TNO heeft op basis van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden een factsheet uitgebracht met de nieuwste cijfers en op basis hiervan heeft de factsheet van de campagne ‘Hoe TOP werk jij?’ over lichamelijke overbelasting een update gehad.
Bijna vier op de tien werknemers in Nederland hebben te maken met een vorm van fysiek belastend werk, zoals tillen, duwen/trekken, lastige houdingen of repeterende bewegingen.
Werknemers kunnen door lichamelijke overbelasting gezondheidsklachten en zelfs een beroepsziekte ontwikkelen. Klachten aan spieren, pezen, banden of gewrichten komen veel voor.
In 2020 had 42 procent van de werknemers met een nieuwe beroepsziekte hier last van. Door langdurige klachten lijden in totaal 424.000 werknemers (2020) aan een beroepsziekte aan hun rug, arm, nek, schouder, knie of heup.
Werknemers hebben het meest te maken met de volgende vormen van lichamelijke overbelasting:
- het maken van herhalende bewegingen: 30 procent;
- veel kracht zetten: 18 procent;
- werken in ongemakkelijke werkhoudingen: 9 procent;
- werken met trillend gereedschap of een voertuig dat trillingen veroorzaakt: 8 procent.
Ook lichamelijke onderbelasting, bijvoorbeeld in zittende beroepen, kan leiden tot schade aan de gezondheid. In Nederland zit 32 procent van de bevolking minimaal 8,5 uur op een dag.
Van alle werkgerelateerde verzuimdagen is 23 procent toe te schrijven aan fysiek belastend werk zoals tillen, duwen, lastige houdingen of repeterende bewegingen.
Loondoorbetaling bij verzuim met klachten aan het bewegingsapparaat kost jaarlijks 1,8 miljard. Bij de vorige meting was dit nog 1,5 miljard.
Sectoren en beroepsgroepen
Blootstelling aan lichamelijke overbelasting komt relatief veel voor in de volgende sectoren en beroepsgroepen:
- Agrarisch & Groen (60 procent): tuinders, akkerbouwers en veetelers; hulpkrachten landbouw; bestuurders voertuigen en bedieners
mobiele machines. - Vervoer & Opslag (51 procent): machinemonteurs, medewerkers persoonlijke dienstverlening, bestuurders voertuigen en bedieners
mobiele machines, hulpkrachten transport en logistiek. - Bouw (48 procent): bouwarbeiders; elektriciens en elektronicamonteurs; bestuurders voertuigen en bedieners mobiele machines.
- Industrie (45 procent): metaalarbeiders, machinemonteurs; voedselverwerkende beroepen en overige ambachten; elektriciens en elektronicamonteurs; productiemachinebedieners en assemblagemedewerkers; hulpkrachten bouw en industrie; bestuurders voertuigen en bedieners mobiele machine; hulpkrachten transport en logistiek.
- Zorg (41 procent): vakspecialisten gezondheidszorg; verzorgenden; medewerkers persoonlijke dienstverlening; schoonmakers en keukenhulpen.
Bron: Arboportaal