Het feit dat de werknemer na de weigering van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te beëindigen en vóór deze uitspraak de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, doet daaraan niet af. Dit oordeelt Hof ‘s-Hertogenbosch.
Wat is de situatie?
Een langdurig arbeidsongeschikte werknemer heeft herhaaldelijk aan de werkgever gevraagd om na het verstrijken van de periode van loondoorbetaling na ziekte de arbeidsovereenkomst met hem te beëindigen onder toekenning van een transitievergoeding. De werkgever heeft dat geweigerd en daarmee niet voldaan aan goed werkgeverschap.
Ter zitting in hoger beroep heeft de werknemer de vordering beperkt tot de berekende transitievergoeding per 2 oktober 2016, zijnde een bedrag ad € 77.000 bruto.
De werkgever heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Met verwijzing naar de overweging van de Hoge Raad van 8 november 2019 verwerpt het hof de stellingen van de werkgever die betogen dat haar weigering om in te stemmen met het voorstel van werknemer niet in strijd is met goed werkgeverschap. De werkgever heeft geen ander belang gesteld bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst dan het niet hoeven betalen van de transitievergoeding.
Niet alleen voor verzoeken na HR-arrest
De werkgever heeft nog betoogd dat deze verplichting voor werkgevers om in te stemmen met een verzoek van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst alleen geldt voor verzoeken tot beëindiging van werknemers gedaan na deze uitspraak van de Hoge Raad. Het hof is het daarmee niet eens.
Wet compensatie transitievergoeding
Hoofdargument voor de uitleg van de Hoge Raad is de invoering van de Wet compensatie transitievergoeding en het feit dat die wet beoogde de belangrijkste beweegreden voor werkgevers weg te nemen om dienstverbanden na twee jaar arbeidsongeschiktheid slapend te houden. Die wet is op 11 juli 2018 gepubliceerd. Ingevolge die wet is compensatie mogelijk voor betaalde transitievergoedingen bij arbeidsovereenkomsten die op of na 1 juli 2015 wegens langdurige arbeidsongeschiktheid zijn geëindigd.
Geen goed werkgever
De werknemer heeft de werkgever ook gewezen op deze wet toen hij zijn verzoek om de arbeidsovereenkomst te beëindigen herhaalde. De weigering van de werkgever om in te stemmen met het verzoek van de werknemer is een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar verplichting als goed werkgever. De werkgever moet daarom de geleden schade door deze tekortkoming vergoeden.
Duizenden AOW-gerechtigden
De werkgever heeft nog aangevoerd dat duizenden ex-werknemers, onder wie AOW-gerechtigden, in dat geval hun werkgever aansprakelijk kunnen stellen en dat de Hoge Raad dit niet heeft gewild. Dat leidt echter niet tot een ander oordeel.
Na publicatie wet
Het hof overweegt daarbij dat het in deze zaak gaat om een werknemer die ná publicatie van de Wet compensatie transitievergoeding én voordat hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikte zijn werkgever daadwerkelijk heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst te beëindigen onder toekenning van een transitievergoeding.
Pensioengerechtigde leeftijd
Het hof wijst er nog op dat de Hoge Raad heeft overwogen dat in het feit dat de werknemer bijna de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt op het moment dat hij het beëindigingsvoorstel doet, geen belang voor de werkgever kan zijn gelegen om niet akkoord te gaan met een dergelijk voorstel.
Geen recht op compensatie?
De werkgever aangegeven dat juist in dit specifiek geval de werkgever geen recht op compensatie heeft omdat de arbeidsovereenkomst inmiddels is geëindigd in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van werknemer, zodat geen transitievergoeding verschuldigd is en dus voor de werkgever geen recht op compensatie bestaat.
De werknemer heeft schade geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van de werkgever tot het bedrag van de niet ontvangen transitievergoeding.
Voor rekening en risico werkgever
Indien de werkgever had voldaan aan haar verplichting uit hoofde van goed werkgeverschap en had ingestemd met beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een transitievergoeding voordat werknemer de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt, dan had zij aanspraak kunnen maken op de regeling van de Wet compensatie transitievergoeding. Dat zij mogelijk geen aanspraak heeft op enige compensatie komt daarom voor haar rekening en risico. Er is geen rechtvaardiging om het verzoek tot schadevergoeding wegens het niet nakomen van die verplichting af te wijzen.
Compenseren wel mogelijk
De werkgever gaat er vanuit dat zij geen recht heeft op compensatie. Het hof sluit echter niet uit dat de werkgever een beroep kan doen op compensatie van de betaalde vergoeding.
Daarbij betrekt het hof het feit dat in deze zaak een met de transitievergoeding gelijk te stellen schadevergoeding is voldaan, die juist haar grondslag vindt in de niet-nakoming van een verplichting die is ontstaan als gevolg van de invoering van de Wet compensatie transitievergoeding en die – als deze wel was nagekomen – voor compensatie in aanmerking was gekomen. Het compenseren van de door de werkgever te betalen vergoeding zou daarmee kunnen passen binnen de ratio van de wettelijke regeling. Het hof realiseert zich echter dat het niet in de beoordeling van een dergelijk verzoek door het UWV (en de bestuursrechter) kan treden.
Schadevergoeding
De werknemer heeft schade geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van de werkgever tot het bedrag van de niet ontvangen transitievergoeding.
Het hof veroordeelt de werkgever daarom tot betaling van een schadevergoeding aan de werknemer ter hoogte van de transitievergoeding van € 77.000 bruto.
Uitspraak Hof ‘s-Hertogenbosch, 9 januari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:31