De vorderingen van werknemer bij het hof betreffen het verstrekken van loonstroken/jaaropgaven, vergoeding van reiskosten en terugbetaling door werkgever van door de werknemer betaalde facturen. Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van de werkgever voor terugbetaling van aan de werknemer voorgeschoten bedragen toegewezen. De werknemer komt op tegen deze toegewezen vordering.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter heeft geoordeeld dat sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst tussen partijen (van 2 oktober 2017 tot en met 13 december 2018) en heeft de loonvordering c.a. van de werknemer toegewezen, met uitzondering van de vordering tot afgifte van loonstroken en jaaropgaven. Die vordering wees de kantonrechter af.
De vordering van de werknemer tot betaling van € 16.970,91 in verband met door de werknemer ten behoeve van de werkgever betaalde facturen wees de kantonrechter af, net als de vordering van de werknemer tot betaling van € 1.520 voor reiskosten.
De vordering van de werkgever tot terugbetaling door de werknemer van aan hem voorgeschoten bedragen tot een totaal van € 12.733,96 wees de kantonrechter toe. De (gewijzigde) vordering van de werkgever tot betaling van € 28.430 als vervangende schadevergoeding in verband met een niet door de werknemer afgegeven auto, merk Hyundai, wees de kantonrechter af.
De proceskosten in conventie en in reconventie werden tussen partijen gecompenseerd.
In dit hoger beroep zijn alleen de afgewezen vorderingen van de werknemer en de toegewezen vordering van de werkgever en de proceskosten aan de orde.
1 Loonstroken en jaaropgaven
De werknemer vorderde afgifte van de loonstroken over augustus tot en met december 2018 en afgifte van de jaaropgaven 2017 en 2018. De werkgever heeft onder meer gesteld dat de loonstroken en jaaropgaven aan de werknemer zijn verstrekt door de door de werkgever ingeschakelde boekhouder via een geautomatiseerd systeem. De loonstroken die de werknemer zegt wel te hebben ontvangen zijn ook op die manier verstrekt.
Nooit eerder naar gevraagd
De werknemer heeft nooit eerder om de loonstroken en jaaropgaven, die hij zegt niet te hebben ontvangen, gevraagd, ook niet in een dagvaarding die hij op 5 september 2019 heeft uitgebracht, maar niet aangebracht. Bij de boekhouder kan de werkgever niet meer terecht omdat de werkgever met hem heeft gebroken en niet beschikt over de financiële middelen om een andere boekhouder in te schakelen. Aldus de werkgever.
De kantonrechter wees de vordering van de werknemer af, omdat hij de stellingen van de werkgever niet gemotiveerd had betwist.
Geautomatiseerd systeem
De werknemer heeft ter toelichting op grief 1, gericht tegen de afwijzing van de vordering tot afgifte van loonstroken en jaaropgaven, betoogd dat het feit dat de werkgever gebruik maakte van een geautomatiseerd systeem betekent dat hij de gevraagde stukken voorhanden heeft en alsnog in het geding kan brengen.
De grief faalt. De werknemer heeft niet betwist dat de loonstroken door een (externe) boekhouder via een geautomatiseerd systeem werden verstrekt. Hij is alleen blijven stellen dat hij een vijftal loonstroken en twee jaaropgaven niet heeft ontvangen.
Onvoldoende onderbouwing
Uit hetgeen de werknemer heeft gesteld, maakt het hof op dat hij de overige loonstroken via het geautomatiseerde systeem heeft ontvangen (hoe precies is onduidelijk gebleven). Het ligt dan niet voor de hand dat de werknemer vijf loonstroken en twee jaaropgaven niet heeft ontvangen. Gelet daarop en op het hiervoor weergegeven verweer van de werkgever, is de stelling van de werknemer dat hij bedoelde loonstroken en jaaropgaven niet heeft ontvangen onvoldoende onderbouwd.
Alsnog verstrekken niet verplicht
Niet relevant is of de werkgever de gevraagde loonstroken en jaaropgaven alsnog (nogmaals) zou kunnen verstrekken, zoals de werknemer heeft gesteld. Daartoe kan de werkgever niet worden verplicht.
2 Terugbetaling facturen
De werknemer heeft gesteld dat hij ten behoeve van de bedrijfsvoering van de werkgever 21 facturen betreffende computertoebehoren heeft voldaan. Deze aankopen zijn volgens hem gedaan in het kader van de aanleg in opdracht en voor rekening van de werkgever van een aantal servers om crypto currency te minen.
De werkgever heeft betwist dat hij opdracht dan wel toestemming heeft gegeven voor de aanschaf van de goederen. Ook is niet aangetoond dat deze goederen aan de werkgever zijn verstrekt, aldus de werkgever.
Niet (voldoende) onderbouwd
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werknemer zijn stelling dat alle door hem gestelde aankopen in opdracht van de werkgever zijn gedaan, onvoldoende heeft onderbouwd, terwijl ook anderszins niet is gebleken dat partijen hierover afspraken hebben gemaakt. De werknemer heeft niet onderbouwd tot hoever zijn eventuele bevoegdheid ging om de werkgever voor bedrijfsaankopen te belasten. De werknemer heeft niet onderbouwd gesteld dat hij de facturen daadwerkelijk ter declaratie aan de werkgever heeft aangeboden.
Uit de e-mails kan volgens de kantonrechter mogelijk worden afgeleid dat de werknemer facturen ter declaratie aan de werkgever heeft aangeboden, maar daaruit valt niet af te leiden welke facturen dat dan zijn. In elk geval kan er niet uit worden afgeleid dat het de facturen betreft waarvan de werknemer in deze procedure betaling vordert, aldus de kantonrechter, die de vordering van de werknemer hiervoor afwees.
Waarom onvoldoende onderbouwd?
In de toelichting op zijn grief tegen de afwijzing van zijn vordering in verband met de hiervoor bedoelde facturen, heeft de werknemer betoogd dat hij niet begrijpt dat hij zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Het punt van de bevoegdheid speelt niet volgens de werknemer, omdat hij nooit heeft gesteld dat hij de goederen namens de werkgever heeft gekocht. Hij heeft deze met toestemming van de werkgever op eigen naam gekocht en de facturen doorbelast aan de werkgever. Met de werkgever is overeengekomen dat zij de facturen aan de werknemer zou vergoeden. Volgens de werknemer staat op grond van de hiervoor vermelde e-mails vast dat hij de facturen bij de werkgever heeft ingediend.
Niets nieuws aangevoerd
De grief faalt. De werknemer heeft in hoger beroep niets nieuws aangevoerd. Het hof verwijst naar de overwegingen hierover van de kantonrechter en met name naar de overweging van de kantonrechter met betrekking tot het aanbieden van de facturen aan de werkgever en de betekenis van de e-mails. Deze overwegingen onderschrijft het hof en neemt deze over. Ook het hof is van oordeel dat de werknemer onvoldoende heeft onderbouwd dat hij de aankopen in opdracht van de werkgever heeft gedaan en deze volgens afspraak zou doorbelasten. Uit niets kan worden afgeleid dat de door de werknemer gedane aankopen ten goede zijn gekomen aan de werkgever.
Bewijs te vaag en niet specifiek
De werknemer heeft nog bewijs aangeboden ‘van zijn stellingen in deze grief’, maar dat aanbod verwerpt het hof. De werknemer heeft niet omschreven welke stelling(en) hij concreet wil bewijzen, terwijl dat in hoger beroep wel van hem verwacht mocht worden. Het bewijsaanbod is daarom te vaag en te weinig specifiek.
3 Reiskostenvergoeding
De werknemer heeft gesteld dat hij ten behoeve van de werkgever 8.000 kilometer heeft gereden à 0,19, is € 1.520. Dit bedrag vorderde hij als reiskostenvergoeding.
De werkgever heeft als verweer in eerste aanleg aangevoerd dat de werknemer in het geheel niet heeft toegelicht waarom hij die kilometers heeft gereden, waarom zoveel, op welke dagen die kilometers zijn gereden en hoe het kan dat het aantal kilometers een rond getal is. Verder heeft de werkgever gesteld dat de werknemer vanaf 24 april 2018 over een auto van de zaak beschikte en in ieder geval vanaf die dag geen reiskosten in rekening kan brengen.
Geen deugdelijke onderbouwing
De kantonrechter wees de vordering van de werknemer voor reiskosten af bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing.
In de toelichting op zijn grief tegen de afwijzing van zijn vordering in verband met de reiskosten heeft de werknemer alleen gesteld dat hij voor de werkgever frequent heeft gereisd naar Eindhoven, Helmond, Sint-Oedenrode en zelfs Duitsland. Dat vindt het hof, gelet op de betwisting van de werkgever in eerste aanleg, nog steeds een onvoldoende onderbouwing.
Wanneer, hoeveel km, hoe vaak en waarom?
Van de werknemer had op zijn minst mogen worden verwacht dat hij de dagen vermeldde waarop hij voor de werkgever heeft gereisd, dat hij aangaf hoeveel kilometer de door hem genoemde trajecten bedroegen, hoe vaak hij deze trajecten heeft afgelegd en met welk doel hij deze trajecten heeft afgelegd. De grief faalt.
4 De voorschotbedragen
De werkgever heeft in eerste aanleg gesteld dat hij driemaal een bedrag van € 1.000, eenmaal een bedrag van € 1.500 en eenmaal een bedrag van € 8.233,96, is totaal € 12.733,96, als voorschotten aan de werknemer heeft betaald in 2018. De werknemer heeft volgens de werkgever niet aangetoond dat deze gelden door hem zijn gebruikt voor het doel waarvoor deze verstrekt waren. De werkgever vorderde terugbetaling van genoemd totaalbedrag.
Achterstallige huur betaald
De werknemer heeft in eerste aanleg erkend dat hij de bedragen heeft ontvangen. Verder heeft hij gesteld dat hij een huis huurde van het aan de werkgever gelieerde KoNoToJo B.V. en dat hij op 22 februari 2018 een bedrag van € 8.233,96 aan achterstallige huur aan die bv heeft betaald. De werkgever had toegezegd dat hij de huisvestingskosten van de werknemer voor haar rekening zou nemen, zoals volgens de werknemer ook blijkt uit een e-mail: “I sent you the money to pay the rent. Please sent it to KoNoToJo (…) From 1st of march please pay € 975,87 each month, and let me know when you are short of money so I can send it to you. (…)”.
Huur door werknemer betaald
De kantonrechter heeft overwogen dat de werknemer niet heeft toegelicht in welk verband de afspraak dat de werkgever de huisvestingskosten van de werknemer voor zijn rekening zou nemen, is gemaakt. Dat staat niet in de arbeidsovereenkomst en ook niet in de huurovereenkomst, terwijl uit de door de werknemer overgelegde bankafschriften blijkt dat de werknemer de huur altijd zelf heeft voldaan, waarop het op 22 februari 2018 door de werknemer ontvangen bedrag van € 8.233,96 ter voldoening van een huurachterstand de uitzondering lijkt te zijn.
Voorschot, geen schenking
De mededeling in de e-mail dat de werkgever geld kan sturen als de werknemer weer geld tekort komt, acht de kantonrechter onvoldoende duidelijk om alleen op grond daarvan aan te kunnen nemen dat de door de werknemer gestelde afspraak daadwerkelijk bestaat. Ook voor wat de overige bedragen van € 1.000 en € 1.500 slaagt het verweer van de werknemer, inhoudend dat deze bedragen zijn geschonken voor zijn motor waaraan hij sleutelde, niet, aldus de kantonrechter. De betalingen zijn volgens de bankafschriften namelijk betaald onder vermelding van ‘voorschot’ en dat duidt niet op schenking. De werknemer heeft niet uitgelegd waarom de werkgever hem substantiële bedragen zou schenken voor niet bedrijfsmatige activiteiten, aldus de kantonrechter.
Terugbetaling voorschotten
De vordering van de werkgever tot terugbetaling van het totale bedrag van € 12.733,96 wees de kantonrechter toe.
Onbelaste geldschenking aan werknemer mag niet
In de toelichting op zijn vierde grief, gericht tegen de toewijzing door de kantonrechter van deze vordering, heeft de werknemer zijn betoog uit de eerste aanleg herhaald en geen nieuwe verweren naar voren gebracht. De reden die de werknemer geeft voor de schenkingen en de huurbetaling is dat de opbrengsten van het door de werknemer aangelegde mining park hoog waren. Dat is door de werkgever in eerste aanleg betwist en door de werknemer ook in hoger beroep niet onderbouwd, hoewel hij in eerste aanleg stelde over veel stukken te beschikken waaruit dat zou blijken. Daar komt bij dat (op grond van fiscale wetgeving) een belastingvrije geldelijke schenking van een werkgever aan een werknemer (behoudens niet van toepassing zijnde uitzonderingen) niet is toegestaan. Gelet daarop had de werknemer moeten toelichten waarom toch sprake was van schenkingen.
Werkgever hoeft niet te bewijzen
Zijn bewijsaanbod heeft de werknemer in hoger beroep niet herhaald, integendeel; hij heeft gesteld dat de werkgever bewijs zou moeten leveren van zijn stelling dat de werknemer gehouden is de bedragen terug te betalen. Bewijslast aan de zijde van de werkgever is echter naar het oordeel van het hof niet aan de orde.
Ook grief 4 van de werknemer faalt. Het hof verwijst naar en neemt de overwegingen van de kantonrechter over.
Conclusie
De slotsom is dat het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigt.
De proceskosten van het hoger beroep zijn voor rekening van de werknemer omdat hij in hoger beroep volledig in het ongelijk is gesteld. Deze kosten worden aan de zijde van de werkgever begroot op nihil.
Uitspraak Hof ‘s-Hertogenbosch, 23 augustus 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2922