Het beroep van de werkneemster op opschorting van haar re-integratie-inspanningen gaat in dit geval niet op. Dat oordeelt Hof Amsterdam.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever terecht drie keer de loonbetaling van de werkneemster heeft stopgezet. De werkneemster gaat in hoger beroep.
De grieven van de werkneemster strekken tot toewijzing van haar loonvordering over drie tijdvakken:
- 29 februari 2016 – 1 mei 2016;
- 2. december 2017 – januari 2018;
- 27 juni 2018 – 18 juli 2018.
Tijdvak 1: 29 februari 2016 – 1 mei 2016
Het hof oordeelt als volgt. Uit het deskundigenoordeel van het UWV van 15 februari 2016 blijkt weliswaar dat de functie Medewerker Serviceteam Vervoer niet passend was, maar die functie heeft de werkgever daarna ook niet meer aangeboden.
De werkgever heeft de werkneemster vervolgens door middel van een detacheringsovereenkomst van 18 februari 2016 voor de periode van 19 februari 2016 tot en met 26 februari 2016 werkzaamheden in Garage Zuid aangeboden. Deze detacheringsovereenkomst de werkneemster heeft getekend.
Bedrijfsarts: passend werk
Naar aanleiding van een bezoek van de werkneemster aan de bedrijfsarts op 24 februari 2016 heeft de bedrijfsarts de FML naar aanleiding van een deskundigenoordeel van het UWV aangepast.
De bedrijfsarts concludeerde dat de werkneemster ingezet kon worden in passend werk, rekening houdend met haar beperkingen en dat ook doorgegaan kon worden met de overige re-integratieactiviteiten. Bij aangetekende brief van 29 februari 2016 heeft de werkgever de werkneemster bevestigd dat partijen hadden afgesproken dat de werkneemster op 25 februari 2016 de werkzaamheden in Garage Zuid zou hervatten, maar dat de werkneemster daar vanwege fysieke klachten niet is verschenen. De werkgever heeft de werkneemster gewezen op haar verplichting passend werk te verrichten, alsmede op de mogelijkheid om een deskundigenoordeel aan te vragen.
Deskundigenoordeel zegt niets over passende arbeid
De werkgever heeft de werkneemster er ook op gewezen dat bij niet-hervatten van de werkzaamheden per 29 februari 2019, de loonbetaling zou worden stopgezet, waartoe de werkgever vervolgens is overgegaan. Uit het deskundigenoordeel van het UWV van 26 februari 2016 blijkt dat de inspanningen van de werkgever op dat moment onvoldoende waren, omdat de mogelijkheden binnen het eigen bedrijf te laat en onvoldoende waren onderzocht. Dit oordeel zegt echter niets over de vraag of de door de werkgever aangeboden werkzaamheden in Garage Zuid passend waren.
Verkeerd voorgelicht
Het hof volgt de werkneemster ook niet in haar stelling dat uit het deskundigenoordeel van het UWV van 20 april 2016 over de re-integratie-inspanningen van de werkneemster volgt dat zij de aangeboden werkzaamheden vanwege haar klachten niet kon verrichten.
Uit het deskundigenoordeel blijkt dat de werkneemster de arbeidsdeskundige – in strijd met de waarheid – heeft verteld dat zij tot 1 mei 2016 niet hoefde te werken, dat zij het niet eens was met de vaststelling door de bedrijfsarts dat zij fulltime kon werken, maar dat zij desondanks op 1 mei 2016 ging starten. Dit is onjuist omdat de werkgever de werkneemster had opgedragen uiterlijk op 25 februari 2016 het werk te hervatten. De werkneemster heeft het UWV aldus onjuist voorgelicht, reden waarom het desbetreffende deskundigenoordeel buiten beschouwing moet blijven.
Terecht loon stopgezet
De werkgever heeft daarom terecht het loon per 29 februari 2016 stopgezet. De werkneemster heeft pas vanaf 1 mei 2016 de passende werkzaamheden hervat, zodat zij vanaf dat moment weer recht had op loon. Het bestreden vonnis is hiervoor voldoende gemotiveerd.
Tijdvak 2: december 2017 – januari 2018
Het hof oordeelt als volgt. de werkgever heeft de werkneemster bij e-mail van 16 november 2017 met ingang van 20 november 2017 passend werk bij Garage Zuid aangeboden, waarvan de arbeidsdeskundige van de werkgever had bevestigd dat de taken pasten bij de belastbaarheid van de werkneemster.
De werkgever heeft de werkneemster erop gewezen dat een weigering om het passende werk te verrichten zou leiden tot stopzetting van het loon. Omdat de werkneemster op 20 november 2017 niet met het werk is gestart, heeft de werkgever per die datum het loon stopgezet.
Doorlopend belastbaar voor passend werk
De werkneemster is uitgenodigd voor een gesprek op 29 november 2017. Dit gesprek is op verzoek van haar jurist is verzet. Op 13 december 2017 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat de werkneemster doorlopend belastbaar werd geacht voor alle uren passend werk. De werkneemster was het daar niet mee eens.
Laatste waarschuwing
Bij brief van 27 december 2017 heeft de werkgever de werkneemster een laatste waarschuwing gegeven vanwege het niet hervatten van werkzaamheden en het niet met de werkgever daarover in gesprek gaan. De werkneemster werd dringend verzocht op 29 december 2017 langs te komen bij haar leidinggevende. Aan dit verzoek heeft de werkneemster niet voldaan. Dat er al een afspraak stond voor 4 januari 2018, zoals blijkt uit de e-mail van de jurist van de werkneemster van 28 december 2017, is geen omstandigheid waardoor het de werkneemster vrijstond om niet te verschijnen. De verklaringen van de revalidatiearts maken het voorgaande niet anders.
Aan terugkoppeling bedrijfsarts houden
Uit het deskundigenoordeel van het UWV van 1 maart 2018 met betrekking tot de re-integratie-inspanningen van de werkneemster blijkt dat het UWV het verstandig vond van de werkgever dat zij zich hield aan de terugkoppeling van de bedrijfsarts en dat de werkneemster, als zij het daar niet mee eens was, (andermaal) een deskundigenoordeel moest aanvragen, hetgeen zij niet heeft gedaan.
Niet ten onrechte loon stopgezet
Het UWV heeft geoordeeld dat de werkgever het niet-nakomen door de werkneemster van de afspraken op 29 november 2017 en 20 december 2017 haar niet kon verwijten, maar dat brengt niet mee dat de werkgever ten onrechte met ingang van december 2017 het loon heeft stopgezet.
Het oordeel in het bestreden vonnis is hiervoor voldoende gemotiveerd en wordt door het hof onderschreven.
Tijdvak 3: 27 juni 2018 – 18 juli 2018
Het hof oordeelt als volgt. De werkgever heeft de werkneemster op 19 juni 2018 uitgenodigd haar werkzaamheden voor het Serviceteam bij station RAI op 22 juni 2018 te hervatten. Op 20 juni 2018 heeft de werkgever de werkneemster uitgenodigd voor een gesprek op 25 juni 2018. Uit de brief van de werkgever van 27 juni 2018 blijkt dat de werkneemster noch op 22 juni 2018, noch op 25 juni 2018, is verschenen, reden waarom de werkgever per 27 juni 2018 het loon heeft stopgezet.
UWV: niet geschikt voor eigen werk
Uit het deskundigenoordeel van het UWV van 16 juli 2018 blijkt allereerst dat de verzekeringsarts geen contact heeft opgenomen met de werkgever ‘omdat zijn beleid mij helder is’. De werkgever heeft aldus geen inbreng gehad met betrekking tot (de totstandkoming van) het deskundigenoordeel, hetgeen niet zorgvuldig is.
Vervolgens heeft het UWV geoordeeld dat de werkneemster op 14 april 2018 niet geschikt werd geacht voor haar eigen werk als tramconductrice, hetgeen echter niets zegt over de vraag of de werkneemster op 22 juni 2018 terecht weigerde op zichzelf passend te achten werkzaamheden voor het Serviceteam bij station RAI te verrichten. Dat sprake is van complexe medische klachten, betekent niet dat de werkneemster op 22 juni 2018 haar werk aldaar niet hoefde te hervatten.
Terecht loon stopgezet
De werkgever heeft daarom terecht het loon per 27 juni 2018 stopgezet.
Bij e-mail van 3 augustus 2018 is de loonstop met terugwerkende kracht per 18 juli 2018 opgeheven. Het bestreden vonnis is hiervoor voldoende gemotiveerd.
De slotsom uit het voorgaande is dat de grieven falen. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd.
Uitspraak Hof Amsterdam, 3 mei 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1339