
Deze procedure heeft betrekking op de arbeidsovereenkomst van een pakketbezorger. In de arbeidsovereenkomst is een ontbindende voorwaarde opgenomen en de werkgever heeft daar een beroep op gedaan. Centraal staat de vraag of de arbeidsovereenkomst door het inroepen van de ontbindende voorwaarde is geëindigd. Volgens de kantonrechter is dit het geval.
Bij uitzondering geldig
Gelet op de voor het gesloten stelsel van het ontslagrecht zo kenmerkende bescherming van de werknemer, is een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst slechts bij uitzondering geldig.
Het opnemen van een ontbindende voorwaarde is mogelijk als de voorwaarde geen strijdigheid oplevert met het stelsel van het ontslagrecht, de vervulling van de ontbindende voorwaarde objectief wordt bepaald en aan de arbeidsovereenkomst na het intreden van de voorwaarde geen invulling meer kan worden gegeven.
Beschikken over geldig rijbewijs
In artikel 9 van de arbeidsovereenkomst is bepaald:
“Werknemer moet beschikken over een geldig rijbewijs categorie B voor het kunnen uitoefenen van zijn werkzaamheden. Mocht werknemer na aanvang van het dienstverband om welke reden dan ook niet meer beschikken over een geldig rijbewijs categorie B dan komt de arbeidsovereenkomst per direct te vervallen. In dat geval kan de werknemer zich niet beroepen op de opzegtermijn.”
De werknemer heeft op 2 april 2024 tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden met de bestelbus van de werkgever een verkeersongeval veroorzaakt. De politie is op de plek van het ongeval geweest en heeft het ongeval onderzocht. Op het schadeformulier heeft de politie ingevuld dat het rijbewijs van de werknemer geldig was tot 23 augustus 2023.
Duidelijk en concreet beschreven
De kantonrechter is van oordeel dat de ontbindende voorwaarde van artikel 9 uit de arbeidsovereenkomst van de werknemer en de werkgever voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden. In de betreffende bepaling uit de arbeidsovereenkomst staat duidelijk en concreet beschreven waar de werknemer aan moet voldoen. Hij moet namelijk beschikken over een geldig rijbewijs B.
Geldig beding
Hoewel de werknemer opwerpt dat in het beding niet staat beschreven wat er wordt bedoeld met een geldig rijbewijs, is de kantonrechter van oordeel dat dit verweer niet in de weg staat aan de geldigheid van het beding. Het is in Nederland immers strafbaar om te rijden met een verlopen rijbewijs en wie rijdt met een verlopen rijbewijs is ook niet verzekerd.
Intreden voorwaarde objectief bepaald
De geldigheid van het rijbewijs is verder geen omstandigheid waar de werkgever invloed op kan uitoefenen. De voorwaarde uit de arbeidsovereenkomst voldoet daarmee aan het vereiste dat het intreden van de voorwaarde objectief wordt bepaald.
De werkgever heeft verder betoogd dat het rijden in de bestelbus van de werkgever een hoofdbestanddeel uitmaakt van de overeengekomen werkzaamheden, zodat na het intreden van de voorwaarde geen zinvolle invulling meer kan worden gegeven aan de arbeidsovereenkomst. Volgens de kantonrechter slaagt dit betoog van de werkgever.
Kon de voorwaarde worden ingeroepen?
De werkgever heeft de ontbindende voorwaarde ingeroepen bij brief van 6 juni 2024. De werknemer heeft aangevoerd dat de werkgever op dat moment geen beroep (meer) kon doen op de ontbindende voorwaarde van artikel 9 van de arbeidsovereenkomst. Volgens de werknemer staat daaraan in de weg dat er aan de kant van de werknemer sprake was van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte.
Ook zou de werkgever al langer hebben geweten dat het rijbewijs van de werknemer was verlopen zonder in te grijpen. Daarnaast zou de werkgever op 6 juni 2024 te laat zijn met het inroepen van de voorwaarde.
Opzegverbod bij ziekte
De werknemer doet een beroep op het opzegverbod bij ziekte en stelt dat dit eraan in de weg staat dat de werkgever een rechtsgeldig beroep kan doen op de ontbindende voorwaarde. Dit beroep slaagt niet.
Weliswaar staat tussen partijen vast dat de werknemer zich eind april 2024 heeft ziekgemeld, maar het opzegverbod bij ziekte heeft in dit geval geen invloed op de beëindiging van het dienstverband. In dit geval is immers geen sprake van een opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, maar gaat het om het inroepen van een ontbindende voorwaarde. Op het moment dat de voorwaarde wordt ingeroepen, treedt het daarbij behorende rechtsgevolg in.
Eerdere situaties zonder rijbewijs
De werknemer stelt dat er al eerder, in 2022, een situatie was waarin hij geen rijbewijs had. De werkgever zou toen hebben toegestaan dat de partner van de werknemer meereed op de ritten voor de werkgever, zodat de werknemer zijn werk kon blijven uitvoeren. Hij kon namelijk niet worden gemist in verband met drukte bij de werkgever. Omdat de werkgever toen instemde met een andere oplossing, kan de werkgever nu niet met succes een beroep doen op de ontbindende voorwaarde uit de arbeidsovereenkomst.
Volgens de kantonrechter slaagt dit betoog van de werknemer niet. De werknemer gaat er namelijk aan voorbij dat er in 2022 sprake was van een andere situatie. De werkgever heeft daarover onweersproken aangevoerd dat het toen ging om een periode waarin een ontzegging van de rijbevoegdheid van de werknemer gold. En daar komt bij dat de werknemer toen werkte op grond van een andere arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst waar het nu om gaat is na die tijd tussen partijen overeengekomen en ingegaan, namelijk op 1 augustus 2023.
Bekendheid werkgever met verlopen rijbewijs
De arbeidsovereenkomst waarover het gaat in deze procedure is ingegaan op 1 augustus 2023 en is volgens die overeenkomst op 1 juli 2023 door partijen ondertekend. Op dat moment was het rijbewijs van de werknemer nog geldig. Het rijbewijs van de werknemer was volgens de aantekening van de politie op het schadeformulier verlopen sinds 23 augustus 2023.
Volgens de werknemer was de werkgever er al eerder mee bekend dat het rijbewijs van de werknemer was verlopen, maar de werkgever heeft dat betwist. De werkgever stelt dat hij dit pas na het ongeval op 2 april 2024, toen hem het schadeformulier onder ogen kwam, wist. Het had daarom op de weg van de werknemer gelegen om nader toe te lichten hoe en wanneer hij zijn werkgever daarover heeft geïnformeerd, maar dat heeft hij nagelaten.
Partner werknemer reed ook
De werknemer heeft alleen gewezen op een periode in het najaar van 2023 waarin de partner van de werknemer heeft gereden om pakketten te bezorgen. Volgens de werknemer zou dat zijn gebeurd vanwege het probleem met zijn rijbewijs, maar de werkgever heeft dat betoog gemotiveerd weersproken. De werkgever heeft namelijk erkend dat de partner van de werknemer in het najaar heeft gereden, maar heeft aangevoerd dat de reden daarvoor het drukke bezorgschema was.
De kantonrechter oordeelt dat de werkgever voldoende heeft onderbouwd dat de partner van de werknemer in het najaar van 2023 heeft geholpen in verband met drukte en dat dit geen verband hield met bekendheid met het feit dat het rijbewijs van de werknemer was verlopen. Dat laatste heeft de werknemer in het licht van die onderbouwing niet aannemelijk gemaakt.
Geen duidelijk en concreet antwoord
Omdat uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden niet kan worden afgeleid dat de werkgever op de hoogte was van het feit dat het rijbewijs van de werknemer verlopen was, heeft de kantonrechter op de mondelinge behandeling concreet aan de werknemer gevraagd wanneer hij de werkgever van dit feit op de hoogte heeft gesteld. De werknemer heeft daarop slechts vaag een antwoord gegeven. Een duidelijk en concreet antwoord van hem is uitgebleven.
Rijbewijs scannen
Op de mondelinge behandeling is verder aandacht besteed aan de dagelijkse procedure van het scannen van het rijbewijs aan het begin van de bezorgritten. Volgens de werknemer zou de werkgever in verband daarmee wel geweten moeten hebben van de vervaldatum van zijn rijbewijs, maar de werkgever heeft dat betwist.
De werkgever heeft onweersproken toegelicht dat het scannen van het rijbewijs van de chauffeur plaatsvindt op het adres van de opdrachtgever en dat het gaat om een procedure van dat bedrijf. De werkgever krijgt echter geen inzicht in de (gemaakte) scans en kennelijk is er bij het bedrijf, naar de werkgever heeft gesteld, geen controle op de datum waarop het rijbewijs verloopt en dus verlengd moet worden.
Nu de werkgever in het geheel niet betrokken is bij de scanprocedure, die plaatsvindt bij het bedrijf, kan volgens de kantonrechter aan de werkgever niet worden tegengeworpen dat hij bij het scannen van het rijbewijs van de werknemer had moeten opmerken dat dit was verlopen. Overigens is wel gebleken dat de werknemer zelf op de hoogte was van het feit dat zijn rijbewijs verlopen was.
Is ontbindende voorwaarde tijdig ingeroepen?
De werkgever heeft de ontbindende voorwaarde ingeroepen bij brief van 6 juni 2024 van haar gemachtigde. Volgens de werknemer is dat te laat en had het inroepen van die voorwaarde onverwijld, dat wil zeggen kort na 2 april 2024 moeten plaatsvinden om werking te kunnen hebben. De kantonrechter volgt dit betoog van de werknemer niet.
Voorop staat dat het hier niet gaat om een ontslag op staande voet. Daarvoor gelden wettelijke vereisten, zoals een dringende reden en onverwijldheid van het ontslag en van de mededeling daarvan. Die vereisten zijn niet op deze situatie van toepassing.
De werkgever wist niet van het verlopen zijn van het rijbewijs van de werknemer. Dat feit kwam pas aan het licht toen de werknemer betrokken raakte bij het ongeval op 2 april 2024. De politie heeft toen op het schadeformulier ingevuld dat het rijbewijs van de werknemer geldig was tot 23 augustus 2023.
Op non-actief gesteld
De werkgever heeft toegelicht dat hij in reactie daarop de werknemer op non-actief heeft gesteld en dat hij vervolgens heeft geprobeerd om met de werknemer in gesprek te komen over de feiten rond het ongeval. De werkgever deed dit om geen overhaaste conclusies te trekken. Toen dat gesprek uitbleef omdat de werknemer keer op keer de afspraak voor een gesprek heeft afgezegd, heeft hij op 6 juni 2024 de ontbindende voorwaarde ingeroepen.
Volgens de kantonrechter kan het tijdsverloop tussen 2 april 2024 en 6 juni 2024 niet met succes aan de werkgever worden tegengeworpen. Er is geen sprake van een onredelijk lange termijn of van omstandigheden die zich in de periode tussen 2 april 2024 en 6 juni 2024 hebben voorgedaan waardoor de werkgever zich redelijkerwijze op 6 juni 2024 niet meer kon beroepen op de ontbindende voorwaarde.
Ziekmelding
De werkgever heeft eerst in april geprobeerd om met de werknemer in gesprek te komen over de ontstane situatie, met de bedoeling om geen overhaaste beslissingen te nemen. Eind april volgde de ziekmelding van de werknemer. Die ziekmelding stond echter niet in de weg aan een gesprek met de werkgever. Dit volgt uit de berichten daarover van de bedrijfsarts.
Dat een gesprek zou moeten plaatsvinden in het bijzijn van een onafhankelijke derde, zoals de werknemer betoogt, volgt niet uit de rapportages van de bedrijfsarts. De bedrijfsarts benoemt die optie alleen als een mogelijkheid, maar niet als een vereiste. Toch heeft de werknemer de voorgestelde gesprekken op 23 mei en 3 juni 2024 afgewezen. De brief van (de gemachtigde van) de werkgever volgde kort daarop, op 6 juni 2024.
Volgens de kantonrechter is er, gelet op deze gang van zaken, geen sprake van een onredelijk tijdsverloop, laat staan een zodanig lang tijdsverloop dat de werkgever zich als goed werkgever niet meer op de ontbindende voorwaarde zou mogen beroepen.
Ontbindende voorwaarde rechtsgeldig ingeroepen
De kantonrechter komt op basis van voorgaande overwegingen tot de conclusie dat de ontbindende voorwaarde uit de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is overeengekomen en ook rechtsgeldig is ingeroepen. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst als gevolg daarvan is geëindigd op 6 juni 2024.
Geen wedertewerkstelling
Bij deze stand van zaken bestaat er geen grond voor toewijzing van de vordering tot wedertewerkstelling en tot doorbetaling van salaris, want de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Evenmin bestaat er een grond voor toewijzing van betaling van salaris over de opzegtermijn (als bedoeld in artikel 7:672 BW). Er is in dit geval immers geen sprake van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst door opzegging.
Loonvordering afgewezen
De werknemer heeft aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van € 5.492,61 netto wegens te weinig betaald salaris over de periode dat het dienstverband heeft geduurd. De kantonrechter wijst deze loonvordering af. De vordering wordt namelijk betwist en een deugdelijke en inzichtelijke onderbouwing voor het gevorderde bedrag ontbreekt.
Geen transitievergoeding
De werknemer maakt aanspraak op een transitievergoeding. De werkgever is echter geen transitievergoeding verschuldigd als het niet-voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Volgens de kantonrechter is daarvan sprake in de onderhavige situatie. Het is immers de verantwoordelijkheid van de werknemer zelf om ervoor te zorgen dat zijn rijbewijs op tijd wordt verlengd. Doordat na 23 augustus 2023 na te laten heeft hij ernstig verwijtbaar gehandeld jegens zijn werkgever. Er bestaat daarom geen grond voor de toekenning van een transitievergoeding.
Geen billijke vergoeding
De werknemer heeft aanspraak gemaakt op een billijke vergoeding, maar daarvoor is vereist dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de kant van de werkgever. Niet valt in te zien dat daarvan in dit geval sprake is geweest.
Geen salarisspecificaties
De werknemer heeft verzocht om de afgifte van salarisspecificaties op straffe van een dwangsom. In deze procedure zijn echter geen loonbedragen toegewezen en gedurende het dienstverband heeft de werkgever salarisspecificaties verstrekt. Er bestaat daarom geen aanleiding voor toewijzing van deze vordering.
Uitspraak Rechtbank Overijssel, 30 september 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:5080