
Staatssecretaris Van Rij van Fiscaliteit geeft antwoord op feitelijke vragen over de Fiscale Beleids- en Uitvoeringsagenda.
- Hoe hoog zou het tarief worden van een nieuwe eerste schijf in box 1 van de inkomstenbelasting met een schijfgrens van 30.000 euro, rekening houdend met een budget van 2 miljard euro?
- Hoeveel zou iemand met een modaal inkomen er bij het invoeren van zo’n schijf netto jaarlijks op vooruitgaan?
- Hoeveel zou iemand met een inkomen ter hoogte van het wettelijk minimumloon erop vooruitgaan?
- Hoe pakt dit uit bij schijfgrenzen van 40.000, 50.000 en 60.000 euro?
- Hoe pakken deze scenario’s uit bij een budget van 5,5 miljard euro?
Drie belastingschijven
Het huidige belastingstelsel kent in feite ook al drie belastingschijven. Het tarief in de eerste schijf is samengesteld uit heffingspercentages voor de inkomstenbelasting en drie volksverzekeringen (AOW, Anw en Wlz). Het heffingspercentage in de tweede schijf bestaat uitsluitend uit inkomstenbelasting.
Voor belastingplichtigen onder de AOW-leeftijd is het gecombineerde tarief in de eerste schijf (tot aan € 38.470) gelijk aan het belastingtarief in de tweede schijf waardoor ogenschijnlijk sprake is van een tweeschijvenstelsel.
AOW-gerechtigden
Voor bijvoorbeeld AOW-gerechtigden is dat anders. Zij betalen namelijk tot € 38.470 (raming voor 2025) geen AOW-premie, waardoor het gecombineerde tarief in de eerste schijf voor AOW-gerechtigden uitkomt op 19,17% in 2025. (Voor AOW-gerechtigden die geboren zijn vóór 1946 is de schijfgrens € 40.542 (in 2025). Het bestaan van de drie schijven wordt ook zichtbaar bij belastingplichtigen die om een andere reden (deels) niet premieplichtig zijn.)
Vanaf € 38.470 tot aan € 76.892 geldt een tarief van 37,07% (de tweede schijf) en voor hogere inkomens geldt het toptarief van 49,5% (de derde schijf).
Zichtbaar drie schijven
De tarieven in de eerste en tweede schijf kunnen zo worden aangepast, dat er ook voor belastingplichtigen onder de AOW-leeftijd weer zichtbaar drie schijven zijn. Er wordt gevraagd om het eindpunt van de eerste schijf op te schuiven naar waarden die behoorlijk afwijken van de huidige schijfgrens.
Schijfgrens opschuiven naar € 60.000
Het opschuiven van de schijfgrens naar een waarde van € 60.000 betekent bijvoorbeeld dat AOW-gerechtigden tot aan dat bedrag geen AOW-premie hoeven te betalen. Dit alleen al betekent een lastenverlichting van 1,9 miljard euro. Daarom is de variant met een schijfgrens van € 60.000 niet verder uitgewerkt.
Bij een schijfgrens van € 30.000 geldt het omgekeerde: AOW-gerechtigden gaan hierdoor vanaf een veel lager inkomen het tarief van 37,07%, dat geldt in de tweede schijf, betalen. Dit betekent al een lastenverzwaring van 1,6 miljard euro, waardoor er voor 3,6 miljard euro in de tarieven kan worden versleuteld. De gevraagde varianten zijn samengevat in tabel 1.
De totale lastenverlichting is dus een optelsom van (i) het budgettaire effect van het verschuiven van de schijfgrens en (ii) het budgettaire effect van het verlagen van de tarieven.

De tabellen hierna geven de inkomenseffecten per jaar van deze varianten voor een alleenstaande zonder kinderen met een modaal inkomen (tabel 3) en een inkomen op wml-niveau (tabel 2).
Het inkomenseffect wordt kleiner naarmate de schijfgrens stijgt, omdat de lastenverlichting dan over een grotere groep moet worden verdeeld én omdat een deel van de lastenverlichting zit in de verhoging van de schijfgrens zelf. Belastingplichtigen met een modaal inkomen ondervinden meer voordeel, omdat het minimumloon lager is dan het eindpunt van de eerste schijf.


Antwoorden op feitelijke Kamervragen over de Fiscale Beleids- en Uitvoeringsagenda