantwoordelijkheid van de werkgever om op een juiste wijze toepassing te geven aan de geldende cao en om een deugdelijke uren- en salarisadministratie bij te houden.
Loon juni t/m augustus 2024
Voor wat betreft de hoogte van het loon over de periode juni tot en met augustus 2024 doet de werknemer een beroep op art. 7:610b BW. Zij stelt namelijk dat uitgegaan moet worden van een vermoeden van de arbeidsomvang van 194 uur. De kantonrechter stelt vast dat dit iets minder is dan het gemiddelde van de gewerkte uren in de drie maanden vóór juni 2024.
Urenomvang van 194 uur per maand
De werkgever heeft daartegen aangevoerd dat kan worden uitgegaan van 143 uur per maand. Een gemotiveerde betwisting van de door de werknemer gestelde urenomvang is dit echter niet. De kantonrechter gaat daarom uit van een urenomvang van 194 uur per maand.
Bij een dienst die gebruikelijk (voordat de werknemer zich ziekmeldde) 11 uur duurt, bedraagt het loon per maand dan € 3.105,76 bruto. De werknemer stelt dat zij vanaf haar ziekmelding minimaal recht heeft op betaling van dit loon. De kantonrechter oordeelt dat deze stelling juist is.
Toeslagen tellen mee
Het daartegen gevoerde verweer van de werkgever dat toeslagen wegens werkzaamheden in de avond en de nacht tijdens ziekte niet doorbetaald hoeven te worden, moet namelijk worden verworpen. Uit art. 7.2.1. van de cao volgt immers dat die toeslagen wel degelijk meetellen bij de vaststelling van de hoogte van het loon tijdens ziekte.
Vast staat dat de werknemer in de maanden juni tot en met augustus 2024 maandelijks
€ 556,55 netto aan loon van de werkgever ontvangen heeft. De werknemer heeft van de werkgever geen loonspecificaties ontvangen, zodat onduidelijk is wat het bruto-equivalent van deze betaling is.
Achterstallig loon
Tegen de stelling van de werknemer dat uitgegaan kan worden van een brutobedrag van € 610 heeft de werkgever geen verweer gevoerd. Het brutobedrag van € 610 komt de kantonrechter plausibel voor. Hieruit volgt dat aan achterstallig loon over de maanden juni tot en met augustus 2024 een bedrag van € 2.495,76 (€ 3.105,76 – € 610) per maand wordt toegewezen. Dit komt overeen met het gevorderde bedrag van € 7.487,28 (3 x € 2.495,76).
De maximale wettelijke verhoging over het achterstallige loon over de periode januari tot en met augustus 2024 bedraagt € 7.864,90. Ook dit bedrag wordt toegewezen.
Eindejaarsuitkering
Niet in geschil is dat de werknemer jaarlijks in november op grond van de cao recht heeft op betaling van een eindejaarsuitkering van 8,33% van het jaarloon. Evenmin is in geschil dat de werkgever tot op heden nooit een eindejaarsuitkering aan de werknemer betaald heeft. Ook de gevorderde betaling van de eindejaarsuitkering wordt toegewezen.
Loonstroken met dwangsom
Tegen de vordering van de werknemer om de werkgever te veroordelen om (herstel)loonstroken te verstrekken, heeft de werkgever geen afzonderlijk verweer gevoerd. Dit onderdeel inclusief de daarmee samenhangende dwangsom is eveneens toewijsbaar.
Wettelijke rente en proceskosten
De wettelijke rente over het achterstallig loon, de wettelijke verhoging en de eindejaarsuitkering wijst de kantonrechter toe vanaf de afzonderlijke data van verzuim tot de dag van betaling.
De werkgever wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding
Uitspraak Rechtbank Limburg, 30 september 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:6756