In de arbeidsovereenkomst is afgesproken dat overwerkvergoeding verschuldigd is ongeacht het aantal gewerkte uren. De overwerkvergoeding is een verkapte loonsverhoging.
Wat is de situatie?
De werkneemster werkt in een kantine van een school.
Sinds 1 augustus 2008 ontvangt de werkneemster een overwerkvergoeding van € 500 per maand, die per 1 januari 2011 naar € 750 per maand is verhoogd.
De werkneemster heeft vanaf 1 september 2020 geen vaste overwerkvergoeding meer ontvangen.
Brief werkgever
Bij brief van 20 oktober 2020 heeft de werkgever aan de gemachtigde van de werkneemster onder meer het volgende geschreven:
“Mevrouw had al in moeten zien dat er een vergoeding wordt gegeven voor werk dat zij niet verricht. We spreken over een vergoeding van € 54.000 voor 252.8 uur aan overwerk. Dit betekent een uurloon van € 213,61 waarbij zij ook nog eens 34 uur aan TVT heeft opgebouwd (dus dubbel)
Dit is buiten alle proporties. De vergoeding is nu stopgezet sinds september 2020 echter we gaan de vergoeding vanaf maart 2020 tot en met augustus 2020 ook terug halen. Die gehele periode zijn wij dicht geweest en is er geen enkele sprake geweest van overwerk.”
Verklaring ex-werkgever
De werkneemster heeft een verklaring van 29 oktober 2020 overgelegd van de oprichter van de rechtsvoorganger van de werkgever, waarin het volgende staat:
“Ik heb met jou die afspraak persoonlijk gemaakt en de afspraak was:
Wij hebben dit toen zo geformuleerd omdat je aan het uiterste van je loon schaal zat.
Om naar een andere schaal te kunnen gaan moet de locatie aan een aantal eisen voldoen. Die eisen heb ik niet meer helder voor ogen maar waren o.a. aantal collega’s die je moet aansturen en het aantal uitgifte punten.
Om je toch naar behoren te belonen en geen scheve gezichten binnen de organisatie te krijgen hebben wij toen het op deze manier gedaan de loonsverhoging in de vorm van een overwerktoeslag.
Terwijl er eigenlijk bijna nooit geen overwerk was op jou locatie.
Achteraf gezien was dat natuurlijk niet zo als het hoorde en heb jij nu de problemen hiervan.”
Naar de rechter
De werkneemster vordert onder meer dat de voorzieningenrechter de werkgever veroordeelt tot:
- betaling van een bedrag van € 3.000 bruto aan ‘vaste overwerkvergoeding’ over de periode van 1 september 2020 tot en met december 2020;
- doorbetaling van de vaste toeslag van € 750 bruto per maand vanaf 1 januari 2021.
Wat zegt de werkneemster?
De werkneemster legt aan de vordering ten grondslag dat de rechtsvoorganger van de werkgever met haar een loonsverhoging van € 750 bruto per maand in de vorm van een ‘overwerktoeslag’ is overeengekomen. Naast de voorgaande partijbedoeling volgt ook uit de tekst van de arbeidsovereenkomst dat tussen partijen een loonsverhoging is overeengekomen, ongeacht het aantal overuren dat de werkneemster werkte. Dit betreft een vast looncomponent en daarmee een primaire arbeidsvoorwaarde die niet zonder meer eenzijdig kan worden gewijzigd. Het voorgaande geldt des te meer nu in de arbeidsovereenkomst geen eenzijdig wijzigingsbeding is opgenomen. Het is onredelijk dat deze arbeidsvoorwaarde die de werkneemster al twaalf jaar genoot, zonder enige compensatie- of afbouwregeling, is ingetrokken.
Wat zegt de werkgever?
De werkgever betwist de vordering. Zij voert aan dat aan het ontvangen van de overwerkvergoeding de voorwaarde is verbonden dat de werkneemster daadwerkelijk overuren heeft gemaakt. Volgens de overzichten is er vanaf 2016 nauwelijks sprake van overwerk.
Sinds Covid-19 liggen de werkzaamheden van de werkneemster stil. Het moet niet zo zijn dat de werkgever 26 weken dicht is en dat werknemers alsnog een overwerktoeslag ontvangen.
In verband met de teruglopende financiële resultaten beroept de werkgever zich op het arrest inzake Stoof/Mammoet, aangezien zij een bedrijfseconomisch belang heeft bij de wijziging van deze arbeidsvoorwaarde.
Daarbij moet niet te veel gewicht aan de verklaring van de ex-werkgever worden toegekend. De grammaticale uitleg van de arbeidsovereenkomst gaat immers vóór de partijbedoeling. Als het toentertijd als persoonlijke loonsverhoging was bedoeld, had het ook zodanig moeten worden vastgelegd.
Wat oordeelt de kantonrechter?
De kantonrechter oordeelt dat de uitleg van de werkgever niet kan worden gevolgd en licht dat als volgt toe.
Partijen zijn vanaf 2008 een overwerkvergoeding overeengekomen, die in 2011 is verhoogd. Ter zitting is vast komen te staan dat deze overwerkvergoeding ongewijzigd is gebleven op het moment dat de werkneemster naar een kleinere bedrijfskantine is overgeplaatst. Vast staat dat de werkgever over de periode van 2008 tot en met 2020 deze overwerkvergoeding maandelijks heeft betaald, terwijl zij niet gecontroleerd heeft hoeveel overuren door de werkneemster daadwerkelijk zijn gemaakt.
Verkapte loonsverhoging
Deze gang van zaken ligt in lijn met de verklaring van de ex-werkgever dat de overwerkvergoeding een verkapte loonsverhoging inhield. Ook is dit in overstemming met de tekst van artikel 4 van de arbeidsovereenkomst, waarin staat dat de overwerkvergoeding verschuldigd is ‘ongeacht het aantal overgewerkte uren’.
Uitleg werknemer juist
Gelet op de eenduidig interpreteerbare tekst van de arbeidsovereenkomst, het verloop in het verleden en de verklaring van de ex-werkgever, is het op zijn minst aannemelijk dat de uitleg van de werkneemster voor juist moet worden gehouden en van die stand van zaken moet in dit kort geding worden uitgegaan.
Schijnbaar heeft de werkgever in verband met de tegenvallende bedrijfsresultaten door corona naar een afwijkende uitleg van artikel 4 van de arbeidsovereenkomst gegrepen. Nu de kantonrechter het verweer van de werkgever niet volgt, zal de vordering van de werkneemster tot het betalen van de vaste overwerkvergoeding vanaf 1 september 2020 tot nu toe worden toegewezen. De wettelijke rente en de wettelijke verhoging over de overwerkvergoeding zal vanaf 1 september 2020 worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke verhoging zal worden gematigd tot 10 procent.
Ondanks de uitdrukkelijke betwisting van de kant van de werkgever dat zij van plan zou zijn tot verrekening van al uitbetaalde overwerkvergoedingen met het (overig) loon over te gaan, ziet de kantonrechter aanleiding om het gevorderde verbod tot verrekening van de toegewezen overwerkvergoeding met het loon van de werkneemster toe te wijzen.
Beslissing kantonrechter
De kantonrechter:
- veroordeelt de werkgever tot betaling aan de werkneemster van € 3.000 bruto aan overwerkvergoeding over de periode van 1 september 2020 tot en met december 2020, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ad 10 procent en de wettelijke rente over dat bedrag vanaf datum opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
- verbiedt de werkgever de toegewezen overwerkvergoedingen met het bruto maandloon van de werkneemster te verrekenen;
- veroordeelt de werkgever tot betaling aan de werkneemster van de maandelijkse overwerkvergoeding van € 750 bruto vanaf 1 januari 2021;
- veroordeelt de werkgever tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 25 januari 2021,ECLI:NL:RBNHO:2021:1248