De werknemer is in dienst geweest van de werkgever. Er is een discussie ontstaan of de werknemer recht had op Arbeidsduurverkorting (ADV-uren). In de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de cao Metaal en Techniek Metaalbewerkingsbedrijf van toepassing verklaard. De werkgever stelt dat hij hiervoor heeft gekozen om de werknemers een pensioenregeling te bieden. De vordering wordt toegewezen omdat uit de cao volgt dat werknemers recht op ADV-uren hebben.
De werknemer is per 20 september 2021 in dienst getreden bij de werkgever. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Metaal en Techniek Metaalbewerkingsbedrijf van toepassing verklaard.
De arbeidsovereenkomst is op 1 december 2023 geëindigd.
Wat zegt de werknemer?
De werknemer legt het volgende ten grondslag aan zijn vorderingen. De werknemer heeft conform de cao over 2021 en 2022 recht op 133,12 uren ADV. De werkgever heeft deze uren niet toegekend.
Volgens de cao worden niet toegekende ADV-uren omgezet in een geldelijke vordering. De werknemer heeft gelet hierop een (loon)vordering van € 2.307,51 bruto inclusief vakantiebijslag. De werknemer maakt daarbij ook aanspraak op de maximale wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
Wat zegt de werkgever?
De werkgever voert het volgende verweer. Voor de onderneming van de werkgever is toepassing van een cao niet verplicht. Als goed werkgever heeft de werkgever deze cao van toepassing verklaard, omdat hij de werknemers een pensioenregeling wilde aanbieden.
De werkgever betwist dat de werknemer recht heeft op betaling van ADV-uren over 2021 en 2022. Partijen zijn een loon overeengekomen gebaseerd op een werkweek van 40 uur. De cao kent echter alleen een 38-urige werkweek. De werknemer heeft daardoor twee uur teveel loon ontvangen. Het is verder in de branche gebruikelijk voor werknemers om te kiezen tussen een arbeidsduur van 38 uur per week met twee ADV-uren per week, of een werkweek van 40 uur met een hoger salaris.
De werkgever heeft onverplicht vanaf 2023 wel ADV-uren toegekend, maar hier kunnen geen rechten aan worden ontleend voor de jaren vóór 2023.
Daarnaast is het bedrijf tussen kerst en nieuwjaar gesloten. De medewerkers hoeven hiervoor geen vrije dagen op te nemen. Indien de werknemer een vordering qua dagen heeft, moeten deze uren voor 2021 en 2022 in mindering worden gebracht.
Ook de vordering tot betaling van de wettelijke verhoging moet worden afgewezen, dan wel moet deze gematigd worden tot nihil.
Wat oordeelt de rechter?
Partijen verschillen van mening over de vraag of de werknemer recht heeft op uitbetaling van ADV-uren over de jaren 2021 en 2022. De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer daar inderdaad recht op heeft en zal hierna uitleggen waarom.
Wat staat er in de cao en arbeidsovereenkomst?
Uit artikel 18a lid 2 van de cao volgt dat de werknemer recht heeft op Arbeidsduurverkorting (ADV). In artikel 18b lid 2 van de cao is bepaald dat wanneer de werknemer stopt met werken en nog ADV-uren over heeft, deze worden omgezet in tijd of geld.
In artikel 7 van de arbeidsovereenkomst is vermeld dat de cao op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. Hierop zijn geen uitzonderingen gemaakt. Daarnaast blijkt ook niet van andersoortige afspraken over deze uren.
Vanaf start arbeidsovereenkomst recht op ADV-uren
Partijen zijn het erover eens dat er bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst niet over deze ADV-uren of de voorwaarden waaronder deze zouden worden toegekend is gesproken. Dit betekent dat de werknemer vanaf de aanvang van de arbeidsovereenkomst recht had op deze ADV-uren. Dat de werknemer salaris ontving voor een 40-urige werkweek, maakt dit niet anders. Hij werkte immers ook 40 uur per week in plaats van de 38-urige werkweek waarvan de cao uitgaat.
De kantonrechter volgt de werkgever evenmin in het (subsidiaire) standpunt dat de ADV-uren over 2021 en 2022 verrekend moeten worden met de vrije dagen tussen kerst en oud en nieuw. Partijen zijn dat niet overeengekomen.
Vordering toegewezen
Nu de werkgever geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de ADV-uren en het daaraan gekoppelde bedrag inclusief 8% vakantietoeslag, wijst de kantonrechter de vordering van € 2.307,51 bruto toe.
De vordering tot betaling van de wettelijke verhoging is toewijsbaar, omdat de werkgever het loon (uitbetaling van ADV-uren) niet op tijd heeft voldaan. Het komt de kantonrechter met het oog op de omstandigheden billijk voor om de wettelijke verhoging te beperken tot 20%. Dit maakt dat de werkgever wordt veroordeeld tot betaling van € 461,50 bruto wegens wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Uitspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 7 augustus 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:5733