Aangezien het in deze procedure een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor meer dan zes maanden betreft, geldt voor de werkgever als werkgever bij het einde van die arbeidsovereenkomst een aanzegplicht ex artikel 7:668 BW. Op grond van die bepaling moet de werkgever de werknemer uiterlijk één maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, schriftelijk informeren over het al dan niet voortzetten van de overeenkomst en, bij voortzetting, over de voorwaarden waaronder hij de arbeidsovereenkomst wil voortzetten.
Als de werkgever deze aanzegverplichting in het geheel niet nakomt, is hij aan de werknemer een aanzegvergoeding verschuldigd. Indien de werkgever de aanzegverplichting niet tijdig is nagekomen, is hij de werknemer een vergoeding naar rato verschuldigd.
Informatieplicht
De aanzegverplichting is een op de werkgever rustende informatieplicht. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat deze verplichting ertoe dient om werknemers tijdig duidelijkheid te bieden over hun positie. Door uiterlijk één maand voor het verstrijken van de overeengekomen tijd aan te geven of de arbeidsovereenkomst wel of niet verlengd zal worden, kan de werknemer tijdig maatregelen treffen, zoals het op zoek gaan naar ander werk. Aan de inhoud van de aanzegging zijn in de wet geen eisen gesteld. Zo hoeft de werkgever bijvoorbeeld niet te motiveren waarom hij de arbeidsovereenkomst wel of niet verlengt.
Aanzegging moet schriftelijk
Wel is nadrukkelijk vereist dat de werkgever de aanzegging schriftelijk doet. De eis van de schriftelijkheid is van dwingend recht en dient als waarborg om discussies achteraf over al dan niet gedane mondelinge toezeggingen of mededelingen, dan wel gemaakte afspraken, te voorkomen. Onder schriftelijkheid kan ook een elektronische kennisgeving/mededeling worden verstaan. Een mondelinge aanzegging volstaat dus niet.
Vast staat dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd op 30 september 2021. De werkgever had uiterlijk op 30 augustus 2021 de werkneemster schriftelijk moeten informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst.
E-mail is duidelijk
De werkneemster erkent dat de werkgever op 25 augustus 2021 tijdens een videogesprek heeft medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst aflopende op 30 september 2021 niet verlengd zou worden. Naar aanleiding van dat gesprek heeft de werkgever vervolgens op 27 augustus 2021 per e-mail een zogenoemd ‘stappenplan’ naar de werkneemster gestuurd. De kantonrechter is van oordeel dat de werkgever met die e-mail voldoende duidelijkheid heeft verschaft over het al dan niet eindigen van de arbeidsovereenkomst.
De e-mail verwijst in de aanhef naar het beëindigen van het jaarcontract en vermeldt verder over wat haar in verband daarmee te wachten staat zoals dat de werkneemster ziek uit dienst gaat, zij wordt aangemeld bij het UWV en dat er door de werkgever wordt gezorgd voor een eindafrekening waarbij haar openstaande vakantiedagen en opgebouwde eindejaarsuitkering worden uitbetaald.
Opzegging niet vereist
Ook geeft de werkgever in die e-mail te kennen dat de werkneemster nog een formele opzeggingsbrief zal ontvangen. De e-mail was dan ook onmiskenbaar gericht op het verstrekken van informatie over het vervolg van de arbeidsrelatie. Dat de werkneemster de formele opzeggingsbrief die in die e-mail wordt genoemd niet heeft ontvangen, nog daargelaten voor wiens risico dat moet komen, doet aan het voorgaande niets af.
In artikel 5 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op 30 september 2021. Opzegging door de werkgever is daarom niet vereist. Bovendien zijn aan de inhoud van de aanzegging, afgezien van het schriftelijkheidsvereiste, geen eisen gesteld.
Einddatum bekend
Voor de werkneemster was na ontvangst van die e-mail én de daaraan voorafgaande mondelinge mededeling op 25 augustus 2021 duidelijk dat haar arbeidsovereenkomst zou eindigen. De einddatum van de arbeidsovereenkomst was bij de werkneemster ook bekend. Gesteld noch gebleken is dat de werkgever na de mondelinge en schriftelijke mededelingen andere mededelingen heeft gedaan op grond waarvan twijfel of onzekerheid bij de werkneemster zou bestaan over het al dan niet eindigen van de arbeidsovereenkomst.
Voldaan aan aanzegverplichting
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de werkgever met de e-mail van 27 augustus 2021, in vervolg op de mondelinge mededeling die op 25 augustus 2021 is gedaan, heeft voldaan aan de aanzegverplichting. Bij de werkneemster kan redelijkerwijs geen onzekerheid hebben bestaan over het wel of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek van de werkneemster wijst de kantonrechter dan ook af.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 9 maart 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:1947