De regels en een aantal recente uitspraken over de aanzegplicht en de aanzegvergoeding op een rij.
De werkgever is op grond van artikel 7:668 lid 1 BW verplicht uiterlijk een maand voor het eindigen van een tijdelijke arbeidsovereenkomst de werknemer schriftelijk te laten weten of hij de arbeidsovereenkomst wil voortzetten en zo ja, onder welke voorwaarden.
Dit geldt niet als bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst schriftelijk is afgesproken dat deze eindigt op een tijdstip dat niet op een kalenderdatum is gesteld of als de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een periode korter dan zes maanden.
Als de werkgever niet of te laat aanzegt, is hij, op grond van 7:668 lid 3 BW, is hij een aanzegvergoeding aan de werknemer verschuldigd.
Indien de werkgever de verplichting in het geheel niet is nagekomen, is hij aan de werknemer een aanzegvergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand. Als de werkgever die verplichting niet tijdig is nagekomen, is hij aan de werknemer een vergoeding naar rato verschuldigd.
De vergoeding is verschuldigd vanaf een maand na de dag waarop de verplichting is ontstaan. De vergoeding is niet langer verschuldigd als de werkgever in staat van faillissement is verklaard, aan hem surseance van betaling is verleend of op hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is.
Schriftelijke en tijdige aanzegging
Een mondelinge aanzegging is onvoldoende. De aanzegging moet schriftelijk én op tijd en de werkgever moet bewijzen dat dit is gebeurd. In dat bewijs wist de werkgever in de onderstaande zaak niet te slagen.
Nu de werkgever niet heeft voldaan aan de verplichting om de werknemer uiterlijk een maand voordat de tweede arbeidsovereenkomst eindigde, schriftelijk te informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst (en ingeval van voortzetting ook over de voorwaarden waaronder hij de arbeidsovereenkomst wilde voortzetten), is de werkgever een aanzegvergoeding verschuldigd.
Aanzegvergoeding – niet op tijd en schriftelijk geïnformeerd
Contract korter dan zes maanden
Partijen zijn in deze zaak met de verlenging van de arbeidsovereenkomst een nieuwe arbeidsovereenkomst voor een periode korter dan zes maanden aangegaan. Weliswaar was in de periode daarvoor ook al sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maar dit betekent niet dat voor de vraag of sprake is van een aanzegplicht de duur van die arbeidsovereenkomst bij de duur van de nieuwe arbeidsovereenkomst opgeteld moet worden.
Geen aanzegvergoeding bij arbeidsovereenkomst korter dan zes maanden
Schriftelijk aanzeggen, niet via Teams
Tijdens een overleg via Microsoft Teams heeft de Senior Personeelsadviseur de werkneemster medegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zal worden verlengd.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat op die datum aan de werkneemster mondeling is laten weten dat haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zou worden verlengd. De werkneemster is hierover echter door de werkgever niet schriftelijk geïnformeerd.
Het feit dat geen schriftelijke aanzegging heeft plaatsgevonden, is in principe voldoende om aanspraak te kunnen maken op de aanzegvergoeding. De wetgever heeft bewust het vereiste van een schriftelijke aanzegging gesteld. De ratio achter de aanzegplicht is een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet tot het einde van de arbeidsovereenkomst in onzekerheid te laten over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst na ommekomst van de overeengekomen duur.
Werkgeversverklaring
De kantonrechter is in deze zaak van oordeel dat de werkgever de aanzegging met de werkgeversverklaring schriftelijk heeft gedaan. In die verklaring staat duidelijk dat het dienstverband niet verlengd zal worden en de werknemer heeft die mededeling ook als zodanig opgevat, zoals blijkt uit zijn gedragingen daarna.
Tussen partijen heeft vanaf dat moment geen misverstand bestaan over de vraag of de arbeidsovereenkomst zou eindigen en dat is precies de bedoeling van de wetgever geweest met het bepaalde in art. 7:668 BW. De extra zin in de werkgeversverklaring dat er over eventuele verlenging nog niet is gesproken, doet daar niet aan af.
Aanzegging geconverteerd?
Partijen zijn het in deze zaak eens dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, maar zijn verdeeld over de vraag of de aanzegging van de werkgever dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege niet zou worden verlengd, is geconverteerd in een opzegging van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Het hof is van oordeel dat de aanzegging van de werkgever dat de tijdelijke arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd geen rechtsgevolg heeft en niet is geconverteerd in een opzegging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.