De werkgever heeft terecht beroep gedaan op de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst. Dat oordeelt de kantonrechter.
Wat is de situatie?
De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst met de werkneemster per 30 januari 2021 beëindigd vanwege het door haar niet (tijdig) aanleveren van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG).
De werkneemster heeft zich op het standpunt gesteld dat van een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen sprake is geweest.
Beoordeeld moet dan ook worden of de arbeidsovereenkomst door middel van het door de werkgever gedane beroep op de ontbindende voorwaarde, al dan niet tot een rechtsgeldig einde is gekomen.
VOG verplicht voor functie
Niet ter discussie staat dat voor (de uitoefening van) de functie een VOG wettelijk verplicht is, nu dit door de werkgever is gesteld en door de werkneemster ter mondelinge behandeling desgevraagd ook is erkend.
Ontbindende voorwaarde
Uit artikel 2 van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst volgt dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan onder de ontbindende voorwaarde, inhoudende dat de werknemer uiterlijk twee maanden na indiensttreding de screening zoals vereist voor de functie compleet en met positief resultaat heeft afgerond.
De werkgever heeft gesteld dat het overleggen van een VOG onderdeel uitmaakt van de in artikel 2 van de arbeidsovereenkomst genoemde screeningsprocedure.
Het door de werkneemster gevoerde verweer, inhoudende dat voor haar niet duidelijk was dat het overleggen van een VOG onderdeel uitmaakte van het positief afronden van de screeningsprocedure, treft dit naar het oordeel van de kantonrechter geen doel.
Duidelijk en ondubbelzinnig
In dat verband wordt erop gewezen dat uit de door de werkgever overgelegde aanstellingsbrief duidelijk en ondubbelzinnig volgt dat het overleggen van een VOG onderdeel uitmaakt van de screening. In deze brief wordt ook melding gemaakt van de consequenties van het niet (tijdig) voldoen aan deze screeningsonderdelen.
Onderdeel screeningsprocedure
Door de werkneemster is daarnaast niet betwist dat zij ook de benodigde informatie en uitleg over de screeningsprocedure heeft ontvangen. Gelet op het voorgaande wist, althans kon, de werkneemster dan ook weten dat het overleggen van een VOG onderdeel uitmaakte van de in artikel 2 van de arbeidsovereenkomst genoemde screeningsprocedure. Dat de inhoud van de screeningsprocedure voor de werkneemster ook duidelijk was, volgt daarnaast voldoende uit de brief van haar gemachtigde.
De gemachtigde van de werkneemster bericht in deze brief aan de werkgever namelijk: “Voorts deelde cliënte mij mede dat de screening waarnaar in artikel 2 van de arbeidsovereenkomst wordt verwezen, het verstrekken van een Verklaring Omtrent Gedrag (hierna: VOG) vereist”.
Binnen twee maanden na startdatum
Vaststaat dat de werkneemster op 16 november 2020 bij de werkgever in dienst is getreden, zodat zij op grond van het bepaalde in artikel 2 van de arbeidsovereenkomst gehouden was haar VOG binnen twee maanden na deze startdatum aan te leveren.
De werkneemster heeft echter niet op uiterlijk 16 januari de VOG bij de werkgever ingeleverd. De werkgever geeft haar nog even respijt tot 30 januari. Nu de werkneemster ook niet op uiterlijk 30 januari de VOG heeft overhandigd, stuurt de werkgever op 1 februari een brief dat de arbeidsovereenkomst per 30 januari 2021 is beëindigd.
Werkneemster zelf verantwoordelijk
Vooropgesteld wordt dat de werkneemster zelf verantwoordelijk is voor het tijdig aanvragen en aanleveren van haar VOG. Nu het ministerie zelf bepaalt of er al dan niet een VOG wordt afgegeven, kan de werkgever als werkgever bovendien ook geen invloed uitoefenen op de verkrijging daarvan. Eventuele vertragingen in het aanvragen en verkrijgen van een VOG komen dan ook voor rekening en risico van de werkneemster.
Meermaals gewezen op verplichting
In dit verband acht de kantonrechter verder van belang dat uit de door de werkgever aangeleverde stukken voldoende blijkt dat zij de werkneemster na haar indiensttreding meermaals op haar verplichting om een VOG aan te leveren heeft gewezen, alsook op de gevolgen bij het uitblijven van de (tijdige) aanlevering daarvan.
Te laat aangeleverd
Door de werkneemster is onweersproken gesteld dat zij haar VOG pas op 1 februari 2021 heeft ontvangen. Over de oorzaak van de vertraging in het aanvragen van de VOG dan wel het aangeleverd krijgen daarvan, lopen de verklaringen van de werkneemster uiteen en zijn deze naar het oordeel van de kantonrechter niet geheel eenduidig.
Uit de door de werkneemster afgelegde verklaringen leidt de kantonrechter in ieder geval af dat de werkneemster pas kort voor het verstrijken van de in artikel 2 van de arbeidsovereenkomst genoemde termijn een aanvraag voor een VOG bij het ministerie heeft ingediend.
Ontslagbescherming
De voor de arbeidsovereenkomst kenmerkende bescherming van de werknemer, die onder meer tot uiting komt in het wettelijk stelsel van het ontslagrecht, brengt mee dat de geldigheid van een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst slechts bij uitzondering kan worden aanvaard.
Drie eisen bij ontbindende voorwaarde
Door de Hoge Raad is bepaald dat het opnemen van een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst onder bepaalde omstandigheden mogelijk is, indien is voldaan aan drie elementen:
- Het opnemen van een ontbindende voorwaarden mag geen strijdigheid opleveren met het stelsel van het ontslagrecht.
- De vervulling van de ontbindende voorwaarde moet objectief worden bepaald.
- Na de vervulling van de ontbindende voorwaarden moet geen invulling meer kunnen worden gegeven aan de arbeidsovereenkomst.
Volgens de kantonrechter is in het onderhavige geval aan voornoemde elementen voldaan en heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst van de werkneemster door middel van het inroepen van de ontbindende voorwaarde rechtsgeldig beëindigd. Daartoe wordt het volgende overwogen.
De ontbindende voorwaarde is niet in strijd met enige wettelijke bepaling dan wel een opzegverbod. Door de werkgever is daarnaast onweersproken gesteld en onderbouwd dat de VOG wettelijk verplicht is voor de uitoefening van de functie.
Niet gesteld kan daarnaast worden dat het vervullen van de ontbindende voorwaarde niet objectief bepaald kon worden en afhankelijk is gesteld van de subjectieve waardering van één partij. Het afgeven van een VOG geschiedt door het ministerie en het verkrijgen van een VOG is niet afhankelijk van de wil van partijen.
Artikel 2 van de arbeidsovereenkomst bevat daarnaast een concrete (en vooraf voor partijen kenbare) termijn. De werkneemster heeft met deze ontbindende voorwaarde, via ondertekening van de arbeidsovereenkomst, ingestemd, zodat deze voorwaarde wordt geacht tussen partijen te zijn overeengekomen.
Geen VOG, geen functie uitoefenen
Nu voor de uitoefening van de functie een VOG wettelijk verplicht is, kan worden vastgesteld dat er geen invulling kan worden gegeven aan de arbeidsovereenkomst indien de betreffende werknemer geen VOG kan verkrijgen. Zonder VOG is het immers niet mogelijk om de functie uit te oefenen. Aan het derde element is dan ook voldaan.
Nu de arbeidsovereenkomst per 30 januari 2021 rechtsgeldig tot een einde is gekomen, bestaat voor toewijzing van het door de werkneemster subsidiair verzochte geen grondslag. De door de werkneemster ingediende verzoeken wijst de kantonrechter dan ook af.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 9 juni 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:5162