Een man is op 1 februari 2019 in dienst getreden bij de werkgever als kok en later ook als bezorger.
Op de arbeidsovereenkomst is de algemeen verbindend verklaarde horeca-cao van toepassing. De functie van kok en bezorger vallen beiden onder functiegroep 3 tegen een cao-uurloon per 1 januari 2019 van
€ 10,50.
Op of rond 10 mei 2019 heeft een ruzie plaatsgevonden tussen de man en de vader van de bestuurder van de werkgever. De werknemer heeft te horen gekregen dat hij moest vertrekken. Hij heeft daarna niet meer voor de werkgever gewerkt.
Loonvordering
De man vordert bij vonnis in kort geding de werkgever te veroordelen om aan hem € 15.866,55 te betalen.
Over de hele periode dat de werknemer voor de werkgever heeft gewerkt heeft geen enkele (loon)betaling plaatsgevonden, aldus de man.
Salaris al betaald
De werkgever heeft de vordering betwist en heeft daartoe aangevoerd dat partijen een salaris van € 800, per maand zijn overeengekomen en dat de werkgever dat salaris steeds aan het einde van de maand op verzoek van de werknemer aan hem heeft voldaan. De werkgever is geen salaris meer aan de werknemer verschuldigd.
De werknemer werkte alleen op vrijdag, zaterdag en zondag. Hemelvaartsdag en Tweede Paasdag heeft hij niet gewerkt, hij heeft wel op Koningsdag gewerkt. Het klopt dat de man geen vakantiedagen heeft opgenomen. Volgens de salarisstroken heeft hij in totaal 346,67 uur gewerkt.
Omvang gewerkte uren
Partijen twisten over de omvang van de daadwerkelijk door de werknemer gewerkte uren. De kok/bezorger stelt zich op het standpunt dat hij in totaal 903 uur heeft gewerkt. Uit de stellingen van de werkgever de door opgemaakte loonstrookjes leidt de kantonrechter af dat de werkgever zich op het standpunt stelt dat de man in totaal 346,67 uur heeft gewerkt.
Niet betaald volgens cao
Tussen partijen is ter zitting vast komen te staan dat de werkgever in de door haar verstrekte salarisspecificaties is uitgegaan van een uurloon van € 9,23 terwijl dit volgens de toepasselijke horeca-cao een uurloon van € 10,50 moet zijn. De werknemer is dus niet volgens de toepasselijke horeca-cao betaald en heeft in elk geval 346,67 uur heeft gewerkt.
Betaling achterstallig salaris
De kantonrechter ziet in die omstandigheid aanleiding om aan achterstallig salaris toe te wijzen het brutosalaris dat werkgever aan werknemer verschuldigd is (€ 10,50 x 346,67 uur=) € 3.640,04 bruto onder aftrek van (4 x € 800,- =) € 3.200,00 netto.
Niet gesteld of gebleken is dat de werkgever de feestdagentoeslag aan de werknemer heeft betaald. Aangezien de werknemer volgens de werkgever in ieder geval 7 uur per dag werkte, is aan feestdagentoeslag een bedrag van (50 % van 10,50 x 14 uur =) € 73,50 toewijsbaar.
De werkgever heeft niet betwist dat de werknemer vakantiedagen heeft opgebouwd die hij niet heeft genoten en dat hij nog aanspraak heeft op betaling van het vakantiegeld. De man heeft in dit kader een bedrag van (€ 211,68 + € 758,52 =) € 970,20 gevorderd. Omdat de werkgever de juistheid van dit bedrag niet heeft betwist wordt daarvan uitgegaan en wordt bedoeld bedrag toegewezen.
De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van in totaal (€ 3640,04 + € 73,50 + € 970,20=)
€ 4.683,74 bruto onder aftrek van € 3.200,00 netto.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 13 november 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:10178