Om elke werknemer in Nederland een minimale beloning te garanderen, is de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in 1969 ingevoerd.
Zo’n 500.000 banen worden in Nederland betaald op het niveau van het wettelijk minimumloon (WML). De hoogte van het WML staat niet op zichzelf. Een aantal socialezekerheidsregelingen is gekoppeld aan het WML. Als het WML stijgt, dan stijgen de bijstand en de AOW dus mee. Het WML heeft daarmee een grote impact op de samenleving.
Het uitvoeren van een evaluatie van de hoogte van het minimumloon is wettelijk geregeld. De evaluatie wordt gewoonlijk eens per vier jaar uitgevoerd. Ditmaal is gekozen de periode 2011-2018 te evalueren.
In de evaluatie is geanalyseerd of er in de afgelopen acht jaar ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die een bijzondere aanpassing van het wettelijk minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen wenselijk maken.
Uit de evaluatie komt naar voren dat:
- De ontwikkeling van het WML in de pas gelopen heeft met de contractloonontwikkeling en groter was dan de feitelijke loonontwikkeling, waarin incidentele loonontwikkeling ook is meegenomen;
- De koopkracht van werkenden met een minimumloon in de periode 2011- 2018 is gestegen: een positieve koopkrachtontwikkeling in de tweede helft van deze periode compenseert koopkrachtdalingen in de eerste helft van de periode als gevolg van de economische crisis en een lage nominale loonontwikkeling.
- Nederland een lage inkomensongelijkheid kent en dat deze in de periode 2011-2018 stabiel is gebleven;
- Er beleidsmatige en wetenschappelijke vragen bestaan over de effecten van een verhoging van het WML en deze aanleiding geven tot het doen van vervolgonderzoek;
- Het minimumloon in Nederland, in vergelijking met andere (Europese) landen, afhankelijk van de precieze maatstaf, in het midden tot hoog in de verdeling ligt.
Reactie kabinet
Uit de evaluatie van het wettelijk minimumloon komen geen factoren naar voren die een bijzondere aanpassing van het wettelijk minimumloon wenselijk maken.
Het WML heeft de cao-contractloonontwikkeling bijgehouden en de feitelijke loonontwikkeling overstegen, de koopkracht van werkenden met een minimumloon is in de periode 2011-2018 toegenomen, de inkomensongelijkheid is niet duidelijk gestegen of gedaald en ook internationaal gezien is de positie van het Nederlandse minimumloon vrijwel onveranderd gebleven. Deze indicatoren geven geen aanleiding tot bijstelling. Het kabinet is daarom op basis van deze evaluatie ook niet van plan een aanpassing uit te voeren.
Nader onderzoek
Uit de evaluatie blijkt dat er behoefte is aan nader onderzoek naar de werkgelegenheidseffecten van een aanpassing van het WML. Het CPB is bezig deze inzichten in kaart te brengen. Ook vraagt het kabinet het CPB nader onderzoek te doen naar de bredere economische doorwerking van een aanpassing van het WML, waarin ook de indirecte effecten van een aanpassing kunnen worden meegenomen.
Verder houdt het kabinet de inkomenspositie van mensen, waaronder die van mensen aan de basis van de arbeidsmarkt, goed in de gaten.
Jaarlijks met Prinsjesdag informeert het CPB over de verwachte koopkrachtontwikkeling en besteedt de begroting van het ministerie van SZW hier uitgebreid aandacht aan.
Het kabinet vindt het belangrijk om nu en in de toekomst goed in de gaten te houden of het minimumloon en de daar aan gekoppelde sociale uitkeringen, toereikend zijn en blijven.
Evaluatie wettelijk minimumloon 2011-2018